Week 6:    Tadzjikistan

 

Ik had lekker geslapen op mijn guesthouse bedje, nadat ik nog tot half twee aan mijn verslag had zitten werken. De zon scheen weer en ik zette buiten bij de Jeeps twee potten koffie voor overdag.

 

 De pot koffie voor het ontbijt was niet nodig, want dat zat bij de prijs van de overnachting inbegrepen. Het ontbijt was in een ander huis op het terrein, er was daar een soort woonkeuken, waar een grote TV hing. Er stond ook nog een stuk speelgoed, wat we wel mee hadden willen nemen voor ons te verwachten nichtje. We hadden de vorige avond toch wat door moeten vragen, dan hadden we misschien nog een EK wedstrijd kunnen zien. Er was  een uitgebreid ontbijt voor ons uitgestald en daar hebben we ook uitgebreid van genoten.

 

Toen op weg naar de Tadzjiekse grens. Het was nog een ritje van ruim dertig kilometer. De weg ging al snel omhoog, want de grens lag op 4200 meter. Bij de Kirgizische grens, bij het registreren van de auto’s  vroegen ze om een formulier dat we bij de Russische grens gekregen hadden. Ik had het toevallig bewaard en Herman vond het na even zoeken ook, maar Arno had het weggegooid. Kennelijk was het toch niet zo’n groot probleem, want zonder het formulier mochten we ook door. Ze probeerden nog wel wat te uit te leggen over ECO tax, maar we hoefden niets te betalen. Ze vroegen wel naar onze route en toen hoorden we dat de grensovergang die we voor de terugweg gepland hadden alleen voor lokaal verkeer was. We moesten dus terug ook weer over deze grens. Na nog een paspoort controle en een uit stempel bij een ander kantoortje konden we door de slagboom. Daar stonden een paar andere reizigers te praten en het bleek dat er twee onze kant op moesten. Ze stonden wat te praten met Herman en toen vroeg hij door de bak of we twee stoelen leeg konden maken.  Het waren een Nederlandse man en zijn Chinese vriendin, die in Hongkong wonen. We bonden hun rugzakken op de Jeeps en Peter stapte bij mij in en Wendy bij Arno. We moesten toen over de pas naar de Tadzjiekse grenspost. Het landschap was schitterend. Ik was natuurlijk benieuwd wat de motor van mijn Jeep zou doen op 4200 meter, maar hij bleef goed lopen. Er zat alleen niet veel fut meer in.

  

  

 Bij de Tadzjiekse post werden we met alle drie de Jeeps binnen gelaten. Het ging er heel informeel aan toe en de bagage controle stelde niets voor. In een kantoortje werden alle paspoorten afgestempeld, deze keer vijf. Terwijl we daar op stonden te wachten moesten alle soldaten en douane mensen natuurlijk op de foto in de Jeeps. Ik vroeg of ik ook een foto mocht maken en dat mocht. Maar later kwam hij toch vragen of ik de foto’s waar hij op stond wilde wissen. Hij bleef meekijken, dus dat heb ik toen mar gedaan. Daarna moesten de chauffeurs  naar een ander kantoortje, daar moest 25 dollar betaald worden voor een formuliertje. In het volgend katoortje nog eens 20 euro en ook nog een keer een 550 Kirgizische Som. Tijdens het wachten in de kantoortjes willen ze geen zenuwachtig gedoe, dus je moet gaan zitten en er staat een bakje met snoep en fruit om het wachten te verzachten. Toen alle formulieren klaar waren konden we met nog een handje koekjes en fruit voor de passagiers weer vertrekken. We wilden naar Murchab, een stad op een kleine tweehonderd kilometer van de grens. Het was een prachtige weg door een hoogvlakte en over hoge passen.

  

Met deze keer een Nederlandse passagier was het extra genieten van het mooie landschap, ondertussen pratend over allerlei reizen die we al gemaakt hadden. Toen we om een uur of drie gestopt waren voor de lunch berekenden we dat we Murchab niet meer voor donker zouden halen. We besloten om in Karakul, een plaatsje twintig kilometer verderop een guesthouse te zoeken. We vonden er ééntje waar we met onze tentjes op het terrein mochten kamperen en onze nieuwe reisgenoten namen een kamer. Het was nog lekker weer, dus we namen een biertje bij de Jeeps. Herman vernieuwde het elastiek van de hoes van zijn tent. Dat was al vijf weken in de pen, want het uitgerekte elastiek was iedere ochtend weer een ergernis.

