Tanzania en Kenia.

Op maandag gingen we naar Dar es Salaam om naar de ambassade van Soedan te gaan en een supermarkt te zoeken om uitgebreid boodschappen te doen. We wilden eigenlijk om acht uur vertrekken, om een beetje op tijd bij de ambassade op de stoep te staan, maar doordat we allebei lekker lagen ’s morgens, werd het toch negen uur voordat we vertrokken. Om kwart over negen stonden we in de rij voor het pontje naar de stad. We hadden gehoopt dat het op maandag wat rustiger zou zijn, maar dat was niet het geval. We stonden al een paar honderd meter voor de pont in de file. Op zich is een poosje wachten niet zo erg, maar toen we een uur gestaan hadden waren we nog geen meter opgeschoten en dan wordt je het toch wel zat. Toen er in het volgende kwartier nog niets gebeurde vonden we het genoeg. We keerden de Jeep en gingen om rijden. Het vervelende was alleen dat we geen goede kaart van de omgeving hadden, het werd dus eerst flink zoeken over onverharde wegen voordat we op de asfaltweg kwamen, die om de haven heen weer naar Dar es Salaam liep.

Toen we eenmaal op de goede weg waren ging het verder vlot en om kwart voor twaalf stonden we voor de Soedanese ambassade. We hadden voor deze gelegenheid een schoon shirt en broek meegenomen en zelfs onze nette schoenen voor het eerst tijdens deze reis opgezocht en gepoetst. We wilden tenslotte een beetje goede indruk maken. Door de bode van de ambassade werden we binnen gelaten en al snel werden we naar een loketje gebracht waar een goed Engels sprekende vrouw zat. We vertelden dat we door Soedan wilden reizen en dat we dus een visum nodig hadden. De vrouw antwoordde dat het geen probleem was, een formuliertje invullen, twee pasfoto’s inleveren, 51000 shilling (€ 35) per persoon betalen en een aanbevelingsbrief van de Nederlandse ambassade overleggen en dan zouden we in twee tot drie dagen een visum kunnen hebben. Het enige probleempje was dat we geen aanbevelingsbrief van de ambassade hadden, daar moesten we dus eerst op uit. We  namen vast een paar aanvraag formulieren mee en gingen weer naar buiten. Er was gelukkig ook een Nederlandse ambassade in Dar es Salaam, dus zodra we weer bij de Jeep waren hebben we het adres opgezocht in de Lonely Planet. Het bleek dat de Nederlandse ambassade twee kilometer verderop zat. Met de Jeep reden we er naartoe en na een uitgebreide veiligheidscontrole mochten we het gebouw in wat gedeeld werd door de Duitsers, Engelsen en Nederlanders. Na wat heen en weer gestuurd te zijn kwamen we bij het goede loket. We deden ons verhaal en het was geen probleem om een aanbevelingsbrief te krijgen. We moesten even een briefje schrijven wat onze plannen precies waren, 48000  shilling (€32) per persoon betalen en dan zou het geregeld worden. Helaas kon het niet meer dezelfde dag, de volgende morgen tussen elf en twaalf konden we de brieven ophalen. We konden de missie van het visum aanvragen niet voltooien, dus we konden verder met de volgende: het vinden van een goede supermarkt. We trokken eerst onze nette kleren weer uit, want die moesten blijven voor de volgende dag en gingen toen op zoek. Na een poosje rondrijden vonden we een ”Shoprite” een supermarkt die we nog kenden uit Zuid-Afrika. We parkeerden de Jeep ergens in de buurt en gingen eens kijken. Het was een prima supermarkt, kennelijk importeerden ze het hele Zuid-Afrikaanse assortiment en we konden bijna alles vinden wat we nodig hadden. Alleen chocolade pasta waren ze kennelijk vergeten te bestellen, want dat was er niet. In Malawi hadden we dat ook al niet kunnen vinden dus we zaten al weken zonder. Met zoveel boodschappen als we konden dragen gingen we terug naar de auto.

Bij de pont viel de rij deze keer mee, dus binnen een uurtje waren we terug op de camping. De middag was al te ver op weg om nog wat te gaan klussen, dus we hielden het maar bij een biertje drinken. We waren blij dat er toch nog uitzicht was dat we redelijk snel de Soedan visa zouden krijgen. Met onze vers gekochte spullen kon Herman weer een lekker maaltje koken, dus we konden lekker bij de Jeeps blijven zitten. De volgende morgen gingen we weer op pad. We hoefden pas om elf uur bij de ambassade te zijn, dus we dachten dat we nu de pont wel konden nemen. We waren een uurtje eerder als de vorige dag en hadden dus totaal geen haast. De rij was alweer net zo lang en we konden nu eens goed in de gaten houden hoe het allemaal verliep. We hadden al snel in de gaten waarom het zolang duurde. Steeds gingen er auto’s langs de rij, voor het hek werd er even gesmoesd met de wacht en dan ging het hek open. Zoals overal was hier met wat extra geld een hoop te doen. Wij hadden daar geen zin in en wachtten dus rustig af tot we op de normale manier aan de beurt waren. Om elf uur waren we bij de Nederlandse ambassade. Helaas waren onze brieven nog niet klaar, de consul hoefde ze alleen nog maar even te ondertekenen, maar ze zat in een vergadering en dat kon nog wel even duren. We besloten onze tijd maar te vullen met nog een bezoekje aan de supermarkt en waren even na één uur weer terug. Nog steeds waren de brieven niet klaar. Deze keer bleven we wachten en met een kwartiertje kwam de secretaresse de brieven brengen. Mooie officiële stukken met veel stempels waarin de ambassade verklaarde dat er volgens hun geen bezwaren waren om ons Soedan in te laten. Met de brieven gingen we weer naar de ambassade van Soedan. We konden daar alle spullen inleveren, maar ze konden nog geen uitsluitsel geven of we de visa echt zouden krijgen, maar vrijdag konden we terug komen en als alles goed was de visa ophalen. Wij zouden niet weten wat er mis zou zijn, dus het zag er volgens ons goed uit. Door het gedoe op de Nederlandse ambassade waren we toch weer laat terug, maar nu wisten we dat we in ieder geval tot vrijdag in Dar es Salaam op de camping moesten blijven

