Door de koude naht lagen we lekker in onze slaapzakken en
waren we laat wakker, maar dat het vooral omdat de klok twee uur vooruit was
gegaan. Na het ontbijt weer op weg.
In de ochtend nog steeds hetzelfde landschap, maar in de middag begon het
landschap te veranderen. We kwamen in de Oeral en het werd heuvelachtiger. Het
landschap werd aantrekkelijker met stromende bergbeekjes langs de weg en bergen
op de achtergrond. Aan het begin van de avond bij een restaurantje, wat hier
overigens Café heet, weer een maaltje gegeten. Daarna weer een plekje gezocht.
Het werd niet het gedroomde plekje aan een beek waar we een dag zouden kunnen
blijven staan, maar een open plek in een bos. Er was plenty brandhout, dus een
kampvuur was geen probleem. Er waren
wel weer tamelijk veel muggen, maar met een beetje DEET was het te doen.
Het
vinden van Wifi was nog steeds een probleem, dus ik probeerde het verslag van de
eerste week op internet te zetten met de telefoon als wifi hotspot, maar dat
wilde niet lukken. Ze zouden dus thuis nog wat langer op onze avonturen moeten
wachten. Op zondagmorgen werden we wakker op ons muggenplekje tussen de berken.
De muggen werden direct weer actief. We hebben snel ons ontbijtje opgegeten en
zijn weer vertrokken. We kwamen aan bij de afslag waar ik de kleine wegen in de
route gepland had. Al snel werd de asfaltweg een gravelweg
en niet veel later werd de gravelweg twee spoortjes door het weiland. We
reden dooe kleine Russische dorpjes, waar de mensen aan de dagelijkse dingen
bezig waren en door velden met “wilde” paarden.
Zo langzamerhand werd het pad
minder en moeilijker te vinden. Waar het wat lager was werd het al snel drassig
en al gauw moest de lier er aan te pas komen om verder te kunnen.
De richting van het pad klopte nog steeds redelijk met de planner, dus we
gingen steeds maar verder. De
passages werden steeds lastiger en ondanks vooruitlopen om de situatie goed te
bekijken of omleidingen om de moddergaten te vinden moesten we steeds vaker
slepen en lieren. Bomen waren er gelukkig genoeg dus met een beetje opletten dat
we niet allemaal tegelijk vast
kwamen te zitten konden we nog steeds verder komen. De slippers waren inmiddels
vervangen door de hoge schoenen en zo waren we de hele middag in de modder
bezig.
We kwamen steeds hoger en op een gegeven moment kwamen we op een meer
open terrein, waar we een picknick tafel vonden bij een riviertje. We besloten
daar te kamperen. Omdat de lucht er nogal dreigend uitzag zetten we de partytent
ook maar op. Met het kampvuur en de DEET tegen de muggen kwamen we de avond
door.
’s Nachts vond ik dat er nogal veel
muggen in mijn tent zaten, wat anders nooit zo was. Het waaide nogal en als de
zijkant opwaaide kwam er een kier van een paar centimeter open, waardoor de
muggen zo naar binnen waaiden.
Zo
merkte ik na twee jaar gebruik van de tent dat de rits onder aan de zijkant toch
nut had. Door de muggen kon ik ‘s morgens de slaap niet meer vatten en ben ik me
lekker in de rivier gaan wassen. Dat was inmiddels
al een week geleden. Na het wassen kroop ik helemaal in mijn slaapzak en
kon muggenvrij nog lekker een paar uurtjes liggen. Het was toch weer fris toen
we uit bed kwamen en met de lange broeken en jassen aan gingen
we weer verder. We dachten dat we het ergste gehad hadden, maar dat bleek
een misvatting. Al snel waren we weer volop bezig met lieren en slepen door de
modderpaden. Het werd ook steeds moeilijker om het juiste pad te vinden omdat
voorgangers allerlei
omwegen gemaakt
hadden, die dan weer de verkeerde kant op leken te gaan, maar uiteindelijk soms
weer goed uitkwamen.