  

 Arno rommelde ook wat aan zijn Jeep en ik probeerde mijn navigatie en muziek computertje, wat er mee gestopt was, te repareren. Als je zo een beetje aan het rommelen merk je dat je lichaam op 3900 meter hoog toch iets anders reageert. Alles kost meer moeite en de biertjes komen ook iets harder aan. Na de klusjes zijn we maar op ons gemak een rondje door het dorp gaan lopen. Ons verbazend wat iemand er toe kan brengen op zo’n plek te gaan wonen.

 

Na de wandeling was de douche klaar. Het bleek een bak koud water, een ketel heet gestookt water en een steelpannetje en een teil te zijn. Een beetje primitief, maar je kon je er toch lekker mee wassen. ’s Avonds was het diner in de gemeenschapsruimte. Met een tafel van twintig centimeter hoog met kussens eromheen. Voor onze vrienden uit Hongkong vrij normaal, maar voor ons wel even wennen.

Na het eten ging iedereen vroeg naar bed omdat de hoogte toch wel afmattend gewerkt had. Na een goede nacht was iedereen weer helemaal fit. We genoten van het ontbijtje en vertrokken weer richting Murchab. Het was weer een prachtige rit, het landschap was weer indrukwekkend. De hoogste pas waar we over gingen was 4665 meter. Een nieuw record, op de GPS zelfs over de 4700.

  

Rond de middag kwamen we in Murchab aan. Er waren twee belangrijke dingen te doen: aan geld en benzine zien te komen. Al snel zagen we een bank met PIN automaat. Maar daar was het hek dicht. De volgende bank was wel open, maar had geen PIN automaat. De contante Euro’s en Dollars dan maar opgezocht om te wisselen. Arno ging eerst, daarna Peter en toen kwam ik met mijn Euro’s aan. De man achter het loket keek een beetje moeilijk en zij toen, zoveel geld heb ik niet meer. Herman en ik moesten het samen met Tadzjieks geld ter waarde van honderd euro doen, want meer had hij niet in kas.

We twijfelden een beetje of we verder zouden rijden of in Murchab zouden blijven. Voor het schema zou het beter zijn om verder te rijden, maar Herman wilde ook wel een keer zijn weken geleden  afgebroken schokbreker repareren en dat zou die middag mooi kunnen.  We besloten dus maar weer een guesthouse te zoeken. Die waren wel voldoende voorhanden en zo hadden we snel een plekje gevonden. Achter het gebouw konden we de Jeeps parkeren en Peter en Wendy namen weer een kamer. We bespraken ook direct maar weer douche, diner en ontbijt, dan hoefden we ons de rest van de dag geen zorgen te maken over andere dingen zoals koken en boodschappen doen. Na de lunch gingen we aan het werk. Ik smeerde mijn Jeep door, verder geen problemen, dus normaal onderhoud. Arno vernieuwde een lekkende keerring en Herman ging de schokbreker steun lassen. Het lasapparaat wat hij bij zich had was daar te licht voor en het was sowieso de vraag of er stroom was, dus de truc met de twee accu’s in serie moest er weer eens aan te pas komen. Met onze twee Jeeps goed op toeren en de startkabels tussen de accu’s en de electrode houder was er genoeg stroom voor een paar flink zware lassen.

Al met al waren Herman en Arno de hele middag bezig. Ik had ondertussen weer van de Tadzjiekse douche genoten en zat redelijk uitgeblust op mijn stoel. Toch nog niet gewend aan de hoogte waarschijnlijk. ’s Avonds bij Peter en Wendy op de kamer hoorde we van hun verdere plannen. Ze hadden een auto met chauffeur gehuurd voor de komende dagen. Peter had de chauffeur een beetje uitgehoord over mooie offroad routes en had zo voor ons dus ook nuttige informatie. Bij het diner knapte ik weer wat op en bij de salade rijst en thee werd er gezellig met de andere reizigers gepraat over de avonturen die we allemaal al beleefd hadden. Daarna nog even aan het verslag schrijven en weer op tijd naar bed. De volgende morgen zwaaiden we Wendy en Peter nog uit toen ze vertrokken met hun huurauto met chauffeur. Daarna genoten we van een heerlijk ontbijt met pannenkoeken en gebakken eieren. Na het ontbijt ging ik het verblijf betalen. De gastvrouw vroeg heel bedeesd of ze een foto mocht maken van onze Jeeps. Ik vond dat natuurlijk prima. Toen ze meeliep naar de Jeeps was ze teleurgesteld dat de tentjes al ingeklapt waren. Een groepsfoto bij de Jeeps en de belofte dat ik nog een foto met tentjes zou mailen vergoedde veel.