. Op woensdag en donderdag moesten er klusjes gedaan worden en het verslag van de periode in Malawi moest afgemaakt worden om het op het net te kunnen zetten. Het was wel prettig dat we op woensdag eens een keertje niet naar de stad hoefden. Lekker uitslapen, hoewel we allebei om zeven uur alweer uit bed waren, uitgebreid ontbijten en daarna lekker rustig aan de slag. Ik had niet zoveel te doen aan mijn Jeep, nog maar weer eens wat aan de benzine toevoer rommelen, een al maanden lekkende radiateur solderen en even doorsmeren. Na deze klusjes kon ik al vroeg in de middag aan de slag met het afmaken van het verslag. Herman had heel wat meer te doen, hij wilde de gebroken schroefveer van rechts naar links omzetten, omdat zijn Jeep links altijd al hoger stond. Deze klus was al een dag werk. En passant merkte hij nog dat twee wielen veel te veel speling hadden en er waren nog een paar olie lekkages waar Herman zich enorm aan ergerde, dus dat moest ook opgelost worden. Herman was wel twee dagen zoet. Het verslag afmaken ging heel moeizaam, op woensdag had ik de tekst wel af, maar de foto's moesten er nog bij. Het probleem was dat mijn computer steeds vaker vast ging lopen. De diverse reparatie pogingen hadden niets geholpen en nu was het zo erg dat er meer tijd ging zitten in het opnieuw opstarten dan dat er overbleef om te werken. 's Avonds startte de computer helemaal niet meer op, dus ik heb de pogingen maar gestaakt in de hoop dat hij het de volgende dag als hij afgekoeld was weer zou doen. Toen ik hem de volgende morgen na het ontbijt weer opstartte  deed hij het inderdaad twee uur zonder mankeren, ik kon het halve verslag ongeveer afmaken. Het was wel zijn laatste kunstje, want toen hij weer een keer vastliep startte hij niet meer op en ik heb hem de rest van de week niet meer aan de gang gekregen. Het verslag kwam dus nog niet op internet. Donderdag avond was Herman ook klaar met de klusjes aan zijn Jeep en voor de gelegenheid zijn we maar weer eens gaan eten in het restaurant. We kregen nadat we met veel moeite uitgelegd hadden dat we een dubbele portie friet wilden,uiteindelijk een prima maal, lekker veel voor weinig geld. Het was weer gezellig op de camping, want er was weer een overland truck met Nederlanders aangekomen. Op vrijdagmorgen gingen we weer naar de stad om naar de Soedanese ambassade te gaan. We hadden geen zin om weer in de rij voor de pont te gaan staan, dus we reden om deze keer. We wisten inmiddels de weg en ondanks de drukte de stad in waren we al voor tien uur in het centrum. We konden om tien uur pas bij de ambassade terecht, dus we deden eerst nog andere zaken. Om half elf  hesen we ons weer in de nette kleren, knap zweterig bij 35 graden vochtige warmte en gingen we naar de ambassade. De wacht probeerde ons iets duidelijk te maken, maar hij sprak geen Engels dus na een poosje gaf hij het op en bood ons een stoel aan. Hij heeft ons waarschijnlijk willen vertellen dat het personeel nog niet binnen was, want in het half uurtje dat we daar zaten kwamen er heel wat auto's de poort door. Om elf uur werden we binnen geroepen. Dezelfde aardige dame van een paar dagen geleden ontving ons en kwam al snel met de paspoorten. De visa waren erin geplakt. We hadden van af die datum een maand de tijd om Soedan in te gaan. Voor 13 november moesten we het land binnen zijn. eenmaal binnen mochten we een maand in het land blijven. We betaalden de kosten, bedankten het vrouwtje nog een keer en liepen weer de straat op. Op straat feliciteerden we elkaar met dit resultaat, want één van de grootste hobbels van de terugreis was nu genomen. De Lonely Planet adviseert om dit visum van te voren te regelen, omdat het meer dan een maand kan duren. Wij hadden de visa in twee dagen, mede dankzij de tip van Erik en Jolanda, die verteld hadden da de visa in Dar es Salaam het makkelijkst te krijgen waren. We konden nu weer echt gaan reizen. De enige visa die nu we daarna niet meer aan de grens kunnen krijgen zijn de visa voor Ethiopië, maar die zijn volgens zeggen eenvoudig in Kenia op te halen. Omdat we weer echt gingen reizen moest er nu ook weer echt inkopen gedaan worden. We brachten dus maar weer eens een bezoek aan de "Shoprite" en kochten de proviand kist weer helemaal vol. Terug op de camping namen we aan het strand een lekkere koude bier om te vieren dat we weer verder konden, daarna nog één en een lekkere hamburger en zo was de middag al snel weer om.

Omdat het de vorige avond zo lekker was aten we's avonds ook maar weer in het restaurant. Op zaterdag vertrokken we weer van Kipepeo Beach. Omdat we nog steeds in een vroeg ritme zaten waren we om zeven uur alweer uit bed en voor negen uur wee onderweg. We hadden ook deze keer geen zin om voor de pont in de rij te gaan staan en reden dus weer om. om op de hoofdweg naar het noorden te komen moesten we toch nog een stukje door de stad. het was op maandag kennelijk drukker als op zaterdag, want na een paar uur file rijden waren we om twaalf uur pas de stad uit. Op de hoofdweg reed het verder vlot, we werden alleen wel gestoord van de vele verkeersdrempels in de dorpjes en bij gevaarlijke punten.  Kennelijk is het de enige manier om de Afrikaanse chauffeurs af te laten remmen. In één van de weinige dorpjes zonder verkeersdrempels, waar je ook maar 50 mocht, lieten we zoals gewoonlijk bij het bord het gas los om de snelheid terug te laten zakken. Deze keer dus geen verkeersdrempels, maar wel twee politie agenten met een lasergun. We moesten stoppen en de politie agenten liepen naar Herman toe. Ze vertelden hem dat hij 68 kilometer per uur gereden had en dat hij daarvoor bestraft zou worden. We hadden natuurlijk geen zin in betalen, dus Herman sputterde flink tegen. Herman moest uitstappen en op het apparaat komen kijken. Er stond inderdaad 68 op. De politie demonstreerde nog even bij een langsrijdende auto hoe het apparaat werkte en bepaalde toen de boete op 20000 shillling (€13). Herman gaf daarop niet veel sjoege en toen vond ik het ook  tijd om me er onderhand eens mee te gaan bemoeien. Ik stapte uit en vroeg wat het probleem was. Weer kregen we het hele verhaal te horen en dat het 20000 shilling zou gaan kosten. Ik vroeg hoe hij aan dat bedrag kwam, of hij een lijst had met tarieven die voor bepaalde snelheden golden. Dat lijstje had hij niet en hij zei dat elke overtreding standaard 20000 kostte. Ik vertelde nog dat ik het wel vreemd vond dat een overtreding van 30 kilometer even veel zou kosten als een overtreding van 10 kilometer. Hij reageerde daar niet op en bleef 20000 vragen. Wij begonnen toen dat we wel een officieel reçuutje wilden hebben als we betaalden. Toen begon het toch wat moeilijker voor hem te worden. Hij zei dat hij het reçuutje zou schrijven als we betaalden, waarop ik weer zei dat het geld pas uit mijn zak zou komen als ik een reçuutje had. Het had hem kennelijk lang genoeg geduurd, want toen gaf hij het op. Hij wenste ons een goede reis en we konden zonder betalen verder. We reden nog een paar uurtjes hoofdweg om na zo'n tweehonderd kilometer asfalt weer eens een onverhard paadje in te gaan.

Het was wat lastiger om zonder computer de afslag te vinden, want die was immers stuk, maar ouderwets met de kaart op het stuur lukte het ook. Het was een mooi pad, door weelderig groene bossen. Het begon zelfs wel een beetje op tropisch regenwoud te lijken met veel palmen en bananenbomen. De dorpjes waren nog echt simpel, met huisjes die gemaakt waren van takken, waar een soort raamwerk van gemaakt was. Dat raamwerk was dan weer vol gelegd en gesmeerd met klei. Als dakbedekking een dikke laag gras.

 Rond vier uur zochten we een plekje langs het pad. We zetten de tentjes op en kookten daar een  maaltje en hadden sinds lange tijd weer eens een lekker wildkampeer avondje. Bij het ontbijt de volgende morgen regende het, gelukkig hadden we de tentjes al droog ingepakt. De hele dag was het verder bewolkt, dus ook een stuk frisser dan de voorgaande dagen. Een voordeel van de regen was dat de wegen een stuk minder stoffig waren. Ik had als achterste rijder nu ook eens helder zicht. Het uitzicht was ook zeker de moeite waard. Een prachtige route door de binnenlanden van Tanzania waar de Masai wonen. Lange mannen en vrouwen, alleen gekleed in een omslagdoek. Volgens zeggen vroeger goede vechters met speren. Langs de weg  nu zagen we ze alleen als herders van flinke kuddes vee, meestal wel met een stok of een paraplu die ze als speer droegen.

