Week 7:    Terug naar Kazachstan

De volgende morgen voelde ik me een stuk beter, Ik moest nog wel een paar keer het struikgewas opzoeken om me leeg te laten lopen, maar de krampen waren over. Herman voelde zich ook wel beter, maar zijn been was nog wel rood en deed nog zeer. Hij dacht wel  te kunnen rijden, dus na het ontbijt vertrokken we richting Kirgizische grens. De weg was slechter als we gehoopt hadden. Het meeste was wel asfalt, maar er zaten zulke hobbels in dat je Jeep met vier wielen los kwam als je iets te hard reed. Dan ook nog af en toe een stukje onverhard met wasbord, dus het schoot niet erg op. De grens zouden we niet halen, dus we zetten ons doel van de dag  maar op het guesthouse waar we de eerste nacht in Tadzjikistan geslapen hadden.

 

   Met een rustig tempo maakten we de driehonderd kilometer vol. De laatste vijftig kilometer langs het hek dat de Chinezen tussen China en Tadzjikistan hebben neergezet. Tegen de avond kwamen we bij het guesthouse aan. Herman ging direct naar bed en Arno en ik aten met de andere reizigers die er waren. Het eten smaakte me weer goed. Ik voelde me weer helemaal goed toen ik na een lange nacht slapen uit bed kwam, maar Herman hoefde nog geen ontbijt. Arno en ik genoten wel van een gebakken eitje  en een kopje thee.

 Daarna vertrokken we richting Kirgizische grens. Het was maar vijftig kilometer en we hadden het al een keer gereden, maar het was toch weer mooi. De Tadzjiekse uit grens ging vlotjes. Een paar kantoortjes af om stempeltjes te halen en we konden verder het niemandsland in. Tijdens het ritje door niemandsland kon ik me eigenlijk niet meer herinneren hoe ver het was naar de Kirgizische grenspost. Ik zat op mijn navigatie te zoeken en keek dus niet naar de weg. Zo reed ik met mijn rechter wiel de bergwand  op. Gelukkig kon ik nog net voorkomen dat ik op z’n kant ging, Met een paar keer heen en weer stuiteren reed ik weer rechtuit, nog even een paar hartkloppingen en het leed was weer geleden. Bij de Kirgizische grenspost hadden we langer werk. Bij het eerste kantoortje wilde iedereen weer in de Jeeps zitten en in Hermans Jeep werd zelfs een stukje gereden door één van de soldaten.

 

 Bij het tweede kantoortje zat waarschijnlijk een  jongen die het nog moest leren. We moesten daar weer eens  declaratie formuliertjes invullen. Daar na controleerde hij alles super nauwkeurig.  Toen moesten we nog twintig dollar de man betalen, waarvan we ook weer een keurige kwitantie kregen en uiteindelijk drie kwartier later konden we verder.Eerst nog een stuk slechte weg, maar daarna gladde asfalwegen.

 Herman kon het net aan volhouden. Zijn been was nog steeds rood en dik, waarschijnlijk wondroos. De rust die dan eigenlijk nodig is kwam niet uit, dus tijdens de stops het been omhoog  en onder het rijden een natte doek er omheen, zo moest het maar genezen.  We stopten nog even bij een Nederlandse Toyota landcruiser. Er zat een ouder stel in die op weg waren naar Tadzjikistan, Met de kaart erbij werden even wat ervaringen uitgewisseld. Tegen de avond kwamen we aan bij Osh. We wisten dat daar een gaspomp zat en hoopten een eettentje te vinden. Allebei lukte dat en zo reden we tegen dat het donker werd de stad weer uit. We vonden een kampeerplekje met uitzicht op de weg . Het was sinds weken weer eens lekker warm, dus de 's middags gekochte biertjes smaakten heerlijk. Dat wil zeggen bij Arno en mij. Herman ging direct naar bed om zijn rust te pakken. Ik zat in mijn eentje nog wat met mijn telefoon  te knoeien toen de “buurman” op bezoek kwam. Het was een schaapherder die in een tentje honderd meter verderop sliep.