 

Na een hartelijk afscheid vertrokken we. We hadden eerst nog diverse zaken te doen. Eerst naar de bank. Deze keer was er wel genoeg geld. Toen telefoonkaarten kopen. De man in de telefoonwinkel was heel geduldig en na een half uurtje hadden we alle drie een telefoon met werkend internet. Toen nog even naar de Tourist Information, om te horen of we nog een extra permit nodig hadden voor de offroad route die we wilden rijden. Ze zeiden van wel, maar die was daar niet te koop. Maar misschien kon je hem onderweg wel kopen. Daar hadden we dus ook niet veel aan. Dan maar gaan rijden en zien hoe ver we komen. We konden nog wel een paar mooie papieren kaarten kopen van Tadzjikistan en de Pamir hoek waar wij zaten. Toen  nog tanken. Er waren een stuk of vijf pompstations in het dorp, maar ze hadden alleen maar oktaan 80 benzine. Herman herinnerde zich dat er aan het begin van het dorp ook nog één zat. Het zag er niet uit als een pompstation, maar er stond wel een bord aan de weg met een prijs bij de oktaan 92. Het bleek dat de vaten benzine binnen stonden. Met een kan van tien liter werd de hoeveelheid afgemeten en dan met een speciale trechter in de tank gedaan.

  

We bezorgden het vrouwtje van de pomp een goede ochtend, met de verkoop van tweehonderd liter benzine. Tegen de middag reden we het dorp uit. Eerst nog door een controlepost waar onze gegevens in een schrift geschreven werden en toen konden we aan de route naar beginnen. Eerst nog 30 kilometer hoofdweg. Het landschap was weer fantastisch. De weg was wel hobbelig met grote dellen er in. Als er een paar achter elkaar zaten kwamen de wielen bijna los van de grond. Bij de afslag de onverharde weg op verwachtten we eigenlijk een politie post, maar er was niets te zien. We reden dus het pad maar in, de planner gaf 45 kilometer aan naar het volgende dorpje. Volgens de informatie die we hadden zat het moeilijkste stuk van de route rond dat dorpje. Dat was de reden dat de meeste georganiseerde tours deze route niet namen. Iedereen zei wel dat het met onze auto’s wel kon. De 45 kilometer naar het dorpje waren adembenemend mooi. We reden de hele tijd op meer dan 4000 meter hoogte, dat is sowieso al adembenemend, maar dit was toch wel wat landschap betreft één van de mooiste stukken die ik tot dan toe gereden had.

  

Bij het dorpje aangekomen moesten we nog even zoeken welke kant we het dorp uit moesten, maar al snel zaten we weer op het goede pad. De route liep door een rivier. Je kon op de planner zien dat het twee kleine stroompjes en één grotere waren. De eerste twee doorwadingen stelden niet zoveel voor, maar de derde zag er toch wel serieus uit. Gelukkig kwam er een UAZ van de andere kant. Die lieten we voorgaan, zodat we konden zien hoe we moesten rijden.

  

Na de doorwading volgden we de route weer een paar kilometer, maar toen dwaalden we weer een beetje van de route af. Ik probeerde precies op het lijntje op de planner te rijden en dat ging aardig. Wel een pittige afdaling, maar te doen, toen kwamen we voor een rivier die we over moesten. We zagen niet direct een pad dus gingen zelf maar wat zoeken. Het zag er niet zo heftig uit, maar er zat langs een heel stuk een greppeltje. Herman wilde wel proberen of hij er door kon. Hij reed er recht in en stond direct stijl voorover vast met de voorwielen helemaal in de greppel. Ik probeerde het ergens anders en kon er nog met moeite weer uitkomen. Dat was dus niet de manier. Toen zou ik wel schuin proberen over te steken. Het eerste voorwiel ging goed de tweede ook, maar toen mijn achterwiel de greppel in ging zat hij meteen helemaal onder water en ik dacht dat ik omviel. Ik bleef gelukkig hangen op de onderkant van de body en de trekhaak.

