Week 3:    De Oeral

 

Door de koude naht lagen we lekker in onze slaapzakken en waren we laat wakker, maar dat het vooral omdat de klok twee uur vooruit was gegaan. Na het ontbijt weer op weg.  In de ochtend nog steeds hetzelfde landschap, maar in de middag begon het landschap te veranderen. We kwamen in de Oeral en het werd heuvelachtiger. Het landschap werd aantrekkelijker met stromende bergbeekjes langs de weg en bergen op de achtergrond. Aan het begin van de avond bij een restaurantje, wat hier overigens Café heet, weer een maaltje gegeten. Daarna weer een plekje gezocht. Het werd niet het gedroomde plekje aan een beek waar we een dag zouden kunnen blijven staan, maar een open plek in een bos. Er was plenty brandhout, dus een kampvuur was geen probleem.  Er waren wel weer tamelijk veel muggen, maar met een beetje DEET was het te doen.

Het vinden van Wifi was nog steeds een probleem, dus ik probeerde het verslag van de eerste week op internet te zetten met de telefoon als wifi hotspot, maar dat wilde niet lukken. Ze zouden dus thuis nog wat langer op onze avonturen moeten wachten. Op zondagmorgen werden we wakker op ons muggenplekje tussen de berken. De muggen werden direct weer actief. We hebben snel ons ontbijtje opgegeten en zijn weer vertrokken. We kwamen aan bij de afslag waar ik de kleine wegen in de route gepland had. Al snel werd de asfaltweg een gravelweg  en niet veel later werd de gravelweg twee spoortjes door het weiland. We reden dooe kleine Russische dorpjes, waar de mensen aan de dagelijkse dingen bezig waren en door velden met “wilde” paarden.

 

Zo langzamerhand werd het pad minder en moeilijker te vinden. Waar het wat lager was werd het al snel drassig en al gauw moest de lier er aan te pas komen om verder te kunnen.  De richting van het pad klopte nog steeds redelijk met de planner, dus we gingen steeds maar verder.  De passages werden steeds lastiger en ondanks vooruitlopen om de situatie goed te bekijken of omleidingen om de moddergaten te vinden moesten we steeds vaker slepen en lieren. Bomen waren er gelukkig genoeg dus met een beetje opletten dat we niet allemaal tegelijk vast  kwamen te zitten konden we nog steeds verder komen. De slippers waren inmiddels vervangen door de hoge schoenen en zo waren we de hele middag in de modder bezig.

We kwamen steeds hoger en op een gegeven moment kwamen we op een meer open terrein, waar we een picknick tafel vonden bij een riviertje. We besloten daar te kamperen. Omdat de lucht er nogal dreigend uitzag zetten we de partytent ook maar op. Met het kampvuur en de DEET tegen de muggen kwamen we de avond door.



’s Nachts vond ik dat er nogal veel muggen in mijn tent zaten, wat anders nooit zo was. Het waaide nogal en als de zijkant opwaaide kwam er een kier van een paar centimeter open, waardoor de muggen zo naar binnen waaiden.  Zo merkte ik na twee jaar gebruik van de tent dat de rits onder aan de zijkant toch nut had. Door de muggen kon ik ‘s morgens de slaap niet meer vatten en ben ik me lekker in de rivier gaan wassen. Dat was inmiddels  al een week geleden. Na het wassen kroop ik helemaal in mijn slaapzak en kon muggenvrij nog lekker een paar uurtjes liggen. Het was toch weer fris toen we uit bed kwamen en met de lange broeken en jassen aan gingen  we weer verder. We dachten dat we het ergste gehad hadden, maar dat bleek een misvatting. Al snel waren we weer volop bezig met lieren en slepen door de modderpaden. Het werd ook steeds moeilijker om het juiste pad te vinden omdat voorgangers allerlei  omwegen gemaakt hadden, die dan weer de verkeerde kant op leken te gaan, maar uiteindelijk soms weer goed uitkwamen.  We werden zelf ook steeds handiger in het zoeken van omwegen om de slechtste stukken, dus we dachten aardig op te schieten. Rond de middag kwamen we bij een picknick plaats bij een riviertje, vlak bij een kleine nederzetting . Al snel kwam er een UAZ busje aanrijden. Het waren zo’n beetje de enige inwoners van het dorp die kwamen kijken wat er nu aan was komen rijden.



Na de gebruikelijke vragen waar we vandaan kwamen en waar we naar toe gingen vroegen ze ons mee om te eten . We hebben dat beleefd afgeslagen, want we hadden het idee om de Jeeps een beetje schoon te maken bij het riviertje. Ze vertelden ons nog dat de weg naar het volgende dorpje een “light road” was en gingen toen weer verderop. Wij  reden de Jeeps de rivier in en maakten ze schoon.



Arno z’n Jeep liep bijna niet meer en met veel moeite kwam hij de rivier uit. Na een uurtje zoeken werd het euvel, een afgebroken soldeerverbinding, gevonden en konden we verder. De weg naar het volgende dorpje was inderdaad een redelijk goed pad en we dachten dat we de hoofdweg wel zouden gaan halen. We wilden voor de hoofdweg een plekje zoeken om een dagje te staan om onderhoud te doen en dan naar de Kazachstaanse  grens rijden. Het liep een beetje anders. Na het dorpje werd de weg  al snel weer slechter en een paar kilometer verder waren we alweer aan het lieren en slepen.



