Terug naar huis.

De volgende morgen was het nog maar een klein stukje varen. Al snel nadat we weer vertrokken waren zagen we de haven al liggen..We hadden door de reisverslagen die we gelezen hadden verwacht dat de haven een chaotische bende zou zijn, maar het zag er allemaal prima uit. Mooie moderne gebouwen en goede wegen. Alleen de aanlegsteiger was niet zo mooi, daardoor waren de hoeken van de laadklep van de boot zo groot dat de auto van onze Chinese vrienden nooit zonder schade van de boot af zou kunnen. Karel ging als eerste van de boot af, met een terreinwagen was de klep geen probleem. Hij kon dan de Chinezen slepen, want de motor van hun auto deed het immers niet. We hebben ons er weer over verbaasd hoe dom de mensen van de haven bezig waren. Je zou toch denken dat zoiets vaker voorkomt, maar het leek echt alsof het de eerste keer was.

Uiteindelijk, na veel stuntelig gedoe met planken en rijplaten, stonden de chinezen na een uurtje toch op de wal. Wij konden wel zo van de boot afrijden en toen konden we aan de invoer procedure van de auto's gaan beginnen. We herinnerden ons van ons eerste bezoek aan Egypte dat het een lange, chaotische en dure procedure was.  En dat was toen nog in Nuweiba, waar alle kantoren op de haven zaten. We hadden al gehoord dat hier in Aswan een extra probleem was dat verschillende kantoren die je nodig had twintig kilometer verderop in de stad zaten. We begonnen vol goede moed. We konden direct de paspoorten inleveren voor de stempels, Joke had alle formuliertjes al ingevuld, dus dat gaf geen problemen. Na een half uurtje konden we de gestempelde paspoorten weer ophalen. De auto's was meer gedoe. De douane vroeg als eerste naar de Carnets de Passage. Voor ons geen probleem, maar wel voor de Chinezen. Zij hadden de auto in Oeganda gekocht en hadden dus geen carnet. Het eerste uur vertraging door het uitleggen van de situatie was daar. Toen de chinezen uiteindelijk een andere invoerprocedure gestart waren kwamen wij aan de beurt. De procedure werd ons uitgelegd. Eerst moesten op de haven de Carnets gestempeld worden, dat zou 522 pond kosten (€85). Daarna moesten we dan met de carnets naar de verkeerspolitie in de stad. De verkeerspolitie moest dan, nadat de administratieve zaken daar gedaan waren, met ons meekomen naar de haven om de chassisnummers te controleren. Als de chassisnummers in orde waren moesten we weer terug naar de stad om de auto's te verzekeren. De gele kaart die we in Tanzania gekocht hadden bleek toch niet geldig. Als dat allemaal geregeld was konden we weer naar de politie om onze Egyptische kenteken platen op te halen. Met de kenteken platen op de auto's gemonteerd mochten we dan van de haven af rijden. We hadden ook nog geen Egyptisch geld, dus tussendoor moesten we ook nog een PIN automaat vinden om alles te kunnen betalen. We zagen al aankomen dat het niet allemaal op één dag ging lukken en toen we bij de douane zaten kwam er ook nog een groep Belgen en Nederlanders binnen die naar Soedan ging vertrekken met eigen auto's.

Het was wel heel gezellig, maar daardoor duurde alles nog zoveel langer dat het zeker niet in één dag zou gaan lukken. Uiteindelijk waren we rond twee uur na een ritje met een taxi op het politie bureau in de stad. Het bleek dat het politiebureau om twaalf uur al dicht ging, dus daar konden we niets meer doen. We besloten toen maar om eerst lekker te gaan eten met een biertje er bij. Wij hadden twee weken in Soedan gezeten zonder alcohol, maar onze Belgische vrienden hadden het al zes weken zonder bier moeten doen, die waren dus nog veel harder aan een biertje toe. Na een heerlijk maaltje voor weinig geld deden we nog de nodige boodschappen en daarna namen we weer een taxi naar de haven. Bij de haven spraken we af met de taxi chauffeur dat hij ons de volgende morgen om half acht weer op zou halen en we liepen het haven terrein op. Bij de poort werden we tegen gehouden. We wilden bij onze auto's gaan kamperen, maar daar was geen sprake van. We mochten alleen even het terrein op om spullen die we voor de nacht nodig hadden uit de auto's te halen. We konden dus weinig anders doen dan maar weer en taxi nemen naar de stad en daar een goedkoop hotelletje zoeken, wat vrij vlot lukte.

