Week 9:   De overtocht

Zondagmorgen pakten we onze tentjes in en vertrokken we van de parkeerplaats. We reden naar een strandje wat we op de planner gezien hadden. Het was maar ruim tien kilometer van de haven, dus als we gebeld werden konden we snel weer terug zijn. Toen we bij het strandje aankwamen stonden er twee gemiste oproepen van de haven in mijn telefoon. Ik probeerde terug te bellen, mar kreeg geen gehoor. We zijn toen maar weer in de Jeeps gestapt en terug nar de haven gereden.

Onze plekjes op de parkeerplaats waren nog vrij, dus we hebben de Jeeps maar weer neergezet. We liepen met onze papieren naar het douane kantoortje. Daar was het inmiddels een drukte van belang met alle vrachtwagen chauffeurs die ook hun pappieren in orde kwamen maken. De portier van het kantoortje probeerde een beetje te regelen, dus redelijk geordend werd iedereen afgehandeld. Toen wij aan de beurt waren kregen we een stapel van een stuk of tien van dezelfde formulieren met de gegevens van onze Jeeps er op. Met deze formulieren moesten we eerst naar de bank, om het inladen te betalen en dan nog vier kantoortjes af om stempels te halen. Toen we vier stempeltjes hadden was er wat verwarring wat verder te doen. Herman werd een kantoortje binnen geroepen en hem werd verteld dat we ’s avonds om negen uur terug moesten komen. We liepen terug naar de Jeeps en namen maar een biertje. Zo zaten we dus weer op de parkeerplaats van de haven.  We maakten de dag vol met zitten en bier drinken bij de Jeeps. ’s Avonds weer naar hetzelfde restaurantje en daarna om negen uur weer present op het douane kantoor. Daar was deze keer niemand te zien. We hingen wat rond en toen zag Arno de man die ons de vorige dag geholpen had. Arno liet hem de papieren zijn en toen zei de man dat de boot waar wij op moesten er nog niet was. Inmiddels ging er wel een dikke stroom vrachtwagens de haven op, die ’s morgens nog op dezelfde lijst stonden als onze Jeeps. Nu stonden wij opeens op de lijst voor en andere boot en konden kennelijk nog niet mee.

 We moesten ons de volgende dag maar weer melden. Teleurgesteld en met het gevoel dat we genaaid waren gingen we terug naar de Jeeps. Ik had inmiddels een app gedownload waar je al het scheepvaart verkeer op kon zien. Na wat zoeken vond ik de nieuwe boot, het bleek dat hij wel onderweg was naar Aktau, dus misschien viel het toch nog mee. We klapten onze tentjes maar weer uit voor weer een nacht tussen de herrie van de treinen. Toen ik de volgende morgen wakker werd kon ik mijn rechteroog bijna niet meer open krijgen. De avond ervoor was het ook al een beetje rood, maar nu was het helemaal rood en dik en mijn gezicht er omheen ook. Ik had verder geen pijn of last met kijken, ik dacht het is vanzelf gekomen en het zal ook wel weer vanzelf overgaan.  Ik zag op de app dat de boot nog niet in de haven was, dus we zagen er niet zoveel noodzaak in om naar het kantoortje te gaan. In plaats daarvan zijn we maar onderhoud aan de Jeeps gaan doen. In de loop van de middag waren we allemaal klaar en namen we een biertje. Het waren bijna de laatste en er moest ook nog brood en water komen, dus Arno ging even boodschappen doen met zijn Jeep. Herman en ik zaten samen nog wat te repareren toen er een man in een oranje hesje naar ons toe kwam dat we direct naar het kantoortje moesten komen. We maakten eerst ons klusje af, in de hoop dat Arno dan ook terug zou zijn. Dat was niet het geval, dus we liepen toen maar samen naar het kantoortje. Daar waren een paar mensen, maar die negeerden ons compleet. We probeerden nog wat andere deuren, maar nergens werden we te woord gestaan. Een beetje chagrijnig stonden we buiten wat te rond te kijken waar we verder nog heen konden gaan toen er een vrouw naar buiten kwam. Ze vroeg of we de Koning en van der Meer  waren. Toen we dat beaamden begon ze heel paniekerig te doen, dat we de auto’s onmiddellijk moesten halen en waar de derde was. We gingen terug naar de parkeerplaats om de tentjes in te pakken. De vrouw liep met ons mee, dan weer bellend, dan weer zeurend dat we snel moesten komen. Toen we de tentjes ingepakt hadden en alle spullen in de Jeeps gegooid hadden kwam Arno ook aanrijden. Met z’n drieën konden we naar de poort. We hadden gedacht dat we onmiddellijk naar de boot moesten, maar dat was niet het geval. Het werd een run van kantoortje naar kantoortje. Soms met Jeep, dan weer zonder. Ook weer naar een zelfde kantoortje waar we al geweest waren om weer een ander stempeltje te halen of een formulier in te leveren. Na een traject van ruim een uur konden we het uit stempel van de douane halen. Toen nog één formulier en de declaratie formuliertjes die we aan de Kirgizische grens ingevuld hadden inleveren en toen mochten we naar de boot. Bij de boot wilde ik direct het dek op rijden, maar toen werd er gewezen dat we op de parkeerplaats moesten gaan staan.