De paden waren nog slechter en moeilijker te vinden dan eerder. We moesten door moddergaten waar we bij Jeep evenementen gewoonlijk omheen rijden. We bleven steeds nog redelijk op het spoor van de routeplanner, maar op een gegeven moment stonden we voor een hindernis waar achter een paar moddergaten een grote boom op  het pad lag. We dachten dat het geen optie was om er doorheen te gaan. Omdat we ook niet helemaal zeker waren of we nog op de goede route zaten gingen we een omleidingsroute zoeken. Eerst lopen, toen met de auto’s probeerden we om de plek heen te komen, maar we liepen steeds weer vast. Uiteindelijk stonden we weer voor de hindernis en gingen nog maar eens kijken. Toen we iets verder doorliepen zagen we dat er een paadje om de omgevallen boom was, waar ook sporen stonden  zoals we die middag al eerder gezien hadden. Het moddergat bleek ook nog mee te vallen. Arno die als eerste ging moest nog even lieren. Toen merkten we dat we het boomlint bij de vorige hindernis hadden laten liggen. Ik reed terug om het op te halen en toen ik weer bij de anderen was, stond Herman ook al aan de overkant en ik kon er ook zo door rijden. Het was inmiddels al laat geworden en op een kruispunt van paden, waar een beetje ruimte was sloegen we ons kamp op.



Het schoonmaken van de Jeeps tussen de middag was verspilde energie geweest, ze zagen er inmiddels weer beestachtig uit. Ook hier zaten weer veel muggen en omdat het al laat was maakten we geen kampvuur. Toen het bier ook nog op ging zijn we maar op tijd naar bed gegaan. Na een ontbijtje met crackers en een blik noedels, want het brood was ook op, gingen we vol goede moed weer verder de route volgen. We dachten weer dat we er zo’n beetje waren, want het pad werd zelfs een soort verhard en er stonden ook borden langs de weg. Ook nu hadden we weer te vroeg gejuicht. Na een paar afslagen zaten we weer in de prut en waren we weer aan het lieren.



We kwamen bij een nederzetting, een soort survival kamp met quads en sledehonden. Een man vroeg ons waar we vandaan kwamen en waar we naar toe gingen. We zeiden dat we naar Cheljabinsk wilden en hij wees een kant op. We reden het dorpje uit langs een mooi stuwmeertje, maar al snel leek het de verkeerde kant op te gaan. Een paar paadjes geprobeerd, maar steeds liepen we vast op paden die met de quads compleet aan gort gereden waren. We zaten een beetje op een dood spoor, maar toen dacht ik aan de Osmand kaarten die ik de afgelopen winter gedownload had. (Nog bedankt voor de tip Siert). Daar zat ook een detail kaart van de Oeral bij. Daar stond het pad waar we opzaten in ieder geval op. Toen konden we ook zien dat het de verkeerde kant op liep. We moesten terug langs het stuwmeer en dan de andere kant op het dorp uit. Met goede kaart erbij vonden we nu wel het goede paadje het dorp uit, maar ook dit was meer voor quads geschikt. Het werd weer een stuk lieren en slepen, maar na een paar uurtjes knoeien kwamen we weer op het hoofdpad.

 

 Op de kaart zag ik dat we nu de goede richting de bewoonde wereld te pakken hadden. Bij het eerste dorpje hadden ze nog geen winkel, dus we reden nog maar door naar het volgende dorpje. Daar was wel een winkeltje, wat beheerd werd door een stel kinderen. Ze vonden het prachtig om brood bier en chips aan een stel buitenlanders te verkopen. Herman had ook weer telefoonbereik en kon zijn bloedwaarde doorgeven aan de trombosedienst. Dat was ook steeds een hot item, maar dat was nu ook direct geregeld.



 We reden het dorp uit om een plekje te zoeken. We reden een zijweg voorbij en moesten keren. Toen ik een scherpe draai maakte ging ik met moeite en piepende banden de bocht om. Het leek of het achter differentieel vast zat. Ik reed verder maar met één kant door de berm. We zochten en vonden een mooi plekje aan een rivier, waar de Russen zo te zien ook veel recreëerden. Er waren tafeltjes, houtblokken en kampvuurplaatsen. Wat nog het meest bijzondere was: toen we een biertje zaten te drinken waren er nauwelijks muggen. Jammer genoeg ging dat ’s avonds niet meer op en hadden we weer de gebruikelijke muggen aanval die met DEET enigszins te temperen was. Ik keek nog even naar het differentieel, het bleek dat het luchtklepje wat de sper bediend verstopt zat, dus het slangetje los en het probleem was voor het moment opgelost. Herman klaagde over een plekje op zijn arm en vroeg mij het eens te bekijken. We konden niet goed zien wat het was, maar de camera in de makro stand bracht uitkomst. Het bleek een teek te zijn.