's Avonds nog even internetten en nog een biertje op het dakterras van het hotel en toen naar bed om de volgende morgen met frisse moed weer de bureaucratie in te gaan. Toen we na het bij de prijs inbegrepen ontbijt de straat weer op gingen stond er al een taxi voor de deur. De chauffeur wist kennelijk al van onze situatie, want hij begon direct al aan te bieden dat hij ons wel wilde helpen en dat hij ons de nodige keren heen en weer wilde brengen naar de haven. Wij wilden alleen maar naar het politiebureau en uiteindelijk wilde hij een prijs zeggen voor alleen dat ritje. We vonden het goed en hij bracht ons naar het politie bureau. Daar aangekomen bleef hij maar doorzeuren over de rest van de dag. Wij vonden het een onsympathiek mannetje, dus we wilden hem niet en stuurden hem weg. Hij bleef maar door zeuren, net zo lang totdat hij uiteindelijk door de politie van het terrein af gestuurd werd. We waren goed op tijd op het politie bureau. Om half negen zou het open gaan en we stonden al om acht uur op de stoep. We wachtten rustig af tot het half negen was, maar er gebeurde nog heel weinig. Toen het bijna negen uur was ging Joke eens op onderzoek uit. Ze glipte langs de wacht en ging kijken in het kantoor waar wij moesten zijn. Toen ze binnen was hoorde ze dat de man die we moesten hebben er nog niet was, hij zou om half negen komen. Het vreemde was alleen dat het al bijna negen uur was, dat dachten wij tenminste. Het bleek dat er tussen Egypte en Soedan een uur tijdverschil zit, we moesten de klok dus een uur terug zetten. Om half negen kwam onze man inderdaad binnen en hij ging direct aan de gang met onze papieren. Na een tochtje langs diverse loketjes waar we steeds wat moesten betalen moesten we weer terug naar de haven. Er gingen twee mannen met ons mee voor de controle van de chassis nummers. Toen de chassisnummers met een potlood over gekrast waren op een papiertje en nadat we de douane betaald hadden konden we weer terug naar de stad.

Daar gingen we nog met één van de mannen naar een verzekeringskantoortje om een verzekering te kopen, want onze in Tanzania gekochte gele kaart bleek toch niet geldig te zijn. De verzekering kostte gelukkig maar drie euro, dus dat viel mee. Nadat de verzekering ook rond was konden we voor de laatste keer naar het politie bureau. Na weer een uurtje wachten kregen we eindelijk onze kenteken platen en konden we weer naar de haven om de auto's op te halen. Daar hadden we nog even wat woorden over de vergoeding die ze wilden hebben voor de nacht dat de auto's daar gestaan hadden, maar uiteindelijk konden we zonder betalen het terrein af.

Het hele gedoe had dus bijna twee dagen en bijna tweehonderd euro gekost, voor twee auto's. Eigenlijk vielen de kosten heel erg mee, want toen we vier jaar eerder in Egypte geweest waren kostte het nog vijfhonderd euro. We deden in de stad nog wat boodschappen en gingen toen naar een camping even buiten de stad. Tegen de avond kwamen Karel en Joke ook de camping oprijden en we hadden nog een gezellige avond met een lekker maaltje, wat biertjes en een waterpijp.

De volgende morgen namen we afscheid van onze nieuwe vrienden. We zouden wel ongeveer dezelfde route gaan rijden, maar wij hadden nog iets minder haast, dus we reden apart. We hadden besloten om via Jordanië en Syrië naar huis te rijden. We hadden liever door Libië willen gaan, maar er was veel onzekerheid over het krijgen van de visa voor Libië en we hadden geen zin meer in dat soort onzekerheden. Rond de middag vertrokken we richting Luxor. We wilden daar nog een dagje de toerist uit gaan hangen en de vele bezienswaardigheden gaan bekijken. We dachten dat we die dag niet meer zover meer zouden komen, want doordat de klok nu weer een uur terug gezet was ging de zon al om vijf uur onder en was het om half zes donker. We reden eerst weer door de dorpjes aan de westkant van de Nijl, de grote weg lag aan de oostkant, maar we hadden gehoord dat je daar vanwege de veiligheid daar in konvooi moest rijden en daar hadden we geen zin in. Het schoot in het begin niet erg op, maar later kwamen we op grotere wegen en dat reed iets  beter.