In de middag kwamen we op een iets grotere weg. Het had daar nog niet geregend dus het stoof enorm, het zand leek wel cement, zo fijn als het was. Rond vier uur zochten we weer een plekje om te kamperen. We konden nog een biertje in de zon drinken, maar al snel werd het weer bewolkt. Toen we aan het avondeten toe waren regende het weer. Onder het afdakje van Herman's tent en mijn paraplu konden we het redelijk droog houden. Toen het na het eten aan alle kanten door begon te lekken zijn we maar naar bed gegaan. Ook 's nachts en 's morgens regende het weer, dus ook het ontbijt moest weer onder de het afdakje en de paraplu en de tentjes werden nat ingepakt. We wilden wat grotere wegen gaan rijden naar de parken in Noord Tanzania. Wat op de kaart grotere wegen leken te zijn waren in werkelijkheid verschrikkelijk slechte wegen, met veel stenen en wasbord. Samen met de regen die de hele dag viel kwamen we een stuk minder ver als we gehoopt hadden.

Een positief puntje was dat mijn computer het weer ging doen, het ding voelt zich kennelijk het beste thuis in een zwaar hobbelende Jeep. Steeds na een paar rustdagen stopte hij er mee en na een paar dagen rijden ging hij het weer doen. Doordat we nu weer een goed beeld hadden van waar we zaten, zagen we dat we de Ngorongoro krater, waar we eigenlijk op weg naar toe waren, niet zouden gaan halen. Toen ik aan het einde van de middag, bij een winkeltje waar ik gestopt was om brood te kopen, ook nog zag dat mijn linker achterwiel helemaal onder de olie zat, vond ik dat het tijd werd om te stoppen. We draaiden van de slechte weg af een zijweggetje in en zochten een plekje om te kamperen. Toen we net stonden begon het weer te  regenen, het werd gelukkig alweer snel droog en dat bleek de laatste regen van de dag geweest te zijn. Ik maakte de achternaaf van mijn Jeep open en zag dat de moeren waarmee je het lager afstelt los gelopen waren. Normaal zou dat een kwestie zijn van even aandraaien, maar kennelijk was de schroefdraad beschadigd en ik kreeg geen beweging in de moer. Omdat het al snel donker werd heb ik het maar laten zitten tot de volgende morgen. Na een biertje begon Herman een maaltje te bereiden. Hij had kennelijk zijn dag niet zo erg, want de hele dag door het bakkie had ik geen zin gehoord zonder scheldwoorden er in en toen tijdens het koken er ook nog allerlei ongedierte van de lamp af zijn pannen in vloog had hij het helemaal gehad. Uiteindelijk wist hij onder veel gemopper toch een lekker maaltje klaar te maken,zonder kevertjes vliegjes en dergelijke er in en na de koffie was de sfeer weer beter. Zo hadden we toch nog een lekker avondje tussen de akkers. De volgende morgen was ik weer op tijd wakker. Het was nog wel koud, maar wel droog, dus toen het een beetje licht werd en ik mijn tentje opgeruimd had kon ik gaan sleutelen. Het wilde eerst niet erg lukken om de schroefdraad van de astap weer gangbaar te krijgen. Op een gegeven moment heb ik de gok maar genomen dat de moer er goed op zou gaan en heel zou blijven. Ik heb een grote pijp op de sleutel gezet en de moer op de astap gedraaid. Na een paar slagen ging hij lichter draaien en de schroefdraad was nog heel. Ik kon alles dus weer goed in elkaar schroeven. Toen mijn Jeep weer op vier wielen stond konden we gaan ontbijten en daarna vertrekken voor het laatste stukje naar de Ngorongoro krater. De weg leek nu niet meer zo slecht meer als de vorige middag, kennelijk werkt een een goede nacht slapen, zodat je met een uitgerust gevoel achter het stuur zit mee om zo'n slechte weg beter te kunnen verdragen.

 

 Na een uurtje kwamen we bij de afslag naar de krater, de weg werd nu een perfecte asfaltweg. Kennelijk heeft de regering van Tanzania wel geld over voor de wegen waarover de toeristen  naar de parken moeten, maar niet voor de wegen waar de plaatselijke bewoners gebruik van maken. Onze tanken waren bijna leeg, we zouden de krater nog wel kunnen halen, maar dan zouden we echt leeg zijn. Er zou dan daar wel een pompstation moeten zijn, anders hadden we een probleem. Bij de afslag was wel een pompstation, maar we hadden alleen dollars en daar rekenden ze zo'n ongunstige koers dat we ze de dollars niet gunden, we namen de gok en reden toch maar in de richting van de krater. De gok was goed geweest, want het werd steeds meer toeristisch. Er kwamen dorpjes met PIN automaten en plenty pompstations langs de weg. In het laatste stadje voor de krater waren campings en hotels, dus daar zochten we een geschikt plekje. Op één van de campings konden we terecht, het was laagseizoen, dus we waren de enige gasten. Gelukkig werd de bar wel voor ons open gedaan, zodat we een lekker koud biertje konden kopen.

Het was nog vroeg in de middag, dus we hadden nog wat tijd over en in het dorp waren internet cafés, zodat we weer eens in de mailbox konden kijken hoe de situatie thuis was. We wandelden nog wat rond in het dorpje. Ongeveer één op de twee auto's was een Toyota Landcruiser met hoge zitplaatsen om de toeristen mee rond te rijden. Het safari en wildlife gebeuren is hier een hele industrie op zich. Toen we weer op de camping kwamen was er nog steeds niemand. De overland truck met toeristen waar we op gehoopt hadden was niet gekomen. Om zeven uur ging zelfs de beheerder ook naar huis, dus we bleven alleen achter. Het werd ook erg koud, want we zaten weer hoog, dus na het eten zijn we maar weer op tijd naar bed gegaan. De volgende morgen was het bij het wakker worden flink bewolkt. Het weer leek niet ideaal om de krater te gaan bezoeken, maar we waren er nu eenmaal, dus het moest toch gebeuren. Na het ontbijt vertrokken we met Herman’s Jeep in de richting van het ”Ngogorongo conservation area” het natuurgebied om de krater. Via de perfecte asfaltweg waren we er snel. Langs de weg allemaal souvenir winkeltjes, allemaal met grote Visa en Mastercard symbolen.

 Achteraf gezien had dat ons al aan het denken moeten zetten. Bij de ingang van het park parkeerden we de Jeep en gingen het kantoortje in. De man achter het loket vroeg het aantal personen, of de auto in het buitenland geregistreerd stond en of we de krater in wilden. Hij begon te schrijven en ik zag allemaal flinke bedragen op het formuliertje verschijnen. Ik had 150 dollar bij me, dat is voor het bezoeken van een park al een belachelijk hoog bedrag, maar je bent tenslotte niet zo vaak in Tanzania, dat vond ik de uiterste limiet. Toen de man uit geschreven was kwam hij op een totaal van 200 dollar. Wij keken elkaar aan en zeiden tegen elkaar:”In geen 200 jaar gaan we zoveel betalen voor een dagje natuurpark”. We bedankten de man vriendelijk en liepen het kantoor weer uit.