 

 Na het gebruikelijke voorstellen en waar kom je vandaan wenste hij me goede nacht en ging hij weer. Ik dronk de over gebleven koffie van die dag nog op en ging naar bed. Na weken weer eens in de slaapzak met de rits open., in plaats van in twee slaapzakken in elkaar met de ritsen stijf dicht. De volgende morgen scheen de zon alweer uitbundig toen we wakker werden.  Herman voelde zich weer ietsje beter en dacht dat een lange dag rijden wel moest kunnen. We genoten van het ontbijt in de zon. Ik had mijn tentje nog niet opgeruimd voor het ontbijt, dus dat was nog even zweten. De temperatuur was al opgelopen tot dertig graden. Ik had de deuren ook uit de Jeep gehaald, dus zo gauw we gingen rijden koelde ik weer lekker af. We hoefden geen boodschappen te doen of andere zaken te regelen, alleen af en toe tanken, dus we konden lekker door rijden. Het was een heerlijke rit. De temperatuur liep in de loop van de dag op tot tegen de veertig graden. De setup van mijn jeep was perfect, met een dakje voor de schaduw en de zijkanten open zodat het lekker door kon waaien. Ik was ook blij met mijn nieuwe aluminium radiateur en plastic kap om de vin. Bij elke klim, ook als ik lekker gas gaf, bleef de temperatuur meter keurig onder het midden staan. Dat is andere jaren weleens anders geweest. Herman kreeg ook weer wat meer praatjes. Het been was zeker nog niet over, maar hij voelde zich weer een stuk beter als de vorige dag. Het landschap was gevarieerd, bij de Oezbeekse grens was veel landbouw gebied. We reden door veel dorpjes en dan kun je mooi de dagelijkse gang van zaken daar zien. ’s Middags gingen we weer de bergen in en reden we door kloven met de rivier op. Ook weer schitterend.

 

 

Aan het einde van de middag zochten we weer een eettentje op en daarna een kampeerplekje. We waren ruim vierhonderd kilometer opgeschoten. Tijdens het biertje, waar Herman deze keer ook weer aan meedeed keken we naar de route naar de veerboot die ons van Kazachstan naar Azerbeidzjan moest brengen. Dat was zeker nog drieduizend kilometer. We hadden dus nog wel een aantal van deze dagen voor de boeg.

Ik wandelde nog naar de rivier die even verderop liep om me uitgebreid te wassen. Toen ik terugkwam waren er twee Kirgizische jongetjes aan komen lopen. Ze kwamen kennelijk terug van het vissen, want ze hadden hengels bij zich. Ze volgden nauwkeurig hoe ik koffie zette. Toen legden ze een paar vissen op tafel. Die zijn aan mij niet besteed, dus ik heb met wat onsmakelijke gebaren uitgelegd dat ik niet van vis houd. Ze begrepen het en stopten de vissen terug in de tas. Ze maakten een gebaar dat ze honger hadden, dus heb ik ze maar een stuk brood gegeven. Eerst hoefden ze het niet, maar later aten ze het toch met smaak op. Toen ze ook koffie wilden was het voor ons genoeg. Dat hebben we geweigerd en toen namen ze beleefd afscheid en gingen ze weer. Arno ging naar bed en ik heb mijn dagboek nog bijgewerkt voordat ik ook naar bed ging. Toen we wakker werden was het half bewolkt, maar ik had er vertrouwen in dat het wel weer beter zou worden, dus ik liet de deurtjes uit mijn Jeep. We vertrokken richting Kazachstaanse  grens. De route liep verder door een kloof samen met de rivier.