Bij een politiepost moesten we weer eens onze paspoorten laten zien. Ze namen de paspoorten mee naar binnen en het duurde erg lang. Toen ze na een kwartiertje weer naar buiten kwamen maakten ze een gebaar dat ze iemand gebeld hadden. Wij begrepen dat toen nog niet, maar later werd het duidelijk. Na een paar kilometer stond er een politiewagen ons op te wachten. Ze vroegen waar we heen wilden, waarop wij antwoordden: naar Luxor. De auto werd gestart en ze gingen voor ons uit rijden. Met zwaailicht en sirene door de dorpjes. Ze reden overigens keurig de maximum snelheid. Na een half uurtje werden ze afgelost door een pick-up met gewapende mannen in de achterbak. Op deze manier schoten we wel lekker op en waren we ruim voor donker bij Luxor. In de Lonely Planet stonden een paar campings en bij de camping die het beste omschreven werd belden we aan. We werden zeer hartelijk ontvangen, de camping was op de grote binnenplaats van een hotel, met een grasveldje, een bar en een zwembad. Alles prima in orde dus. Tijdens een drankje bij de bar werd ons gevraag of we ’s avonds een thuis gekookt Egyptisch maal wilden eten. Het leek ons wel een goed idee en we maakten een afspraak voor half acht. We zetten de tentjes op en luisterden bij de auto’s nog naar de wereldomroep.

Om half acht meldden we ons weer bij de bar. Er stond een gedekte tafel klaar en er werd een heerlijk maal geserveerd. Heel veel hele lekkere dingen, ik denk dat ze na afloop in de keuken wel verbaasd geweest zijn dat alle borden en schalen leeg waren. Toen we na het eten terug kwamen bij de Jeeps was het alweer flink afgekoeld. Na een kopje koffie zijn we dus weer op tijd in de tentjes gekropen. Er was ook stroom op de camping en mijn computer deed het weer een beetje, dus boven in de tent kon ik nog een poosje aan mijn verslag werken. De volgende morgen gingen we de bezienswaardigheden bekijken. Eerst nog even internetten om de financiën weer op orde te krijgen en nog even winkelen en toen op pad. We hadden totaal geen voorstudie gemaakt van wat er in Luxor allemaal te zien is. Er stonden zoveel namen op de borden dat we maar moeilijk een keuze konden maken. We besloten om maar een beetje op de naam af te gaan en we kozen voor de ”Valley of the Kings” om als eerste te gaan bezoeken. We reden de mooie asfaltweg er naar toe en parkeerde de Jeep. We betaalden de entree en waren benieuwd wat ons te wachten stond. Het bleek een vallei vol met graftombes van Farao’s uit vroeger tijden te zijn. Aan de buitenkant was niets te zien, maar voor de tien Euro die we per persoon betaald hadden mochten we drie tombes van binnen bekijken. De tombes waren helemaal vol getekend met figuren zoals je die altijd ziet op plaatjes van Egypte. Jammer genoeg zat alles achter glas. Er mochten ook geen foto’s gemaakt worden en daar werd nog streng op gelet ook. Eigenlijk vonden we alleen de sarcofaag (stenen grafkist) van Toutmoses de derde de moeite waard. Voor de rest vonden we onze twintig Euro weggegooid geld. We besloten na deze teleurstelling om verder geen entree meer te betalen en ons te beperken tot de dingen die we vanuit de auto konden bekijken. Op deze manier hadden we een lekker relaxed middagje. Aan het einde van ons ritje kwamen we bij een de tempel van Karnak, vlak bij onze camping. We besloten om toch nog maar een keertje entree te betalen. Het bleek de mooiste tempel die we die dag gezien hebben. We konden daar tussen de vele Russische toeristen genieten van de mooie zonsondergang.