 

Voor ons had Tanzania nu helemaal afgedaan. Voor de tweede keer omkeren voor de poort van een park omdat het belachelijk duur is. We besloten om de tweede nacht die we betaald hadden op de camping maar te laten zitten en direct weer te vertrekken. We haalden mijn Jeep op reden via de perfecte asfaltweg naar Arusha. Het was wel leuk om te rijden door de Masai steppe. Overal langs de weg mensen in de Masai klederdracht. Vlak voor Arusha hoorde ik iets bij mijn Linker achterwiel. Ik keek om en zag dat de band snel afliep. Toen we gestopt waren was hij al helemaal plat. Er stak een stuk ijzer uit, wat toen ik het er uit trok zo’n dertig centimeter lang bleek te zijn.

Het gat in de band was te groot om met een touwtje te repareren, dus we wisselden het wiel. Het wiel wat bij mij achterop hing was het wiel wat voorop Herman’s Jeep gezeten had tijdens de crash. We hadden de velg weer recht geslagen, maar nu bleek dat het wiel toch wel een paar centimeter slingerde. Het was dus echt een thuisbrengertje geworden In Arusha bezochten we de Shoprite en de PIN automaat en toen zochten we de camping op die in de Lonely Planet beschreven stond. We boekten een plaatsje voor één nacht en reden het terrein op. We zagen direct een bekend voertuig staan, een Franse Unimog camper die we in Kaapstad, vier maanden eerder, ook al gezien hadden. Toen we net stonden begon het te regenen, gelukkig waren er afdakjes op de camping en onder zo’n afdakje begonnen we de band van de velg te halen. Het ging soepel en tot verbazing van onze Franse buurman hadden we in een mum van tijd de band van de velg. Om de plek waar de plakker moest komen te schuren gebruikten we de accuboor, maar de accu’s waren leeg, dus was er eerst tijd voor een biertje.

Voordat het donker werd plakte ik de band en we zetten de tentjes op. Toen we net aan het koken waren begon het weer te regenen, dus we verhuisden weer naar het afdakje. Tijdens het koken kwamen de Franse buren nog een praatje maken. We lieten ze de foto’s zien van Herman’s Jeep in Malawi en vertelden het verhaal van de crash. Na een gezellig uurtje praten en foto’s kijken gingen ze weer en wij genoten van de maaltijd. ’s Avonds gingen we vanwege de regen een poosje naar de bar. We beraadden ons over de komende dagen. We moesten naar Nairobi in Kenia om de visa voor Ethiopië te halen. Van Arusha over de hoofdweg kon dat in één dag, maar dan misten we de Kilimanjaro, de hoogste berg van Afrika en de rit door het Tsavo park, met misschien nog een kans om leeuwen te spotten. Het voordeel was wel dat we dan al op vrijdag naar de ambassade konden. We zouden dan misschien sneller de visa kunnen hebben en dan was er nog wat tijd om het Masai Mare  park te gaan bezoeken, de goedkopere Keniase variant van het Serengeti park. We besloten toch maar om de hoofdweg te gaan rijden om vrijdag in Nairobi te zijn. Onderweg konden we misschien nog een ommetje maken om de Kilimanjaro te zien. De volgende morgen gingen we dus de hoofdweg op richting Kenia. Het reed vlot dus we waren al snel aan de grens.

De uitgrens van Tanzania was geen probleem, alleen maar een uit stempeltje in het paspoort en in de Carnets. De in grens van Kenia was iets meer moeite. De formaliteiten verliepen soepel, we kregen na het betalen van 40 dollar per auto de stempels in het carnet en na het betalen van 40 euro per persoon voor de visa een stempel in het paspoort. Toen kwam de auto verzekering weer aan de orde. De ambtenaren van de grenspost hadden ons verteld dat we het beste een ”gele kaart” konden kopen die in de volgende landen waar we door moesten ook geldig was. De hele tijd werden we al lastig gevallen door allerlei figuren die ons een verzekering wilden verkopen. We vroegen naar zo’n verzekering en die konden ze natuurlijk ook leveren. We werden meegesleept een kantoortje in en er werd een rekenmachine tevoorschijn gehaald. Na een poosje rekenen zou een verzekering voor twee maanden die geldig was in Kenia, Ethiopië, Soedan en Egypte 180 dollar per auto gaan kosten. Wij vonden dat wel veel en na een hoop heen en weer gepraat kon er wel 10 dollar van de prijs af. Een verzekering voor Kenia alleen moest ook 90 dollar kosten, dus dat was ook geen optie. We vonden het allemaal veel te duur en wilden het kantoor weer uit lopen. Ze wilden toch wel graag zaken doen, dus ze kwamen met een andere prijs. Het werd nu 120 dollar per auto, dat vonden we redelijk en dus hebben we dat maar gedaan. We wisselden ook nog wat Euro’s, voor achteraf een behoorlijk slechte koers en konden toen eindelijk de vervelende lui, die ons nu weer allerlei stickers wilden verkopen die volgens hen in Kenia verplicht waren achterlaten en Kenia inrijden. Na een kopje koffie besloten we om toch nog maar een stuk in de richting van de Kilimanjaro te rijden, de berg zou ook vanuit Kenia goed te zien moeten zijn. We reden de onverharde weg in, maar de weg was erg slecht, met veel wasbord. Toen we na een paar kilometer ook nog zagen dat er een dikke mistwolk om de berg heen hing zijn we maar weer omgekeerd en teruggegaan naar de hoofdweg.

We wilden voor donker een kampeerplekje vinden en ongeveer veertig kilometer voor Nairobi zagen we een camping bordje. Het was een luxe complex, zonder gasten. We werden ontvangen door een man in een net pak, hij wilde van alles voor ons regelen, maar wij wilden alleen maar een plaatsje. Dat kon natuurlijk ook, het kostte wel 10 euro per persoon, maar we hadden geen zin meer om wat anders  te zoeken dus we betaalden maar. We hadden wel een verlicht afdakje met een stopcontact, dus toch nog wel enigszins waar voor ons geld. Op vrijdag vertrokken we weer op tijd richting Nairobi. We wilden voor de middag bij de Ethiopische ambassade zijn, want meestal zijn dat soort gelegenheden alleen maar ’s morgens open. Het reed redelijk vlot en zo stonden we om tien uur voor het hek. Er stond een groot bord, dat de werktijden maandag tot en met vrijdag van 09:00 tot 12:00 uur waren. Dat hadden we dus goed gedaan. Helaas vertelde de wacht ons dat het een nationale feestdag was en dat de ambassade maandag pas weer open was, een dikke streep door de rekening dus. We bekeken even de nieuwe situatie: We konden pas op maandag de paspoorten inleveren, we verwachtten dat we dan op zijn vroegst op woensdag de visa zouden hebben. Er zou dan niet veel tijd meer over zijn om het Masai Mara park nog te gaan bezoeken, want we wilden in of net na het volgende weekend de grens met Ethiopië over en dat was minimaal drie dagen rijden. De beste oplossing leek dus om eerst maar naar het park te gaan. We trokken onze nette kleren weer uit, stapten in de Jeeps en begonnen aan de tweehonderd kilometer naar Masai Mara. We dachten dat het Masai Mara park de laatste kans was om leeuwen te spotten. Het is het Keniase deel van de Serengeti en volgens zeggen waren de toegangsprijzen aan deze kant van de grens veel lager dan in Tanzania. We reden de stad uit en zoals gewoonlijk hadden we weer geen zin om de grote weg te rijden. We kozen weer voor een klein weggetje op de kaart en dat resulteerde zoals gewoonlijk weer in een grote zoekpartij over kleine onverharde paadjes, door kleine dorpjes met als gevolg dat we drie uur later, een halve tank benzine armer, toch weer terug moesten naar de hoofdweg.