De haast die de douane had was kennelijk meer omdat ze zelf naar huis wilden en niet omdat de boot op punt stond om te vertrekken. We stonden nog van half negen tot half twaalf op de parkeerplaats. We zagen dat er twee lange treinen de boot op gereden werden. Verder geen andere voertuigen. Toen de treinen vastgezet waren  werden wij geroepen om de boot op te rijden.

 We parkeerden de Jeeps achter de treinen en mochten nog snel wat spullen pakken en toen werden we mee naar boven genomen. We kregen een slaapzaaltje van zes bedden voor ons drieën, met daar tegenover een westers toilet en een wasbak. Er hing een papier met tijden voor ontbijt, lunch en diner, dus dat was allemaal prima geregeld. Na nog een biertje zijn we naar bed gegaan en toen we net lagen voelden we dat de boot vertrok. Toen we uit bed kwamen was de boot op volle zee, nergens was land te zien. Nou kon ik toch niet zoveel zien, want mijn rechteroog zat weer helemaal dicht. Toen ik het bij de wastafel een beetje los geweekt had en ik in de spiegel keek schrok ik toch wel een beetje.

 Het oog was een rode zak nvocht, met in het midden ergens een iris en mijn oogleden en de verdere omgeving van het oog was dubbel zo dik als normaal. Het enige positieve  was dat het geen pijn deed en dat het zicht goed was. Dat klopte met het verhaaltje wat ik over een onschuldige oogontstekeing gelezen had op internet. Als ik niet recht vooruit keek zag ik wel dubbel, omdat alles zo gezwollen was kon het oog waarschijnlijk niet meer draaien. Op zo’n vrachtboot was waarschijnlijk geen dokter, dus ik kon niet veel anders doen dan hopen dat het beter zou worden. Om half negen werden we opgehaald voor het ontbijt. Dat was prima geregeld.  Na het ontbijt eens bedenken hoe de dag door te komen. De tocht zou minstens dertig uur duren, dus we moesten ons de hele dag vermaken.

 

We hadden de lectuur tas meegenomen, dus Herman en Arno stortten zich in de terreinwagen blaadjes en ik had de laptop meegenomen, dus ik kon eerst mijn dagboek bijwerken. Buiten kon je nergens zitten en op het dek lopen op een schommelende boot als je dubbel ziet is ook niet echt een succes, dus ik ben maar met de laptop in de lounge gaan zitten. Zo kon ik de tijd tot de lunch volmaken. Ook de lunch was weer prima geregeld, een soepje en een bord rijst met kip smaakte prima. ’s Middags eerst maar een paar uurtjes gaan liggen om mijn oog een beetje rust te geven en toen maar weer achter de laptop om een deel van het verslag af te maken. Herman lag ook de hele middag op bed, want zijn been was ook nog steeds niet helemaal beter en zo kon hij ook wat extra rust pakken.  Zo kwamen we de dag wel door. Tegen de avond zagen we op de GPS dat de boot aardig opschoot richting Bakoe. Het diner was ook een uur eerder als op de planning stond, dus we dachten dat we misschien al snel aan zouden komen. Dat is aan de ene kant wel fijn, maar nog een nacht slapen op de boot en ’s morgens aankomen zou prettiger zijn. Na het eten de kaart en de snelheid nog eens goed bekeken en toch maar tot de conclusie gekomen lekker te gaan slapen.