 ’s Avonds namen we weer een Egyptisch maal op de camping, iets minder lekker als de vorige avond, maar nog steeds prima te doen. Tijdens het eten zaten we een beetje te tellen en waren tot de conclusie gekomen dat als we de terugreis verder nog een beetje rustig aan wilden doen, we in Egypte niet al te veel meer moesten ondernemen. Als we op maandag de boot naar Jordanië wilde halen, zouden we er rechtstreeks naar toe moeten rijden. De volgende morgen, op mijn verjaardag, vertrokken we dus in de richting van de rode zee, waar de ferry naar Jordanië vaart. We tankten eerst de Jeeps nog een keertje vol met goedkope benzine. De ”goede” benzine van octaan 90 was al goedkoop, zo’n 18 cent, maar in Luxor was alleen maar octaan 80 te koop en dat kostte maar 12 cent. De Jeeps pingelden wel verschrikkelijk op de slechte benzine en toen herinnerde ik me de tip van Patrick Bollen ( Iron Bitch) één van de Jeepclub leden. Hij had ooit eens gemaild dat je bij benzine met te laag octaan mottenballen in de tank moet gooien. Ik had voor dat doel in Namibië al mottenballen gekocht, maar nog nooit nodig gehad. We probeerden eerst in een bekertje of ze goed oplosten in de benzine en dat was het geval. Daarna namen we de proef op de som en gooiden er een stel in de tanks en het pingelen werd inderdaad een stuk minder. Het eerste deel van de route was nog wel mooi, we probeerden nog een offroad afsnijroute, maar die liep jammer genoeg dood en we besloten maar om verder de asfaltweg te rijden naar Hurghada, een bekende toeristenplaats.

We hoopten daar een aardig plekje te vinden om mijn verjaardag te vieren. Toen we in Hurghada aankwamen vonden we het eigenlijk niks. Enorme resorts en toeristen complexen, die nu in het laagseizoen leeg stonden of er totaal sfeerloos uitzagen. We besloten maar door te rijden en een plekje in de woestijn te zoeken. Het werd een hele rustige verjaardagsavond, een lekker door Herman gekookt maaltje van aardappels witte bonen en knakworsten en natuurlijk een biertje erbij. De felicitaties, die ongetwijfeld in de mailbox zouden zitten konden we dus nog niet bekijken. Het werd al vroeg weer koud en we gingen weer op tijd de tentjes in. Tot mijn verbazing startte mijn computer opeens weer op, hij had het de hele dag nog niet gedaan. Ik kon dus onverwacht nog een stukje verslag over typen. De volgende dag reden we de heel lelijke weg langs de rode zee. Het landschap is totaal oninteressant. De omgeving alleen maar zandvlaktes en de parkeerplaatsen waren smerig en stonken naar diesel. Er was verder bijna geen verkeer op de weg dus met de cruise control op 80 konden we wel lekker opschieten.

We stopten alleen maar voor tanken en koffie drinken en zo konden we binnen zes uur 400 kilometer rijden. ’s Avonds waren we de tunnel onder het Suez kanaal al door. In de Sinaï woestijn vonden we een goed kampeerplekje. Vlakbij de weg, maar door de heuvels totaal uit het zicht. Het was weer koud dus we gingen weer vroeg naar bed en daardoor waren we de volgende morgen ook weer op tijd wakker. Bij de eerste zonnestraal om kwart over zes stonden we alweer buiten en na een lekker ontbijtje in de zon waren we even na acht uur alweer onderweg. De route over de hoofdweg door de Sinaï is ook niet echt mooi, alleen de laatste vijftig kilometer tot Nuweiba als je van de hoofdweg af bent zijn schitterend. Je rijdt dan door de ”coloured canyon” een prachtige weg tussen de rotsen door, die in de zon allemaal verschillende kleuren aannemen.