Net op de hoofdweg vond ik dat mijn rempedaal wel erg diep zat. Eerst remde mijn Jeep nog goed, maar het werd steeds minder. Toen het echt heuvelachtig werd toch maar gestopt om te kijken wat er aan de hand was. Aan de remslang naar de achteras hingen allemaal druppels remvloeistof, de slang was dus lek. Nu kwam het weer van pas dat we de reis wat de Jeeps betreft wel aardig goed voorbereid hadden. Uit de reserve delen kist kwam een nieuwe slang tevoorschijn en een klein uurtje later konden we onze weg weer vervolgen. Het Masai Mara park gingen we niet meer halen. Het laatste stuk van de weg was ontzettend slecht, zodat we niet harder dan dertig konden rijden. Bij het plaatsje Narok zagen we een hotel met ook een kampeerveldje, dus daar hebben we de avond en nacht maar doorgebracht. Het was regenachtig en ook de volgende morgen bij het ontbijt regende het nog. We pakten de tentjes nat in en reden weer verder. Na Narok werd de weg opeens een spiegelgladde asfaltweg. Op die manier zouden we op zaterdag het park nog wel in kunnen. Na twintig kilometer was de mooie weg alweer over, dus het werd weer rustig aan doen. We waren vroeg in de middag bij de ingang van het park. We vroegen naar de prijzen en die waren redelijk, dertig dollar per persoon, dat was nog wel pittig, maar de Jeeps mochten hier voor 250 shilling (€3) mee naar binnen en dat was heel wat beter als de honderd euro per Jeep in Tanzania. We besloten toch nog maar niet het park in te gaan, maar te kamperen op één van de veel goedkopere campings buiten het park. We waren dus al vroeg op de camping, het was inmiddels weer lekker weer geworden en zo konden we lekker in de zon weer eens onze kleren wassen en verder wat kleine klusjes doen.

 Er waren geen andere gasten op de camping, het werd dus een rustige zaterdag avond. De Masai mensen die de camping runden kwamen nog wel vragen of we hun dorp wilden bezoeken en of ze voor ons moesten dansen. We hadden daar niet zo’n behoefte aan en hebben dat maar afgewimpeld met het argument dat we in Tanzania al veel Masai mensen hadden gezien. Dat was ook echt zo en daar niet speciaal voor de toeristen aangekleed, maar gewoon in het binnenland waar nooit een toerist komt. Op zondagmorgen gingen we extra vroeg uit bed, want we wilden nu toch echt die leeuwen gaan zien en de kans daarop zou vroeg in de morgen het grootste moeten zijn. Om zeven uur reden we het park in maar of het komt omdat de leeuwen alleen maar gewend zijn aan Landrovers en Landcruisers en niet aan Jeeps, of dat het gewoon lastig is om leeuwen te zoeken tussen het lange gras en tegelijk te sturen en op de weg te letten, we hebben weer geen leeuw gezien. Het park was zeker wel de moeite waard. Alle andere beesten die we al gezien hadden waren hier ook, Olifanten, nijlpaarden, buffels en diverse soorten antilopen.

Het speciale van de Serengeti is de trekkende gnoe’s. In juni en juli komen ze bij duizenden uit de zuidelijke helft van het park naar het noorden, om daar meer voedsel te vinden en in oktober zouden ze weer terug moeten gaan trekken naar het zuiden, omdat daar dan de regentijd begint. Er waren er nog heel veel, maar er waren er ook al heel veel onderweg. Enorme kuddes gnoes, en hier en daar ook een zebra er tussen die dwars door het park trokken. Uit de verte leken het wel mieren, duizenden en duizenden gnoes.

Later op de dag werd het kennelijk te warm om te lopen en toen verzamelden ze zich in de schaduw van de acacia’s die daar op de vlakte staan. Wij hoopten nog op de leeuwen, die het op de schaduw zoekende gnoes gemunt hadden, maar nu ook weer geen leeuw te zien. Overal lagen half opgevreten gnoes en zebra’s, maar kennelijk hadden de leeuwen geen honger en lieten ze de resten liggen voor de gieren.

Midden door het park loopt de Mara rivier en dat leek ons een mooie plek voor het uitgestelde ontbijt. Als we geluk hadden zouden we misschien ook nog een kudde gnoes over zien steken en het was sowieso een mooi stukje natuur. We zagen een aardig plekje en reden naar de rivier, maar er zaten al meer toeristen en een groepje militairen, dus we keerden weer om verderop een plekje langs de rivier te zoeken. We vonden een mooi plekje en zetten ons tafeltje en stoeltjes neer en gingen uitgebreid zitten ontbijten, met prachtig uitzicht op de badende nijlpaarden. Na een poosje hoorden we geritsel in de struiken, het bleken twee van de militairen te zijn. Ze kwamen vragen wat we daar deden. Wij vertelde dat ze dat wel konden zien, we waren aan het ontbijten, waarop zij weer vroegen waarom we dat daar deden en niet op de plek die door hun beveiligd werd voor de mogelijk gevaarlijke nijlpaarden. Hij moest onze entree kaartjes zien en wees op de tekst achterop dat je alleen op speciale plaatsen uit de auto mocht komen. Het bleek dus dat de militairen er voor waren om de bezoekers op de uitzichtpunten te beschermen tegen de gevaarlijke dieren. Wij zeiden dat we het daar te druk vonden, maar dat we wel zouden verhuizen en begonnen aanstalten te maken om de spullen weer in te ruimen. De militairen vonden dat nu ook weer niet nodig, de nijlpaarden waren in het water en niet achter ons op het land, dus het was toch wel redelijk veilig. We mochten dus ons ontbijtje daar wel afmaken. Zo zaten we nog een poosje lekker in de zon en genoten van de mooie plek en de nijlpaarden voor ons.

Na het eten reden we verder door het park. We hadden besloten om niet dezelfde weg terug te rijden, maar via de andere poort het park te verlaten. Na nog een paar uur tussen de kuddes gnoes en de andere beesten waren we bij de andere poort van het park. We hadden de hoop op leeuwen inmiddels opgegeven en reden het park maar uit. We moesten een andere route rijden naar Narok en dat blek een prachtige offroad route te zijn. We hoopten eigenlijk op een camping langs de route, maar die was er niet en dus kwamen we tegen de avond weer op de asfaltweg richting Narok. Ook hier geen campings, dus we kwamen weer bij hetzelfde kampeerveldje uit als op de heenweg. Na weer een rustige avond en nacht konden we weer aan de verschrikkelijk slechte weg richting Nairobi gaan beginnen. Zoals meestal als je zo’n weg voor de tweede keer rijd, viel het nu eigenlijk ook wel weer mee. We schoten dus lekker op en al vroeg in de middag waren we in Nairobi. We zochten de camping op die in de Lonely Planet stond en vonden daar een plekje.