 Een vrachtwagen seinde en maakte een gebaar dat er een politie langs de kant van de weg stond. Ik zette de cruise control op zestig, de maximum snelheid daar en dacht dat me niets kon gebeuren. Toen de politie ons zag was hij te laat om Herman aan de kant te zetten, maar Arno en ik moesten wel stoppen. Arno had zijn licht niet aan, dat moest volgens de politie wel en ik had een bagage op mijn dak die zogenaamd niet toegestaan was. Hij bladerde in een boekje met bedragen en kwam op 20000 som, of 300 dollar. Dat gingen wij natuurlijk niet betalen. Het werd een kwartier over en weer met niet begrijpen en onderhandelen. Op een gegeven moment was ik het zat en we maakten het af op 1000 som, ongeveer 13 euro. Toen we onze papieren terug hadden gaf ik hem een hand en konden we weer gaan. Het bleek daarna dat we eerst nog een bergpas over moesten. We klommen al snel naar 3500 meter, over een slechte weg.

 De personen wagens gingen ons op de rechte stukken  met beter asfalt voorbij, maar in de bochten zonder asfalt haalden we ze weer in. Boven kwamen we bij een tunnel. Er stond een rij vrachtwagens voor, daar reden wij voorbij. Ik had nog het idee dat ik een soort stoplicht zag, maar we reden toch maar door de tunnel in. Het was een tunneltje dat niet meer aan de Europese normen  zou voldoen. Net twee auto’s breed, aarde donker en super slecht wegdek. Ik was blij toen we de ongeveer drie kilometer vol gemaakt hadden . Ik moest er niet aan denken om daar met pech te komen staan. Toen we de tunnel uit reden was het mistig en regende het. Herman stopte om zijn raampje dicht te doen. Ik zag het niet zitten om mijn deuren er in te gaan zetten. Voordat ik daarmee klaar was zou ik kletsnat zijn, dus ik koos er voor om maar door te rijden, om zo snel mogelijk uit de bui te zijn. Zo kon ik ook eens een afdaling lekker mijn eigen tempo rijden, Arno is niet zo’n daler en omdat ik meestal als laatste rij moet ik me altijd inhouden. Een kilometer of wat verder, toen de zon weer scheen en de temperatuur weer boven de twintig graden was opgelopen wachtte ik Herman en Arno weer op en konden we gezamenlijk weer verder naar de grens. We tankten eerst ons Kirgizische geld nog op en  daarna in de hitte, het was weer 35 graden, naar de grens. We hoopten een kleine rustige grenspost, maar het bleek een grenspost in een stad, met heel veel lokaal verkeer.

Het schoot totaal niet op en voordat we bij de grenspost waren stonden we al uren in de rij. We kregen natuurlijk weer veel vragen over de reis en de Jeeps en we werden vermaakt door een oud vrouwtje die er een compleet waterballet van maakte. Ik was op een gegeven moment doornat, maar dat gaf wel verkoeling. Eenmaal binnen bij de grenspost bleek het probleem bij de Kazachstaanse kant te zitten. Bij de Kirgiezen hoefden we alleen een stempeltje te halen. Dat duurde niet lang. Bij de Kazachstanen was het niet zoveel meer, maar die werkten zo traag dat elke auto een kwartier duurde. Het was al na zessen toen we de grenspost uit konden. Toen moesten we nog een verzekering kopen, dat wisten we nog van de eerste keer.  Er waren plenty kantoortjes, maar wij zochten er éém op bij een eettentje. Zo hadden we gelijk ons avond eten geregeld. Na het eten de stad uit en de eerste afslag rechtsaf om een kampeerplekje te zoeken.  De temperatuur was heerlijk aangenaam, zodat ik nog lang nadat de anderen  naar bed waren ben blijven zitten om van de zomeravond te genieten.