We werden zelf
ook steeds handiger in het zoeken van omwegen om de slechtste stukken, dus we
dachten aardig op te schieten. Rond de middag kwamen we bij een picknick plaats
bij een riviertje, vlak bij een kleine nederzetting . Al snel kwam er een UAZ
busje aanrijden. Het waren zo’n beetje de enige inwoners van het dorp die kwamen
kijken wat er nu aan was komen rijden.
Na de gebruikelijke vragen waar we
vandaan kwamen en waar we naar toe gingen vroegen ze ons mee om te eten . We
hebben dat beleefd afgeslagen, want we hadden het idee om de Jeeps een beetje
schoon te maken bij het riviertje. Ze vertelden ons nog dat de weg naar het
volgende dorpje een “light road” was en gingen toen weer verderop.
Wij
reden de Jeeps de rivier
in en maakten ze schoon.
Arno z’n Jeep liep bijna niet meer en met veel moeite
kwam hij de rivier uit. Na een uurtje zoeken werd het euvel, een afgebroken
soldeerverbinding, gevonden en konden we verder.
De weg naar het volgende dorpje was inderdaad een redelijk goed pad en we
dachten dat we de hoofdweg wel zouden gaan halen. We wilden voor de hoofdweg een
plekje zoeken om een dagje te staan om onderhoud te doen en dan naar de
Kazachstaanse
grens rijden. Het liep
een beetje anders. Na het dorpje werd de weg al snel weer slechter en een
paar kilometer verder waren we alweer aan het lieren en slepen.
De paden waren
nog slechter en moeilijker te vinden dan eerder. We moesten door moddergaten
waar we bij Jeep evenementen gewoonlijk omheen rijden. We bleven steeds nog
redelijk op het spoor van de routeplanner, maar op een gegeven moment stonden we
voor een hindernis waar achter een paar moddergaten een grote boom op
het pad lag. We dachten dat het geen optie was om er doorheen te gaan.
Omdat we ook niet helemaal zeker waren of we nog op de goede route zaten gingen
we een omleidingsroute zoeken. Eerst lopen, toen met de auto’s probeerden we om
de plek heen te komen, maar we liepen steeds weer vast. Uiteindelijk stonden we
weer voor de hindernis en gingen nog maar eens kijken. Toen we iets verder
doorliepen zagen we dat er een paadje om de omgevallen boom was, waar ook sporen
stonden
zoals we die middag al
eerder gezien hadden. Het moddergat bleek ook nog mee te vallen. Arno die als
eerste ging moest nog even lieren. Toen merkten we dat we het boomlint bij de
vorige hindernis hadden laten liggen. Ik reed terug om het op te halen en toen
ik weer bij de anderen was, stond Herman ook al aan de overkant en ik kon er ook
zo door rijden. Het was inmiddels al laat geworden en op een kruispunt van
paden, waar een beetje ruimte was sloegen we ons kamp op.
Het schoonmaken van de
Jeeps tussen de middag was verspilde energie geweest, ze zagen er inmiddels weer
beestachtig uit. Ook hier zaten weer veel muggen en omdat het al laat was
maakten we geen kampvuur. Toen het bier ook nog op ging zijn we maar op tijd
naar bed gegaan. Na een ontbijtje met crackers
en een blik noedels, want het brood was ook op, gingen we vol goede moed
weer verder de route volgen. We dachten weer dat we er zo’n beetje waren, want
het pad werd zelfs een soort verhard en er stonden ook borden langs de weg. Ook
nu hadden we weer te vroeg gejuicht. Na een paar afslagen zaten we weer in de
prut en waren we weer aan het lieren.