De rest van de middag en avond brachten we door met lekker in de zon een biertje drinken, lekker koken en eten en het computeren om het verslag van de restauratie van Herman’s Jeep de volgende dag eindelijk op internet te kunnen zetten. De volgende morgen trokken we de nette kleren weer aan en gingen we weer op weg naar de Ethiopische ambassade. Het was op loopafstand, dus we hoefden er geen auto voor in te ruimen. We stonden keurig om kwart over negen voor de poort, maar we konden weer onverrichter zake omkeren. Het bleek weer een feestdag te zijn en de ambassade was weer dicht. Niet alleen de ambassade bleek later. Ook de banken en heel veel winkels. Zo kwam er dus van de plannen om de voorraad cash geld weer eens aan te vullen en het boodschappen doen ook niets terecht. We vonden gelukkig nog wel een internet café wat open was, dus het verslag kon nog wel het internet op. We brachten de middag op de camping door met diverse klusjes. Herman repareerde de hoes van zijn tent, die sinds de crash nog steeds gescheurd was en ik probeerde weer bij te komen met mijn dagboek en het opslaan van de foto’s. Doordat mijn laptop de laatste tijd nogal eens problemen had was ik behoorlijk achter en waren flinke delen van mijn dagboek nog op papier en niet in de computer. De laatste dagen deed de laptop het weer redelijk en op deze camping hadden we stroom, dus ik kon een mooie inhaalslag maken.

Op woensdag konden we dus weer gaan proberen de Ethiopië visa te gaan bemachtigen. Vlak bij de camping was een PIN automaat, we hoefden dus gelukkig eerst niet naar het centrum voor de benodigde schillingen. Keurig om negen uur stonden we dus weer voor de poort van de ambassade. Deze keer konden we wel naar binnen, we kregen een aanvraag formulier en vulden dat netjes in. Er stond ook een vraag in over de manier van transport en we vulden daar zoals het hoort eigen auto in. Dat hadden we dus beter niet kunnen doen. Toen we bij het loketje werd er omdat we met eigen vervoer reisden gevraagd om de carnets en ons internationale rijbewijs. Bij de visum aanvraag moesten kopieën van deze documenten. Op zich niet zo'n probleem, behalve dan dat we weer een keer op en neer moesten naar de camping, maar omdat we al langer als een jaar onderweg zijn, waren onze internationale rijbewijzen verlopen. We hoopten maar dat ze daar niet al te moeilijk over zouden doen. Buiten de ambassade stond een taxi en die hebben we toen maar genomen terug naar de camping. Op de camping zochten we alle documenten bij elkaar en we wandelden via een computer winkeltje met een kopieer machine weer terug naar de ambassade. Op de kopieën van de rijbewijzen hadden we voor de zekerheid de voorkant met de verloopdatum maar weggelaten, wie weet zou het helpen. Bij de ambassade keek de man achter het loket alle documenten door. Op de kopie van het rijbewijs kon hij geen datum vinden, dus hij vroeg naar het origineel. Hij zag toen natuurlijk dat het verlopen was en zei daar wat van. Ik legde uit dat we het niet konden verlengen omdat we al niet in Nederland waren. Hij begreep het probleem en zou aan zijn meerdere gaan vragen of de visa toch afgegeven konden worden. Hij liep diverse kantoortjes in en uit, maar kwam uiteindelijk toch met de mededeling: Zo kunnen we geen visa afgeven,ze laten jullie er met deze papieren aan de grens toch niet in. We hadden misschien op dat moment moeten vragen of we zelf de chef mochten spreken, maar daar dachten we toen niet aan. We zochten een andere oplossing, ik vroeg of als ik als transport openbaar vervoer in zou vullen, ik het visum wel kon krijgen. Dan was het geen probleem, we kregen direct alle kopieën terug en na betalen van 3320 shilling (E40) konden we onze paspoorten inleveren. Aan de grens zouden we wel verder zien wat ze zouden zeggen, maar als je al aan de grens staat moet het toch raar lopen willen ze je helemaal terug sturen sturen, desnoods met wat smeergeld hier en daar. Wij waren hier in ieder geval al blij mee. De visa konden we 's middags om half drie ophalen. Toen we terug liepen praatten we nog wat na over het geval. Ik vond dat we gewoon moesten gaan rijden, zoals we altijd doen als we de visa voor een land in ons paspoort hebben. Herman wilde de ANWB nog bellen of een nieuw rijbewijs op korte termijn te regelen was. Ik vond dat we eerst maar af moesten wachten of er iets van het transport middel in de visa vermeld werd. Ook Herman kon zich daar uiteindelijk wel in vinden en dus zouden we eerst maar eens afwachten tot we de visa hadden.

De dag was alweer ver om en we moesten dus 's middags ook nog weer een keer terug naar de ambassade. We gingen dus maar niet meer aan de Jeeps sleutelen, wat we eigenlijk gepland hadden, maar Herman ruimde zijn tentje op en we gingen met zijn Jeep boodschappen doen. We hadden lange ritten door dun bevolkte gebieden voor de boeg, dus de voorraden moesten goed op peil zijn. Ook hadden we wat spullen voor de Jeeps nodig, mijn accessoire accu was weer overleden en verder nog wat gangbare spullen zoals lucht en olie filters. We vonden een goed gesorteerde supermarkt. We kochten een flinke kar vol, ook twintig kilo aardappels, we blijven tenslotte Hollanders. We moesten helaas ons winkelen onderbreken, want het was bijna half drie, dus we moesten naar de ambassade. Bij de ambassade kreeg ik na een half uur de visa. Ik zag gelukkig niets vermeld over de manier van transport. We moesten ook nog naar een bank, om onze reis cheques om te wisselen voor contante dollars. De banken sloten jammer genoeg allemaal om drie uur. Toen dus maar terug naar de supermarkt om ons boodschappen lijstje af te maken. Na de supermarkt gingen we naar de wijk waar de auto materialen zaken zouden zitten. Er waren inderdaad honderden zaakjes, met allerlei merken van onderdelen op de gevels geschilderd. We wisten eigenlijk niet goed waar we moesten beginnen, dus we liepen een zaakje in wat er redelijk uit zag. Er was een toonbank met een dik traliewerk er boven en daar achter twee mannen en een groot onderdelen magazijn. Ik liet als eerste de lekke remslang van mijn Jeep zien. Ze keken moeilijk en vertelden toen dat ze hem wel ergens konden laten maken. Dat antwoord had ik eigenlijk al verwacht, maar dat zou te lang gaan duren. Toen kwamen de luchtfilters aan de orde. Ze wilden natuurlijk eerst weten voor wat voor auto ze waren. Voor Jeep hadden ze natuurlijk niets en dus kwam ikmet de maten. Een van de mannen mompelde al iets van 'dan moet ik ze allemaal een voor een gaan meten', maar hij liep uiteindelijk toch naar achter. We hadden niet echt het idee dat hij daar wat ging doen en na een poosje kwam hij terug met de mededeling ' hebben we niet'. Dan maar de accu, er stond een oude van ongeveer de goede maat, ik pakte mijn rolmaat en het bleek precies de goede maat te zijn. Ik vroeg of ze dat soort op voorraad hadden en dat was het geval. Ik vroeg naar de prijs en die was redelijk, dus ik wilde er een kopen. De man liep weer naar achter, toen naar buiten en het eind van het liedje was dat we de volgende dag er een op konden halen.