Als de boot voor de ochtend in de haven zou zijn zouden ze ons vast wel wakker maken. De volgende morgen bleek dat we ons geen zorgen hadden hoeven te maken. De boot lag rustig voor anker buiten de haven. Mijn oog leek er ietsje beter uit te zien en ook weer iets beter samen te werken met het andere oog, dat gaf weer een beetje moed. Na het ontbijt begon het wachten. We hadden geen idee hoe lang dat zou gaan duren. Rond een uur of tien begon de boot weer te bewegen. Hij zette koers naar de haven. Met een uurtje lagen we aan de kant.

De douane kwam aan boord en na een half uurtje werden we gevraagd met onze kenteken bewijzen naar de Jeeps te gaan. Nadat we onze spullen weer in de Jeeps gestopt hadden moesten we mee lopen naar het douane kantoor. Er was daar niemand, dus de mannen die met ons mee liepen moesten eerst het licht aandoen en de computers opstarten. Toen dat gebeurt was werden vrij snel de paspoorten en de visa gecontroleerd en afgestempeld. Daarna werd ons verteld dat we de Jeeps op konden halen en naar het douane kantoor bij de uitgang van de haven moesten rijden. Bij het kantoor aangekomen moesten daar de auto’s ingevoerd worden. Dat ging zoals gewoonlijk weer met een hoop formulieren en stempels, maar uiteindelijk kregen we na het betalen van elk veertig dollar de invoer papieren, voor drie dagen. Drie dagen vonden wij natuurlijk te kort, dus we vroegen of het niet langer kon. Het antwoord was dat het alleen voor drie of voor dertig dagen kon. Maar onze visa waren nog maar elf dagen geldig, dus kon alleen drie dagen. Nu hadden we al in een reisgids gelezen dat je die drie dagen wel kon overschrijden. Bij de uitgrens kon je dan een preek van de douane verwachten en een boete van 25 dollar, maar daarmee was het volgens dat boekje dan wel geregeld. We zeurden dus maar niet verder en gingen door met het volgende. Het vervoeren van de Jeeps moest nog betaald worden. In Kazachstan hadden we alleen voor de personen betaald. We moesten naar een kantoortje buiten de haven, daar maakten ze de rekening. Daarmee moesten we dan weer naar de bank. Betalen in dollars en met het stempel van de bank weer terug naar het eerste kantoortje en daar kwam er dan nog wat haven belasting bij maar toen waren we klaar.  Toen nog de voertuigcontrole met drugs hond erbij, dat was ook geen probleem, dus we mochten Azerbeidzjan in. Net voor het wegrijden vertelde de Engels sprekende douanier nog tegen Herman dat we ons geen zorgen moesten maken over de drie dagen. We hadden het niet van hem gehoord, maar aan de uitgrens kon je het met een paar dollars wel oplossen. Net buiten de haven stopten we om te eten. Het viel me direct op dat rijden niet echt meeviel met dubbel zicht als je niet recht vooruit kijkt. Ik zag een hele dag rijden op deze manier niet zo zitten en probeerde de anderen warm te krijgen om een hotel te nemen en dan de volgende dag Bakoe te gaan bekijken. Dan kon ik met Herman meerijden en had mijn oog een dagje langer om te genezen. Uiteindelijk waren we het eens dat we in ieder geval één nacht in een hotel zouden gaan.

We zochten er één aan de kant van de stad waar de haven lag en reden er heen. Het was zo’n vijftig kilometer en ik was blij dat we er waren. Een hele dag rijden zou het zo nog niet worden. De prijs van het Motel viel mee dus we namen twee kamers. Na al die dagen rondhangen op de haven in op de boot was een echte douche heerlijk. Schoon en fris dronken we een biertje op de hotelkamer.