We kwamen bij een nederzetting, een soort
survival kamp met quads en sledehonden. Een man vroeg ons waar we vandaan kwamen
en waar we naar toe gingen. We zeiden dat we naar Cheljabinsk wilden en hij wees
een kant op. We reden het dorpje uit langs een mooi stuwmeertje, maar al snel
leek het de verkeerde kant op te gaan. Een paar paadjes geprobeerd, maar steeds
liepen we vast op paden die met de quads compleet aan gort gereden waren. We
zaten een beetje op een dood spoor, maar toen dacht ik aan de Osmand kaarten die
ik de afgelopen winter gedownload had. (Nog bedankt voor de tip Siert). Daar zat
ook een detail kaart van de Oeral bij. Daar stond het pad waar we opzaten in
ieder geval op. Toen konden we ook zien dat het de verkeerde kant op liep. We
moesten terug langs het stuwmeer en dan de andere kant op het dorp uit. Met
goede kaart erbij vonden we nu wel het goede paadje het dorp uit, maar ook dit
was meer voor quads geschikt. Het werd weer een stuk lieren en slepen, maar na
een paar uurtjes knoeien kwamen we weer op het hoofdpad.
Op de kaart zag ik dat
we nu de goede richting de bewoonde wereld te pakken hadden. Bij het eerste
dorpje hadden ze nog geen winkel, dus we reden nog maar door naar het volgende
dorpje. Daar was wel een winkeltje, wat beheerd werd door een stel kinderen. Ze
vonden het prachtig om brood bier en chips aan een stel buitenlanders te
verkopen. Herman had ook weer telefoonbereik en kon zijn bloedwaarde doorgeven
aan de trombosedienst. Dat was ook steeds een hot item, maar dat was nu ook
direct geregeld.
We reden het dorp uit om een plekje te zoeken. We reden een
zijweg voorbij en moesten keren. Toen ik een scherpe draai maakte ging ik met
moeite en piepende banden de bocht om. Het leek of het achter differentieel vast
zat. Ik reed verder maar met één kant door de berm. We zochten en vonden een
mooi plekje aan een rivier, waar de Russen zo te zien ook veel recreëerden. Er
waren tafeltjes, houtblokken en kampvuurplaatsen. Wat nog het meest bijzondere
was: toen we een biertje zaten te drinken waren er nauwelijks muggen. Jammer
genoeg ging dat ’s avonds niet meer op en hadden we weer de gebruikelijke muggen
aanval die met DEET enigszins te temperen was. Ik keek nog even naar het
differentieel, het bleek dat het luchtklepje wat de sper bediend verstopt zat,
dus het slangetje los en het probleem was voor het moment opgelost. Herman
klaagde over een plekje op zijn arm en vroeg mij het eens te bekijken. We konden
niet goed zien wat het was, maar de camera in de makro stand bracht uitkomst.
Het bleek een teek te zijn.
Met de tekentang die Leen de vorige vakantie in de
verbanddoos achter gelaten had konden we hem vakkundig verwijderen. Herman
kookte een macaroni maaltje, Arno maakte het kampvuur aan en ik schreef aan het
verslag, zo hadden we een lekkere avond. Toen ik ’s morgens wakker werd hoorde
ik druppels op de tent. Dat was een vieze tegenvaller, want we hadden gepland om
een dagje te blijven staan om de jeeps schoon te maken en na te lopen. Dat
hebben we toch maar gedaan. We hebben voor het ontbijt wel eerst de partytent
opgezet. Arno had een tik in de vooras, dus die ging bij de tent sleutelen.
Herman en ik gingen verderop in de rivier de Jeeps wassen. Toen dat klaar was
doorsmeren en de sper repareren. Daarna nog de was doen en zo was de dag snel
weer om. Gelukkig was wel de zon weer gaan schijnen. Toen ik alle klusjes klaar
had nog even naar de winkel van de kinderen om nieuw bier te halen . Daarna weer
een gebruikelijke kampeer avond. Op donderdag vertrokken we weer van onze luxe
kampeerplek om de laatste etappe naar de Kazachstaanse
grens te rijden. Het was wel lekker om
weer eens op glad asfalt te rijden. We schoten lekker op, maar we moesten nog
winkelen en daarom besloten we maar om nog niet de grens over te gaan. Zo’n
vijftig kilometer voor de grens zag ik een camping bordje. Herman en Arno waren
er al voorbij, dus ik meldde het over de bak. In eerste instantie reed Herman
door, maar toen kwamen we
tien kilometer
verder langs een grote supermarkt. Toen we daar gestopt waren stelde ik voor om
na het winkelen terug te rijden naar de camping. Zo gezegd, zo gedaan.