  

 Ik kon uit het raampje klimmen en bekijken hoe we dit gingen oplossen. Herman reed een stukje achteruit om ruimte te maken, zodat Arno me er uit kon trekken, maar hij keek niet goed. Hij reed met zijn achterwiel ook de greppel in en hing direct nog veel schuiner dan ik ook in de greppel. Toen eerst Herman maar overeind gelierd en daarna mijn Jeep weer op het droge geholpen.

We zijn toen een heel stuk langs de rivier gaan rijden, maar vonden geen goede oversteekplaats. Toen maar weer terug naar de plek waar het pad volgens de planner de rivier over ging. Toen bleek maar weer dat goed kijken toch het belangrijkste is. Met de broekspijpen opgerold een paar plekken met bredere doorwadingen uit gelopen en al snel vond ik een plek waar het niet te diep was en zelfs al gaten met stenen gevuld waren. Dat moest dus wel het oude pad zijn. Ik probeerde het als eerste en reed probleemloos door de rivier. Herman begon iets te voorzichtig en moest nog even lieren, maar Arno reed met wat meer gas ook probleemloos naar de overkant. Het was inmiddels al na vijven, dus wel tijd om te kamperen. Bij een verlaten stal vonden we een plekje. We hadden niet veel bier meer en Arno voelde zich ook niet zo lekker, dus we deden het deze keer met water en chips.

  

 Arno ging al snel naar bed en Herman kookte een Hollands maaltje, terwijl we genoten van de laatste zonnestralen. Het smaakte heerlijk. Toen de zon onder ging koelde het snel af en na de koffie zijn we de tentjes in gegaan. Herman om te slapen en ik om nog een stukje te schrijven. Tot de batterij van de laptop het opgaf, toen ben ik ook onder de wol gegaan. De volgende morgen scheen de zon gelukkig weer en konden we weer een beetje opwarmen. De temperatuur was ’s nachts tot een graad of vijf gezakt en er stond een stevige wind. Als je in de zon en uit de wind zat was het prima te doen, maar het tentje opruimen leverde flink koude handen op. We vervolgden onze route naar Lake Zarkul, een meer op de grens tussen Tadzjikistan en Afghanistan. Het was af en toe wel even zoeken naar het goede paadje en af en toe zaten er wat moeilijker passages bij maar bovenal was het een route door een prachtig landschap.

  

Op een gegeven moment kwam er een terreinwagen met daktent tegemoet.We  stopten allemaal en maakten een praatje. Het was een Bulgaars stel dat de route die wij reden de andere kant op reden. We wisselden wat ervaringen uit en toen kwam ook de speciale permit (toestemming)  voor Lake Zarkul ter sprake. Ze vertelden dat ze de afgelopen nacht in een Ger kamp geslapen hadden waar een zekere Amman woonde. Hij was ranger van het  nationale park waar het meer in lag en bij hem kon je de Permit kopen. Het kamp lag een kilometer of twintig verder langs de route. Blij met deze informatie reden we verder. Bij het kamp aangekomen liepen daar alleen maar vrouwen in kleurige kleding. We vroegen naar Amman en de Permit en toen zei één van de vrouwen dat ze de vrouw van Amman was. Ze pakte een map en nodigde ons uit in de ger. Ze liet het identiteitsbewijs van haar man zien en begon, samen met ik denk haar dochters, aan het invullen van de papieren. Het was een gegiechel van jewelste bij het vertalen van onze namen. Na een gezellig kwartiertje in de ger hadden we voor omgerekend drie euro de man een Permit voor twee dagen.

  

 We bedankten de dames en reden het kamp weer uit om een plekje voor de lunch te zoeken.  ’s Middags kwamen we bij het meer aan. Het zou één van de hoogtepunten van Tadzjikistan moeten zijn, maar het weer werkte niet mee. Door de regen en sneeuw buien die ontstaan waren, zag je de bergtoppen met eeuwige sneeuw die aan de andere kant van het meer lagen nauwelijks. Het waaide ook hard en de temperatuur zakte tijdens de buien tot een graad of zes, dus het werd raampjes dicht, waardoor het zicht nog minder werd.