 

’s Avonds gingen we eten bij het restaurant wat naast het motel zat. Er hingen plaatjes van allerlei gerechten, maar het enige wat ze hadden was worstenbroodjes. Dus met ieder een paar worstenbroodjes en gelukkig wel lekkere koffie moesten we het doen. Na nog een biertje op de kamer zijn we lekker schoon, in een schoon bed gaan slapen. We hadden geen ontbijt bij de overnachting, dus de volgende morgen ben ik na het wassen en scheren naar de parkeerplaats gegaan om een pot koffie te zetten. Na een poosje kwamen de anderen ook en deden we net of we aan het wild kamperen waren. We klapten de stoelen en de tafel uit en genoten van het ontbijt bij de Jeeps.

 We hadden besloten een dagje Bakoe te doen.  Er moest ergens een brandende bergwand zijn, die wilden we wel zien en Herman wilde nog proberen een paar nieuwe banden te kopen. Ik kon dan mooi een dagje meerijden. Mijn oog deed het wel weer iets beter, maar zelf een hele dag rijden zag ik nog niet echt zitten. Vanuit de achteringang van ons hotel reed je zo de bazaar op. We keken daar wat rond en zagen een autobanden zaakje. Herman stopte en liet de kapotte band achter op zijn Jeep zien. Er werden allerlei mensen bijgehaald, maar die maat konden ze niet leveren. Ze zeiden dat we naar een bepaalde straat moesten gaan, daar zou het wel lukken. We vonden de  straat op de planner en reden er naartoe. Het waren allemaal brede straten, tot tien banen breed, tussen futuristische gebouwen.  Dit deel van Bakoe deed erg kitscherig aan.

 

Helaas misten we een afslag en moesten we allerlei  verkeerspleinen over om er weer te komen. We zaten ook al aardig in de buurt van de brandende berg, dus besloten eerst maar daarheen te gaan. We hadden het adres de vorige avond met behulp van de ober gevonden. We zagen nu een ander Bakoe, we reden een soort sloppenwijk in, met de olieboortorens en Jaknikkers gewoon tussen de huizen.  We vonden de straat die “Yaner Dag” heette. Zo heette ook de brandende berg, maar er was geen berg of vlammetje te zien.

 

Vertwijfeld zat ik op de planner te kijken tot ik opeens een kilometer of  tien verder een klein natuurparkje zag dat ook “Yaner Dag “ heette. We reden erheen, weer door velden van torens en Jaknikkers. Toen we in de buurt kwamen werd het landschap iets minder industrieel. Tweehonderd meter voordat we er waren stond er inderdaad een bord met de naam en een vlammetje erop.

Er was een parkeerplaatsje en een toegangspoort waar we vier euro moesten betalen. Het zag er niet bepaald uit als de top attractie van Azerbeidzjan, maar uiteindelijk kwamen we bij de brandende berg. Het was niet de complete brandende bergwand die we in gedachten hadden, omdat we dat wel eens op TV hadden gezien, maar het was toch wel een apart gezicht om de vlammen zo uit de grond te zien komen. 

We liepen nog wat rond op zoek naar een grotere vuurhaard, maar dat was vergeefse moeite. We moesten het met het ene vuurtje doen. Toen weer op weg naar de straat van de banden. Het was een rit van twintig kilometer. Overal waren omleidingen dus het was een aardig gepuzzel om er te komen. Tussendoor hebben we maar een restaurantje opgezocht voor de lunch. Uiteindelijk kwamen we in de straat die we zochten. Het was een straat van een paar kilometer, met alleen maar autozaakjes er langs. Dealers, onderdelen zaken, tweedehands autohandels en bandenbedrijven, meest met tweedehands banden. We wisten niet waar we moesten beginnen en reden maar een pleintje met een paar bandenbedrijven op. Iedereen kwam natuurlijk gelijk op ons af en iedereen kon wel een band leveren. Als je dan verder ging vragen kon het toch niet. Een enkeling nam ons wel serieus. Zo kwam er iemand met een mooie nieuwe mud band, maar helaas 31 inch hoog in plaats van 33. We kregen ook van iemand een adres van een zaak waar Jeep Wranglers zouden staan en daar omheen zouden ook zaken met terreinwagen onderdelen zitten. We besloten daar maar heen te gaan. Toen we onderweg waren zagen we een groot terrein met alleen maar banden.