De volgende dag wilden we niet naar de stad, dus we zijn uiteindelijk met lege handen de zaak maar weer uit gelopen. Bij een ander zaakje stonden ook accu's en daar vroeg ik ook weer naar het soort wat ik moest hebben. Deze man had hem echt op voorraad en ik zei dat hij hem klaar kon laten maken (vullen e.d.). Tijdens het wachten vroeg ik nog maar weer eens naar de luchtfilters. Deze man was iets enthousiaster als bij de vorige zaak, hij was alleen niet slimmer. Ik had de maten opgegeven en hij ging zoeken. Hij pakte alle dozen, ook al kon je van een kilometer afstand al zien dat het filter er nooit in zou passen. We zagen het een kwartiertje met verbazing aan en zijn toen de accu klaar was zonder filters maar weer vertrokken. Het was weer een mooi voorbeeld hoe winig inzicht de Afrikanen hebben, wat ons al vaker opgevallen was. Op straat werden we aangesproken door iemand die beweerde dat hij de remslang die we nodig hadden wel kon leveren. Ik vroeg de prijs en die was ook heel aantrekkelijk. Hij gaf de oude slang mee aan een jongen en die rende er als een haas mee weg. Even later kwam hij terug zonder slang. Ze hadden de slang niet, maar konden met de oude aansluitingen wel een nieuwe slang maken, klaar terwijl u wacht. We liepen mee naar de werkplaats, het bleek een soort hutje op een auto sloperij te zijn. Ze hadden daar een stukje slang gevonden wat ze wel tussen mijn aansluitingen wilden zetten. Ik zag nergens een apparaat staan om fittingen aan hydraulicaslangen te persen, dus ik vertrouwde het niet en heb de oude slang maar weer mee genomen. Met iets belangrijks als een remslang neem ik liever niet teveel risico. We reden maar weer terug naar de camping, onderweg zagen we nog wel een zaakje wat vet patronen verkocht, ook iets wat we nodig hadden. Toen we uiteindelijk weer op de camping waren werd het door het biertje bij de zonsondergang toch weer laat eten. Na het eten en een bak koffie daar na was het alweer bedtijd.

De volgende dag hoefden we niets meer in de stad te doen en kon er onderhoud aan de Jeeps gedaan worden. Beide Jeeps waren na de slechte wegen van de laatste weken wel aan een controle beurtje toe. Er waren ook nog diverse klusjes die al lang op de planning stonden , die nu voor de lange en zware rit door Ethiopië en Soedan echt moesten gebeuren. Ik moest de twee voorste bevestigingspunten van de carrosserie repareren, want ze waren allebei uit het plaatwerk gescheurd en ook Herman had ook diverse dingen aan zijn Jeep te doen. Het werd weer een ouderwetse lange dag sleutelen. Ik was aan het einde van de dag redelijk tevreden. Mijn reparaties waren goed gelukt. Herman was minder blij, hij had ontdekt dat allebei de schroefveren bij zijn jeep weer gebroken waren. Hij was de hele dag bezig geweest de resterende stukken zo onder zijn Jeep te zetten dat hij weer redelijk recht stond. Dat was uiteindelijk wel gelukt, maar tijdens zo'n sleuteldag is Herman zijn humeur meestal toch al niet optimaal en als hij dan ook nog zoiets ontdekt is hij helemaal chagrijnig. Zeker als daardoor dan ook de rest van de klusjes nog blijft liggen. Het biertje bij zonsondergang, deze keer trouwens al in het donker, was dus weer hard nodig om weer een beetje bij te komen. Het werd dus weer laat eten en daarna snel naar bed. Na het ontbijt de volgende morgen vertrokken we na vier dagen weer van de Upper hill campsite. We gingen eerst nog bij de bank langs om onze reischeques in te wisselen voor dollars, daarna nog langs een Toyota dealer !!!??? Herman had de voorveren van een bepaald type Toyota Landcruiser opgemeten en die waren ongeveer dezelfde maat als zijn hulpveren. Het was een heel groot bedrijf en bij het onderdelen magazijn ging het er nogal bureaucratisch aan toe. Zonder onderdeel nummer begonnen ze eerst nergens aan. Na een tijdje praten en het verhaaltje dat we onze Landcruiser aangepast hadden voor wedstrijden en dat alles dus niet origineel was wilden ze met de maten toch wel voor ons gaan zoeken. Ze vonden helaas niets passends. Zonder nieuwe veren vertrokken we dus weer uit Nairobi, eindelijk weer eens lekker onderweg. Een mooie rit door Kenia, redelijke wegen en 's middags een prachtig uitzicht op de besneeuwde toppen van mount Kenya. De Keniaanse tegenhanger van de Kilimanjaro, bijna net zo hoog.

Aan het einde van de middag kwamen we in Nyeri, een leuk toeristisch plaatsje. Er zaten ook wat auto bedrijfjes, dus we keken nog wat rond voor nieuwe veren. We vonden bij een zaak een setje wat misschien wel zou passen, maar daar wilden ze 175 euro voor hebben en dat vonden we te veel voor iets waarvan we niet eens zeker wisten of we het wel konden gebruiken. We reden het stadje weer uit en hoopten buiten de stad een camping te vinden. Het werd toch nog bij het volgende dorpje, Naro Moru, zo'n twintig kilometer verder. We vonden daar een resort met kampeerplaatsen. Er was een mooi plekje met uitzicht op mount Kenia. Zo konden we tijdens ons biertje, deze keer weer in de zon, nog even lekker van het mooie uitzicht genieten. Op zaterdagmorgen was het bewolkt en lag de mount Kenia in een dikke wolk, dus geen mooie zonsopgang deze keer. Na het ontbijt vertrokken we weer richting de Ethiopische grens. De grens lag nog zo'n 550 kilometer weg en we hoopten het in drie dagen te rijden, zodat we maandag de grens over konden. Op 250 kilometer en op 350 kilometer lagen nog een paar nationale parken, waar waarschijnlijk wel kampeerplaatsen zouden zijn. De eerste honderd kilometer was de weg nog een goede asfaltweg, maar na het plaatsje Isiolo werd de weg onverhard. We passeerden de evenaar, dus we waren na een half jaar weer op het noordelijk halfrond. Het landschap was prachtig, alle bomen en struiken liepen uit vanwege het begin van de regentijd. Het frisse groen van de bomen en struiken vormde een mooi contrast met de roestbruine tot rode aarde en de prachtige wolkenluchten.

Toen we net op de onverharde weg kwamen stond er een vrachtwagen verzakt. We hoefden geen hulp te bieden, want er stond al een andere vrachtwagen met een lier te trekken. Toen we dichterbij kwamen zagen we dat er een blauw vlakje op de kentekenplaten van de trekkende vrachtwagen zat, meestal een teken dat het een Europeaan is. Het bleken een stel Oostenrijkers te zijn, die met een tot camper verbouwde MAN truck onderweg waren. Veel andere reizigers zie je in deze streek niet, dus we stopten om even naar de reddingsactie te kijken en een praatje te maken. Het lostrekken lukte niet omdat de vastzittende vrachtwagen geen aandrijving meer had en toen ze de pogingen gestaakt hadden was er tijd voor een praatje. Het waren twee jongens en een meisje, ze hadden geen vast plan waar en wanneer ze naartoe gingen, maar ze kwamen wel uit de richting waar wij naartoe wilden. Na het uitwisselen van de nodige tips, zoals de wisselkoersen en goede campings gingen we ieder weer onze weg. Wij moesten nu aan de onverharde weg gaan beginnen. Het was een hoofdweg, dus veel bereden, vooral door taxi busjes en vrachtwagens. De chauffeurs hiervan denken meestal niet al te veel om hun voertuigen, dus ze rijden zo hard als het maar mogelijk is. Het gevolg op zo'n weg is verschrikkelijk wasbord. Als je er hard overheen rijd voel je het niet zo erg, maar je vernielt wel auto. De enige manier voor chauffeurs zoals wij, die wel om de auto denken is dus heel rustig aan doen, dat wil zeggen niet harder dan twintig op de ergste stukken.