De camping bleek een veldje met een barretje te zijn aan een strandje aan
een meer.
Het zonnetje scheen lekker, dus we konden aan het strand een biertje
drinken. Herman en Arno hadden nog wat klusjes aan de Jeeps en ik kon met mijn
laptop op schoot
aan de rand van het
meer mijn verslag
schrijven. We
vroegen aan de campingbaas of we wat te eten konden krijgen. Dat was geen
probleem, dus we bestelden om acht uur een maaltje. Toen zo’n beetje klaar waren
om te gaan eten kwam de campingbaas de maaltjes
al bij onze tafel op het strand serveren. We hadden deze avond geen
kampvuur, maar genoten van de prachtige zonsondergang boven het meer en het
concert van de kikkers die aan de waterkant rond sprongen.
Van de camping af
gingen we eerst nog de Russische roebels op tanken. Daarna richting grens. Voor
de grens nog een bakkie koffie, want we verwachtten dat het wel een poosje zou
gaan duren. Het was een rustige grensovergang, dus bij de Russische uit grens
waren we direct aan de beurt. De paspoorten werden afgestempeld en zonder
verdere tijdrovende zaken konden we naar de Kazachstaanse grens. Daar kregen we
van de soldaat bij de poort twee briefjes die we moesten invullen, maar toen we
dat bij de auto’s gingen doen gebaarde hij direct dat we verder moesten rijden.
Een andere soldaat liet ons stoppen voor een kantoortje en hij wees dat we daar
naar binnen moesten. Twee vriendelijk ogende Kazachstaanse mannetjes voerden
onze gegevens in in de computer en gaven onze papieren terug. Buiten was niemand
meer te zien, dus we dachten dat we klaar waren. Bij de uitgang van het terrein
bleek toch dat we een stempeltje misten. We reden terug en daar was de soldaat
weer om de auto’s te controleren. Toen dat gebeurd was kregen we het vereiste
stempeltje en konden we Kazachstan in rijden.
Na een paar meter werden we tegen gehouden. Het bleek dat we bij een paar
keetjes nog een verzekering moesten kopen. We werden geholpen door enthousiaste
jongens en meisjes, die ook van alles over de reis en de auto’s wilden weten.
Voor 22 euro per auto werd de verzekering geregeld. Na nog een paar foto’s in de
Jeeps konden we verder. Het eerste wat we nu nodig hadden was een pinautomaat.
Op de planner zag ik dat er plenty waren in de eerste grote stad op honderd
kilometer van de grens. De weg was recht en redelijk goed, dus na anderhalf uur
konden we onze portemonnee vullen met Kazachstaans
geld. We reden de stad weer uit. Het was inmiddels enorm hard gaan waaien
en de temperatuur was gekelderd van 25 naar 18 graden. We zochten een eettentje.
Het was een simpel gebouwtje. Binnen stonden tafels met krukjes er omheen. We
konden duidelijk maken dat we een
vlees maaltje en koffie wilden. Het was geen Haute Cuisine, maar smaakte toch
prima. Na het eten wilden de dames uit de keuken ook nog even met de Jeeps op de
foto.
Het landschap was vlak, vrijwel zonder bomen. Bij het eerste bosje wat we
in de verte zagen zijn we maar van de weg af gegaan en hebben we de Jeeps daar
geparkeerd. We hadden al gegeten, dus koken hoefde niet meer. Na een biertje en
de route plannen door Kazachstan zijn we maar op tijd naar bed gegaan. Al was
het geeneens zo erg vroeg meer, want de klok moest ook weer een uur vooruit.