We reden erop en weer kwam onmiddellijk iedereen naar ons toe. Weer hetzelfde verhaal. Iedereen had alles, tot het serieus werd. Eén man ging direct fanatiek aan het bellen. Op een gegeven moment kwam hij met een Europese bandenmaat, die volgens hem gelijk moest zijn aan de 33 x 12,5 die wij wilden hebben. Na wat rekenen bleek dat inderdaad te kloppen.  Er zou iemand met de band daar naartoe komen, dan konden we zelf kijken of het goed was. Na een poosje kwam er een Lada meteen grote band in de kofferbak. We zetten hem naast de banden van Herman’s Jeep en hij was inderdaad ongeveer even hoog. Het was wel een wegband, maar hij was niet al te duur . Herman wilde er alleen wel twee, dan had hij gelijke banden op zijn achteras zitten. Dat was geen probleem. De tweede band werd gehaald en de jongens daar begonnen met het banden wisselen.

 

Ik ging met Arno even naar een PIN automaat om het geld te pinnen en toen we terug kwamen kon Herman met zijn nieuwe banden vertrekken. De oude losse band die over was wilden ze niet, dus die moesten we meenemen. Tevreden met deze actie reden we terug naar het hotel. We merkten wel dat de banden flink herrie maakten, dat was een tegenvaller, Herman had juist gehoopt dat deze banden wat stiller zouden zijn als de oude. We reden nog even de bazaar op achter het hotel om een broodje te halen en daar dumpten we de band die over was tussen de andere vuilnis die daar lag. Terug bij het hotel op de parkeerplaats wilde Herman de bandenspanning nog even controleren. We zochten op de band naar de gegevens en zagen toen in het Engels een tekst met een laadvermogen bij 1 bar druk en “not for highway use”. In het Chinees of Japans stond er ook nog wel iets met 2,5 bar, maar meer konden we daar niet van lezen. Herman was toen iets minder enthousiast over zijn aankoop. Met z’n drieën zijn we toen maar naar onze kamer gegaan om nog wat na te praten over de dag. Mijn oog was weer wat beter geworden , dus ik dacht dat we de volgende dag wel richting Georgië konden vertrekken. Op vrijdagmorgen pakte ik alle spullen die ik meegenomen had naar de hotelkamer weer in mijn Jeep. Op de parkeerplaats zette ik een paar potten koffie, maar toen de anderen voor het ontbijt naar beneden kwamen begon het te regenen. Gelukkig had Herman de sleutel nog niet ingeleverd, dus konden we de ontbijt spullen meenemen naar onze kamer. Na het ontbijt vertrokken we eindelijk weer voor een lekkere dag rijden. Ik moest nog even afwachten hoe het met mijn oog zou gaan. Voor de zekerheid had ik nog een zonnebril geprepareerd door één glas af te plakken. Als ik dan te veel dubbel zou zien kon ik die opzetten. Het viel gelukkig mee. Mijn ogen werkten net weer genoeg samen om lekker te kunnen rijden. Als ik door de voorruit keek had ik geen probleem. Alleen bij manoeuvreren was  het lastig dat ik dubbel zag als ik opzij keek, maar dat was op te lossen door één oog dicht te knijpen. Het weer was niet geweldig en het toch al niet te fraaie landschap toonde daardoor nog grauwer dan het al was.

 

De wegen waren ook niet echt prettig, druk met veel omleidingen door werkzaamheden. Ook klaagde Herman over de herrie die zijn nieuwe banden maakte.  Het werd niet de lekkere dag rijden waar we op gehoopt hadden. ’s Middags werd het landschap wel wat mooier, maar nog steeds niet geweldig. We schoten wel lekker op. Het zag er zelfs naar uit dat we de Georgische grens binnen de drie dagen die we officieel hadden gingen halen.