Het is natuurlijk niet overal even erg, dus automatisch rij je dan toch soms toch wel weer wat harder en dan ben je dus altijd te laat als je weer op zo'n slecht stuk komt met als gevolg dat alles aan en in je auto weer op een verschrikkelijke manier door elkaar gerammeld wordt. Wat dan weer een hoop gemopper van Herman door het bakkie opleverde. Ondanks de lage snelheid schoten we toch redelijk op en toen we driehonderd kilometer gereden hadden begon het donker te worden. We wisten inmiddels uit ervaring dat het zo vlak bij de evenaar binnen een kwartier dan helemaal donker is. We hadden kennelijk het nationale park wat op 250 kilometer lag gemist, en het volgende park konden we niet meer voor het donker halen. We draaiden dus maar linksaf de woestijn in en zochten een plekje op de vlakte. Het was heerlijk warm weer, dus we konden ondanks dat het al donker was nog heerlijk een biertje drinken op deze lekkere etappe, waardoor we zo goed opgeschoten waren. Het was lang geleden dat we echt midden in de woestijn gekampeerd hadden en we waren het er over eens dat dit toch eigenlijk het ultieme kamperen is. Op de vlakte met om je heen de geluiden van de dieren en boven je de prachtige sterrenhemel. Een klein nadeeltje is dat alle insecten afkomen op het enige lichtje wat er in de woestijn is, met als gevolg dat je continu de kevertjes en dergelijke van je af moet slaan en dat de pannen en je bord ook vol liggen met extra insecten vlees.

Op zondagmorgen was het ook nog lekker weer en we besloten om maar niet door te rijden richting de grens, maar om bij het plaatsje Marsabit, dat in het gelijknamige nationale park ligt te stoppen. Van de Oostenrijkers hadden we gehoord dat er een Zwitser daar een goede camping had en op deze manier konden we toch nog een beetje rustige zondag houden. Met een beetje geluk konden we op maandag de grens toch wel halen. Bij het pompstation in het dorp gooiden we alle tanken nog maar weer eens vol en we vroegen naar "Henry's Camp", de camping van de Zwitser. Iedereen wist waar het was en iedereen wilde ook wel meerijden om het te wijzen, maar daar had ik geen zin in. We reden in de richting die aangewezen was en na een half uurtje zoeken, kennelijk was een bordje ophangen teveel moeite, vonden we het kamp. We werden welkom geheten door kinderen die ons alle faciliteiten lieten zien en daarna ontmoetten we ook Henry zelf. Het was een rustige man en na een kort praatje konden wij op de camping, tussen de rondwandelende koeien, van een rustig zondagmiddagje genieten. Het was een prima campinkje, met warme douches, goed sanitair en ook nog een kampvuurplaats en brandhout, het enige wat ontbrak was andere gasten, het had wel weer eens leuk geweest om een paar andere reizigers te ontmoeten, maar kennelijk zijn er toch niet zoveel onderweg op deze route.

Op maandag reden we weer verder richting de grens. De weg was voor ons gevoel beter dan de wegen die we de dagen daarvoor gereden hadden. We hadden gehoord dat de weg door de regen onbegaanbaar geworden was, maar hij was nu weer redelijk opgedroogd en er zat nog bijna geen wasbord in. De omgeving was schitterend, alle bomen en struiken waren fel groen en zelfs op de weg groeide het gras. Om een uur of twee kwamen we bij het laatste gehuchtje voor de grensplaats. Zoals bij alle dorpjes was hier ook weer een slagboom met wat militairen er bij. Ze deden nooit moeilijk, even een groet en vragen waar we vandaan kwamen en waar we naartoe gingen en dan konden we weer verder. Deze keer vroeg een hogere militair of ik iemand mee wilde nemen naar de grens. Normaal heb ik het niet zo op lokale lifters, maar een politieman meenemen, die op de grens werkt leek me geen slecht idee. Ik maakte mijn bijrijders stoel maar leeg en liet hem instappen. Het was geen slechte lift deze keer, hij sprak goed Engels en wist een hoop te vertellen over de omgeving. Hij vertelde ook dat we geen twee weken eerder hadden moeten komen, want dan hadden ze ons niet doorgelaten omdat de weg afgesloten was vanwege de regen.

Het was toch nog zo'n honderd kilometer naar Moyale, de grensplaats, dus we kwamen daar om zes uur, net voor donker aan. We hadden nog geen slaapplaats op het oog, dus ik vroeg aan mijn lifter of hij een plekje wist. hij zei dat we wel konden slapen op de politie post bij de grens, dus we reden met hem mee. Na een kort woordje met zijn meerdere konden we op een veldje bij de manschappen kantine gaan staan. We konden zels nog een biertje kopen en TV kijken, maar we hebben het maar bij onze eigen biertjes en de mooie sterrenhemel gehouden die avond. De volgende morgen konden we dus lekker op tijd naar de grens. Aan de Keniase kant was het heel rustig, geen geldwisselaars of andere lastige figuren die je aanklampten en drie kantoortjes met duidelijke opschriften, immigration, customs en police. Overal werden we net jes geholpen, bij immigratie even een formuliertje invullen en het uitstempel in het paspoort. Bij de douane even de carnet laten stempelen, de wegenbelasting hadden we bij de in grens al betaald, dus we hoefden niets te betalen. Bij de politie nog even de kentekens opschrijven in een boek en toen konden we naar Ethiopië. Ook aan de Ethiopische kant ging het redelijk rustig toe. Eén mannetje vroeg of we geld wilden wisselen en wees ons ook het immigratie kantoor en het douane kantoor. B ij het immigratie kantoor moesten we ook weer een formuliertje invullen. De man deed nog even moeilijk omdat we geen adres ingevuld hadden waar we zouden verblijven in Ethiopië. Ik haalde toen de Lonely planet maar uit de auto en gaf een adres op van een camping in de eerste plaats waar we langskwamen. Hiermee was het probleem opgelost en toen kregen we het in stempeltje in het paspoort. Hij vroeg ook nog naar onze autoverzekering, we konden de in Kenia gekochte gele kaart laten zien en daar nam hij genoegen mee. Over het internationale rijbewijs, waar ze op de ambassade zo moeilijk over deden, werd zoals we al verwacht hadden met geen woord gerept. Bij de douane lieten we de carnets afstempelen. We moesten nog even het vrouwtje tegenhouden toen ze de verkeerde blaadjes uit de carnets wilden scheuren. Verder verliep alles lekker gemoedelijk en het mooiste, zonder dat we iets hoefden te betalen en daar houden we van. Toen alle formaliteiten afgehandeld waren kwam de geldwisselaar ook weer op de proppen. Hij bood niet zo'n geweldige koers, maar we vonden het wel makkelijk om van het wisselgedoe af te zijn en we gunden hem zijn pleziertje. We wisselden onze overgebleven Keniase schillingen om in Ethiopische Birr. Er was geen slagboom meer op het einde van de grenspost, dus we reden zo het Ethiopische deel van Moyale in.

.