  

 Herman wilde niet te lang doorrijden, want hij had geen zin om in het donker te koken. We stopten op een vlak plekje aan de grensrivier met Afghanistan. Vanwege de wind en de dreigende lucht hebben we sinds weken de partytent weer opgezet. Deze keer met drie zijkanten er in. We konden zo nog enigszins comfortabel onze laatste drie biertjes opdrinken, met uitzicht op de bergen van Afghanistan. Toen we de volgende morgen wakker werden scheen de zon weer. Het was wel koud, maar de opening van de partytent stond precies de goede kant op.

We hadden op die manier een heerlijk plekje om in de zon te ontbijten. We moesten het wel  doen met crackers en koekjes, want brood hadden we al een paar dagen niet kunnen kopen. We stonden nog zo’n vijftien kilometer van de weg af, die de meeste toeristendie een auto met chauffeur huren, nemen  als ze de vallei waar de grensrivier door stroomt gaan bezoeken. Deze laatste kilometers van de binnendoor weg was al wat meer bereden en daardoor waren er al heel wat stukken wasbord. Dat was geen goed voorteken voor de rest van de route. Aan het einde van de weg was een militaire post, waar we onze paspoorten en de vorige dag gekochte Permit moesten laten zien. Alles was in orde dus we konden linksaf de meer gebruikelijke weg op. Al na driehonderd meter was daar de volgende militaire post.

Weer werden de paspoorten ingenomen voor registratie. Ook dat gaf verder geen problemen en we konden weer verder. Waar we al bang voor waren  was inderdaad zo, op het eerste stuk veel wasbord. Later werd het meer een kloof waar de rivier doorheen liep. De weg liep langs de bergwand en was meer steenachtig. Het landschap veel mooier en de weg beter. Zo konden we toch genieten van een prachtige route.

  

  

We konden nog steeds geen brood winkeltje vinden, dus de lunch werd ook weer koekjes en soort cakejes waar we een zak vol van hadden en die met Nutella verassend goed smaakten. Na de lunch veranderde het landschap. We waren inmiddels van 4000 meter naar 2700 meter gezakt en in de rivierbedding was landbouw gebied. De weg liep door het vlakke gedeelte en was voor het grootste gedeelte wasbord. Voor iemand die dat niet heeft meegemaakt is het niet uit te leggen hoe je daarmee je auto sloopt, wij werden er helemaal ziek van. Voor de temperatuur was het wel gunstig dat we een eind gezakt waren. Toen het landschap weer wat interessanter werd en het duidelijk werd dat we Khorogh, de stad die we als doel hadden niet gingen halen, hebben we maar een kampeerplekje gezocht. Ik had onderweg geen brood gevonden, maar wel een paar flessen bier, dus daar konden we nog even van genieten.

Helaas zat er een grote wolk voor de zon.  Na het biertje ging Herman nog proberen om zijn rammelende uitlaat nog wat stiller te krijgen. Dat lukte niet echt en toen hij zo bezig was vond hij ook nog een ernstiger mankement aan zijn voorwiel ophanging. De wasbord had zijn tol geëist. Met een noodreparatie werd alles weer veilig vastgezet. De tijd tikte natuurlijk wel door, dus het werd toch weer in het donker koken. Dat werd dus een makkelijk maal. De laatste blikken Nasi uit Nederland werden opgewarmd. Doordat we wat lager zaten bleef de temperatuur wel een stuk aangenamer als de voorgaande avonden.

De volgende morgen scheen de zon weer en reden we het laatste stuk tot Khorogh. Door de zon en omdat de weg een stuk beter was genoten we weer van het mooie landschap langs de Afghaanse grens. Rond de middag kwamen we in Khorogh aan. We hadden op internet de “Pamir Lodge” gevonden, daar reden we naar toe. Het was een luxe oord, met westerse toiletten en warme douches. Het was dan ook vol met reizigers, de meesten op de fiets, maar er was ook nog wel een plekje voor drie Jeeps. Het was geen plek om aan auto’s te gaan sleutelen, dus deze keer kon iedereen van de vrije middag genieten.  Natuurlijk moest er nog wel aan het verslag gewerkt worden, maar dat tellen we even niet mee. eerst genoten we van een uitgebreide lunch.