Met de tekentang die Leen de vorige vakantie in de verbanddoos achter gelaten had konden we hem vakkundig verwijderen. Herman kookte een macaroni maaltje, Arno maakte het kampvuur aan en ik schreef aan het verslag, zo hadden we een lekkere avond. Toen ik ’s morgens wakker werd hoorde ik druppels op de tent. Dat was een vieze tegenvaller, want we hadden gepland om een dagje te blijven staan om de jeeps schoon te maken en na te lopen. Dat hebben we toch maar gedaan. We hebben voor het ontbijt wel eerst de partytent opgezet. Arno had een tik in de vooras, dus die ging bij de tent sleutelen. Herman en ik gingen verderop in de rivier de Jeeps wassen. Toen dat klaar was doorsmeren en de sper repareren. Daarna nog de was doen en zo was de dag snel weer om. Gelukkig was wel de zon weer gaan schijnen. Toen ik alle klusjes klaar had nog even naar de winkel van de kinderen om nieuw bier te halen . Daarna weer een gebruikelijke kampeer avond. Op donderdag vertrokken we weer van onze luxe kampeerplek om de laatste etappe naar de Kazachstaanse  grens te rijden. Het was wel lekker om weer eens op glad asfalt te rijden. We schoten lekker op, maar we moesten nog winkelen en daarom besloten we maar om nog niet de grens over te gaan. Zo’n vijftig kilometer voor de grens zag ik een camping bordje. Herman en Arno waren er al voorbij, dus ik meldde het over de bak. In eerste instantie reed Herman door, maar toen kwamen we tien kilometer verder langs een grote supermarkt. Toen we daar gestopt waren stelde ik voor om na het winkelen terug te rijden naar de camping. Zo gezegd, zo gedaan.  De camping bleek een veldje met een barretje te zijn aan een strandje aan een meer.



Het zonnetje scheen lekker, dus we konden aan het strand een biertje drinken. Herman en Arno hadden nog wat klusjes aan de Jeeps en ik kon met mijn laptop op schoot  aan de rand van het meer mijn verslag  schrijven. We vroegen aan de campingbaas of we wat te eten konden krijgen. Dat was geen probleem, dus we bestelden om acht uur een maaltje. Toen zo’n beetje klaar waren om te gaan eten kwam de campingbaas de maaltjes al bij onze tafel op het strand serveren. We hadden deze avond geen kampvuur, maar genoten van de prachtige zonsondergang boven het meer en het concert van de kikkers die aan de waterkant rond sprongen.

 

Van de camping af gingen we eerst nog de Russische roebels op tanken. Daarna richting grens. Voor de grens nog een bakkie koffie, want we verwachtten dat het wel een poosje zou gaan duren. Het was een rustige grensovergang, dus bij de Russische uit grens waren we direct aan de beurt. De paspoorten werden afgestempeld en zonder verdere tijdrovende zaken konden we naar de Kazachstaanse grens. Daar kregen we van de soldaat bij de poort twee briefjes die we moesten invullen, maar toen we dat bij de auto’s gingen doen gebaarde hij direct dat we verder moesten rijden. Een andere soldaat liet ons stoppen voor een kantoortje en hij wees dat we daar naar binnen moesten. Twee vriendelijk ogende Kazachstaanse mannetjes voerden onze gegevens in in de computer en gaven onze papieren terug. Buiten was niemand meer te zien, dus we dachten dat we klaar waren. Bij de uitgang van het terrein bleek toch dat we een stempeltje misten. We reden terug en daar was de soldaat weer om de auto’s te controleren. Toen dat gebeurd was kregen we het vereiste stempeltje en konden we Kazachstan in rijden.  Na een paar meter werden we tegen gehouden. Het bleek dat we bij een paar keetjes nog een verzekering moesten kopen. We werden geholpen door enthousiaste jongens en meisjes, die ook van alles over de reis en de auto’s wilden weten. Voor 22 euro per auto werd de verzekering geregeld. Na nog een paar foto’s in de Jeeps konden we verder. Het eerste wat we nu nodig hadden was een pinautomaat. Op de planner zag ik dat er plenty waren in de eerste grote stad op honderd kilometer van de grens. De weg was recht en redelijk goed, dus na anderhalf uur konden we onze portemonnee vullen met Kazachstaans geld. We reden de stad weer uit. Het was inmiddels enorm hard gaan waaien en de temperatuur was gekelderd van 25 naar 18 graden. We zochten een eettentje. Het was een simpel gebouwtje. Binnen stonden tafels met krukjes er omheen. We konden duidelijk maken dat we een  vlees maaltje en koffie wilden. Het was geen Haute Cuisine, maar smaakte toch prima. Na het eten wilden de dames uit de keuken ook nog even met de Jeeps op de foto.



Het landschap was vlak, vrijwel zonder bomen. Bij het eerste bosje wat we in de verte zagen zijn we maar van de weg af gegaan en hebben we de Jeeps daar geparkeerd. We hadden al gegeten, dus koken hoefde niet meer. Na een biertje en de route plannen door Kazachstan zijn we maar op tijd naar bed gegaan. Al was het geeneens zo erg vroeg meer, want de klok moest ook weer een uur vooruit.