 Rond twee uur kwamen we in Nuweiba aan. Van onze reis vier jaar eerder wisten we nog in welke hoek de campings lagen. Na eerst een bezoek aan de supermarkt en de beershop vonden we een plekje op een nieuwe camping. Het was nog lekker weer, dus we konden daar nog een lekker zondagmiddagje houden. We kregen veel bezoek van de plaatselijke bevolking. In Egypte rijden ook weer Jeeps en dus zijn er ook weer Jeep liefhebbers. Ze vonden onze Jeeps allemaal prachtig, volgens hen veel beter dan de Jeeps die daar reden, waarschijnlijk vanwege de dikke banden want verder zijn het ook gewoon CJ6-en en CJ7-ens, precies hetzelfde als de onze. We waren volgens hen wel de eersten die zo’n trans Afrika tocht met CJ’s gedaan hadden en zij kunnen het weten, want vrijwel alle reizigers die via de oostkant van Afrika rijden moeten bij Nuweiba de Rode Zee over.

 

’s Avonds aten we in een restaurantje wat we nog wisten van ons vorige bezoek en toen we terug kwamen op de camping werden we uitgenodigd bij het kampvuur van de beheerder. We namen de uitnodiging graag aan, want de temperaturen waren zelfs aan de kust nog zo dat je wel een vuurtje nodig had. We zaten nog een poosje gezellig te praten en konden toen lekker warm de slaapzakken in. De volgende morgen vertrokken we om negen uur naar de haven. We hadden gezorgd voor voldoende dollars om de boot te kunnen betalen, want daar hadden we de vorige keer problemen mee gehad. Het was achteraf niet nodig geweest, want nu kon je ook in Egyptische ponden betalen. Wij kochten voor ruim tweehonderd dollar per auto de tickets. Met de tickets konden we naar de haven. Op het haventerrein begon het met een bagage controle. Alles moest open, zelfs de tentjes moesten uitgeklapt en geïnspecteerd worden. Alles was in orde en we konden aan de uitvoer procedure van de auto’s beginnen. Gelukkig kwam er iemand van de toerisme politie om ons te begeleiden. Met zijn hulp konden we de onlogische tocht van loket naar loket en van politiepost naar politiepost in ruim twee uur afmaken. Uiteindelijk konden we onze Egyptische kentekenplaten weer inleveren, de kosten vielen redelijk mee, zo’n tien Euro per auto. Om een uur of één konden we de Jeeps de boot naar Jordanië op rijden.

Het duurde nog een paar uur voordat de boot vertrok, dus we waren niet voor donker in Jordanië. Onderweg was er nog een rampenoefening van de bemanning, voor het eerst in vele boottochten zagen we hoe een reddingsvlot uitgeklapt werd. Thuis hoorden we dat het geen overbodige luxe was. Toen een dag later onze Belgische vrienden op dezelfde boot zaten was er brand aan boord geweest. We hadden onderweg onze paspoorten ingeleverd bij de douane, maar toen de boot in Jordanië was aangekomen leek niemand te weten hoe we ze weer terug konden krijgen. Na een poosje wachten konden we de Jeeps uit de boot rijden. Na een snelle bagagecontrole konden we naar het douane kantoor. Ze stonden ons daar al op te wachten met de gestempelde paspoorten, keurig voorzien van een gratis visum voor een maand. We konden daar ook de carnets af laten stempelen en een verzekering kopen. Het kostte ongeveer 25 euro per auto. In het donker reden we het haven terrein af. We wisten nog dat er langs het strand een paar campings waren, maar in het donker is het lastig zoeken. We reden kennelijk een verkeerde weg in want een poosje later stonden we voor de Saudie-Arabische grens zonder dat we een camping gezien hadden. Op de terugweg zagen we wel een afslag naar de zuidkust en toen kwamen we wel op de echte kustweg. Op de plaats waar vier jaar geleden een simpel campinkje was, was nu een luxe vakantie dorp. Ze hadden gelukkig wel een parkeerplaats waar we de tentjes op konden zetten, dus we konden in ieder geval slapen.