 

 Onze nieuwe vrienden Petra en Wendy waren die dag ook in Khorogh aangekomen, dus via whatsapp werd een afspraak gemaakt om ’s avonds met elkaar te gaan eten. Terwijl ik aan het verslag zat te werken stuurde ik Herman op pad om brood en bier te halen.  Herman had wel zin in een wandelingetje, maar het werd een flinke wandeling voordat hij een winkel gevonden had die open was. Toen hij terug kwam was er net nog tijd om te douchen en een biertje te drinken. Daarna konden we direct op pad voor de volgende wandeling naar het centrum van de stad waar we afgesproken hadden. We waren daar een uur te vroeg, want het bleek dat we weer in een andere tijdzone zaten, maar dat was niet zo’n probleem want er was een terras waar ze koud bier verkochten. Na een uurtje kwamen onze vrienden. We namen nog een drankje en vertrokken toen om ergens te gaan eten. Het eerste tentje waar we kwamen verkocht alleen maar gerechten met vlees, Peter die vegetariër was vond dat niets. Zij wisten nog een restaurant vlak bij waar zij logeerden. We wandelden er naartoe, ook weer een paar kilometer, maar dat restaurant bleek dicht te zijn. Wij waren het lopen onderhand wel zat, dus aan een taxi gevraagd naar een restaurant in de buurt waar onze slaapplaats was. Geen probleem, met z’n vijven in de taxi naar het volgende restaurant. Helaas was daar een privé feest aan de gang, dus weer geen eten. We zijn toen terug gelopen naar onze Lodge, om te vragen of we daar nog wat konden eten. Dat lukte ook niet meer. De eigenaar begon nog wel rond te bellen, maar wij waren er wel klaar mee. We hebben afscheid genomen van Peter en Wendy en zijn toen bij de tent gaan zitten met chips en bier. Toen ik de volgende morgen wakker werd had ik het gevoel of mijn darmen in de knoop zaten. Een paar bezoeken aan de (gelukkig) westerse WC bracht weinig verlichting. Toen ik Herman tegen kwam op weg naar de wasbak met spiegel klaagde hij over een zeer been. Zijn scheenbeen was helemaal rood en opgezwollen en deed flink pijn. De lekkere vrije middag en avond hadden kennelijk hun tol geëist. Zo goed en zo kwaad als het ging de tentjes opgeruimd en op pad. We hadden besloten de hoofdweg terug naar de grens te nemen, want er moesten een beetje kilometers gemaakt worden. Maar eerst moesten er nog boodschappen gedaan worden en de gaspomp gevonden worden, die daar zou zijn. Dat lukte allemaal en rond de middag reden we de stad uit.

 

Bij de politie post aan de rand van de stad moesten onze paspoorten weer ingeschreven worden. Toen ik daar stond lekte er beetje benzine uit de tankdop. Een agent begon daarover te zeuren.  Hij begon over milieu en “straf”en “money”. Mijn humeur was al niet te best doordat ik me zo beroerd voelde, dus ik reageerde niet erg op zijn gezeur en als ik al wat zei klonk het waarschijnlijk niet aardig. Na een paar minuten zag hij kennelijk in dat er met mij niet veel te beginnen was en kreeg ik mijn paspoort terug en konden we verder. Herman nam eerst nog een pijnstiller, hij voelde zich ook niet lekker en dacht dat hij koorts had. Na een uurtje rijden zette Herman zijn Jeep aan de kant. Hij wilde een poosje gaan slapen in de hoop dat hij wat op zou knappen. Ik vond het ook prima en zette mijn stoeltje onder een boom in de schaduw en ging lekker rustig zitten. Arno kon ook niet veel anders doen dan een boekje pakken en gaan zitten lezen. Na een uurtje wilde Herman het wel weer proberen, we reden nog een stukje, maar het ging nog niet echt. We hebben toen maar vroeg een kampeerplekje gezocht. Herman zette direct zijn tentje op en ging naar bed. Ik dronk met Arno nog een kop koffie en at een broodje, maar toen ik mijn tentje op ging zetten merkte ik dat ik totaal niet fit was. Toen mijn tentje stond ben ik er ook direct maar ingekropen voor een lange nacht.