 

 

 Tegen de avond zochten we een kampeerplekje. Het werd zoals zo vaak weer een plekje tussen de akkers.  Herman had geen zin om te koken, dus we aten maar brood. Toen ik naar Hermans Jeep zat te kijken zag ik een bobbel op één van de “nieuwe” banden. Dat zag er niet goed uit. We besloten maar om de twee reserve banden die aan onze Jeeps hingen de volgende morgen op de achteras van Hermans Jeep te zetten en dan de “nieuwe” banden als thuisbrenger op de reserve wiel drager.

 

De volgende morgen na het ontbijt begonnen we aan de bandenwissel. Omdat ik 10 inch velgen heb en Herman 8 inch moesten er ook twee banden van de velg gehaald worden om ze te wisselen. Ik heb inmiddels heel wat ervaring in het wisselen van banden met een krik en een paar bandenlichters, maar het kostte toch nog flink wat zweetdruppels in de volle zon.

Met een half uurtje vertraging konden we toch vertrekken naar de Georgische grens. Het was niet zo ver meer, nog twee grotere plaatsen door en we waren er. Ik weet niet of het kwam doordat de zon scheen, of dat het echt zo was, maar het landschap waar we door reden zag er veel mooier uit dan de vorige dag.

 

Na de laatste plaats tankten we de Jeeps nog een keer goed vol met benzine, want we hadden gehoord dat de benzine in Georgië een stuk duurder was. Toen naar de grens. We hadden onze Azerbeidzjaanse papieren nog eens goed bestudeerd en we hadden gezien dat we tot één uur de tijd hadden. Om kwart over twaalf waren we bij de grens. Helaas ging het hek net op slot toen we er voor stonden. Na een half uurtje wachten werden we binnen gelaten. Twee kantoortjes af om stempels te halen en even in de auto’s kijken en we mochten verder. De Georgische grens leek op een oude Oostblok grens. Alles vanuit de auto.  Door het raampje kon je het paspoort afgeven en even later kreeg je het gestempeld terug. Bij het volgende kantoortje nog even uitstappen voor de bagage controle en klaar. Bij Herman  liep het alleen een beetje anders. Bij de controle zagen ze de Jerrycans benzine zitten. Kennelijk was dat een probleem, want ze begonnen er direct over te zeuren. Het was kennelijk verboden benzine in Jerrycans in te voeren. Herman probeerde van alles, maar ze waren niet om te praten. De boete was 2000 Lari, zo’n 800 euro.  Inmiddels was ik ook bij de controle. Ik had ook 150 liter extra benzine in mijn extra tank, maar geen Jerrycans. Ze vroegen aan me of ik mijn tank vol had, ik zei ja. Ze vroegen nogmaals ‘only in your tank’ en zonder te liegen kon ik daar ja op antwoorden. Ik mocht dan ook doorrijden.  Herman stond nog steeds te debatteren met de douane. Ik liep terug naar de grens en bemoeide me er ook mee. Er stonden allemaal auto’s geparkeerd en ik vroeg of we de benzine uit mochten delen aan de mensen daar. Dat mocht niet, maar we mochten wel terug de grens over naar het niemandsland om daar de benzine weg te geven.  Herman is toen maar terug gereden en heeft buiten de controlepost de Jerrycans op zijn kop in de berm gelegd. Even later mocht hij met lege Jerrycans wel doorrijden. Even over de grens stopten we voor de lunch. We bekeken de kaart van Georgië om de route te bepalen. Ik had in het voorjaar een mailtje gehad van Terrein.nu, over een Georgië trip. Daar zat een bergpas bij die ook in het programma ‘de gevaarlijkste wegen‘ geweest was. We vonden de bergpas op de kaart en we bleken er maar tachtig kilometer vandaan te zitten. We besloten om daar maar heen te rijden, in het dorpje onder aan de pas boodschappen te doen en dan een kampeerplekje te zoeken. Het was inmiddels prachtig weer geworden, dus het was een heerlijk ritje. Tegen de avond kwamen we in het dorpje bij de afslag naar de pas. Bij een klein winkeltje deden we nog wat inkopen en we probeerden een restaurantje te vinden.  Dat lukte niet, dus we reden maar de weg naar de pas in en vonden daar al snel een mooi kampeerplekje aan de rivier.   

     

 

 :