Het was bewolkt toen we op kwamen. Herman zeurde over zijn been, dat maar niet beter wilde worden, dat hij beter een dag op bed kon blijven liggen. Als ik dan zei dat hij dat dan moest doen was het ook weer niet goed. Dan kon hij toch wel weer rijden. Zo gingen we dus op weg naar de andere kant van Kazachstan, een rit van ongeveer 3000 kilometer, die we in een week hoopten te overbruggen. Het begon goed. De weg was een super gladde vierbaansweg. Je kon de cruise control op 85 zetten en je hoefde verder niets meer te doen. Alleen in de dorpjes even terug naar zestig. Dat deed iedereen ook, want in bijna elk dorp stond wel een politie langs de weg. Alleen het weer werkte niet erg mee. Waar je eerder veertig graden zou verwachten, was het nog geen twintig. Toen het ook nog ging regenen konden de deuren ook weer in de Jeep.

We  schoten wel lekker op. ’s Avonds nog een sjasliek in een super eenvoudig eettentje en daarna een kampeerplekje, dik vijfhonderd kilometer opgeschoten.  Inmiddels waren we onder de wolken uit gereden en was het weer heerlijk weer. Zo konden we weer heerlijk zitten, ondanks dat er behoorlijk veel muggen zaten.

De tweede dag richting Aktau wel de hele dag mooi weer. Eerst wel weer wat gezeur over Herman zijn been, maar gedurende de dag ging het wel weer. Ondanks wat vergeefse  pogingen om gas te tanken toch nog een dikke vierhonderd kilometer opgeschoten. Herman wilde wat vroeger stoppen en dan zelf eten koken. Dat kon hij wel als hij met zijn been omhoog ging zitten. Zo gezegd zo gedaan. We zochten rond zeven uur een plekje tussen de akkers. Herman ging koken en we dronken een lekker biertje in de zon. Alles was ideaal, totdat ik na de afwas mijn laptop pakte om mijn dagboek bij te houden. We werden overvallen door een enorme hoeveelheid fanatieke muggen. Ik wilde mijn dagboek bijwerken, want ik was al een paar dagen achter, maar het werd een complete martelgang. Zo’n beetje elk plekje van mijn lijf, wat niet bedekt is door kleding en dat is nogal wat als je in shirt en korte broek zit, jeukte verschrikkelijk. De DEET had niet veel effect op deze muggen. De volgende morgen scheen de zon weer en de muggen waren verdwenen. Na het ontbijt gingen we de weg weer op voor weer een dag kilometers maken. De wegen waren nog steeds goed. We reden langs Baikonoer, de plaats waar de Russen raketten lanceren en Kosmonauten weer landen. Helaas geen raket omhoog zien gaan. Je kon wel het grondstation zien liggen, de raketbasis was dertig kilometer verderop, uit het zicht.

 De weg werd voornamelijk gebruikt door vrachtwagens, meest DAF’s van zo’n tien jaar oud en Kamazzen die nog veel ouder waren. De chauffeurs toeterden en zwaaiden enthousiast naar ons en als we stopten om te tanken waren er altijd wel mensen die met ons of de Jeeps op de foto wilden. Het leek wel of we beroemdheden waren. Aan het einde van de middag, weer zo’n 500 kilometer verder zochten we weer een plekje.

 

 

 Deze keer geen akkers meer, maar gewoon steppe. In de verte lag iets wat op een zoutmeer leek. Na het eten dacht ik er even naar toe te wandelen. Het was alleen iets verder als ik dacht. Toen ik na een wandeling van zeker een half uur bij het meer , dat eigenlijk een grote plas half opgedroogde modder was, aankwam was het nog een beetje licht.

Toen moest ik nog terug. Het werd snel donker, maar tegen de oranje lucht kon ik de tentjes goed herkennen, maar dat dachten Herman en Arno kennelijk niet. Opeens begonnen ze met koplampen te seinen en met zaklantaarns te zwaaien. Ik was me van geen kwaad bewust, maar Herman was niet blij met deze actie van mij. In het donker door het terrein te gaan wandelen. Ik zat heerlijk na de wandeling en na een lekkere douche onder de jerrycan water op de rand van mijn tentje lag ik heerlijk voldaan in bed.