We konden ook nog een lekker maaltje en een koud biertje krijgen, dus we hadden uiteindelijk toch een lekkere avond. De volgende dag wilden we naar Wadi Rum, een stukje woestijn in het zuiden van Jordanië wat volgens zeggen heel erg mooi moet zijn. Het was niet ver, dus we hadden geen haast die dag. We ruimden op het gemak de tentjes op en daarna gingen we boodschappen doen en internetten in Aqaba. Er waren heel wat emails en E-cards ter gelegenheid van mijn verjaardag, heel leuk om allemaal te lezen. Het leukste verjaardagscadeautje was een email van VSM, mijn werkgever. Ik had een week eerder gemaild of er nog werk voor me was en nu was er antwoord dat ik in februari weer kon beginnen. Ik moest er eerlijk gezegd nog niet aan denken dat ik weer elke morgen naar het werk zou moeten, maar ik was toch wel heel blij met dit bericht. Al ons geld was zo ongeveer op en dan is het toch wel prettig om te weten dat we allebei weer werk zouden hebben als we thuis zouden komen. Even na de middag reden we naar Wadi Rum. Al gauw kwamen we allerlei borden met regeltjes tegen. Even dachten we dat we weer in zo’n gecultiveerd nationaal park terecht gekomen waren. We betaalden toch de toegangsprijs die niet tegen viel (€15) en daarna reden we het park in. Het eerste stuk asfaltweg hielden we nog hetzelfde gevoel, maar toen de asfaltweg ophield kwamen we in een prachtig stuk woestijn. Zandvlaktes tussen de rotsen in de meest grillige vormen. Echt ongelofelijk mooi.

Het leukste was, dat het totaal buiten het seizoen was. Er stonden honderden 4x4’s bij de ingang, maar die waren allemaal werkloos. In de woestijn zag je niemand en de stilte was adembenemend. Je mocht overal heen rijden, dus we konden met volle teugen genieten van het prachtige landschap. Na een paar uur rondgereden te hebben zochten we een plekje om te kamperen. We genoten bij een biertje van de zonsondergang, waardoor de woestijn nog veel mooier kleurde. Nadat de zon achter de bergen verdwenen was werd het al snel kouder, we konden gelukkig wel wat hout vinden voor een vuurtje. Bij het kampvuur hebben we sinterklaasavond gevierd. Zonder cadeautjes en gedichten, maar met een prachtig uitzicht op de door de volle maan spookachtig verlichte woestijn.

 De nacht was flink koud, maar de zon kwam al vroeg weer op en warmde al snel de omgeving een beetje op. De kleuren in het mooie woestijnlandschap waren schitterend bij de opkomende zon. Toen ik er foto's van wilde maken gaf mijn camera met een hoop gekraak de geest. Ik had gelukkig mijn kleine cameraatje ook nog, maar daarmee is het toch moeilijker mooi belichte opnamen te maken. We nuttigden ons ontbijtje lekker in de zon. Na het ontbijt ruimden we de spullen op. We lieten voordat we gingen rijden de banden nog een flink stuk aflopen, er was een gebied met zandduinen en daar wilden we eens lekker gaan rijden en in het zand is het een enorm voordeel als je de banden lekker zacht hebt. Het werkte inderdaad, we konden zandduinen bedwingen waar je van tevoren niet zou geloven dat je er tegenop zou kunnen rijden. Nadat we een poosje lekker gespeeld hadden reden we het gebied van Wadi Rum weer uit. We reden niet over de paden, maar gewoon richting het noorden. Op de rand van het park kwamen we weer bij de asfaltweg. We waren het offroad rijden nog niet zat, dus we staken de asfaltweg en de spoorlijn over en reden verder naar het noorden.

De computer deed het weer niet, dus ik moest met de kaart en de GPS in de hand navigeren. het was heel simpel, we konden gewoon rechtuit rijden en dan kwamen we vanzelf bij de hoofdweg. Het eerste stuk werkte het inderdaad zo. We konden tussen de bergen door aardig een rechte lijn rijden. Er was zelfs een soort spoortje wat we regelmatig tegen kwamen, zodat we dachten dat we op de goede weg waren. Toen we nog een paar kilometer van de hoofdweg waren werd het terrein steeds heuvelachtiger, met heel veel stenen. We zochten het paadje weer op en hoopten via dat pad de hoofdweg te kunnen bereiken, die kennelijk boven op de heuvelrug liep. We volgden het pad een poosje, maar we kwamen niet dichter bij de hoofdweg. We bleven zo'n beetje parallel rijden, maar er was geen mogelijkheid om de af te slaan in de richting van de hoofdweg. Het werd nog gekker, op een gegeven moment was het pad nauwelijks een pad meer te noemen, we konden net nog zien dat er twee offroad motoren en een auto gereden hadden. In een rivierbedding stonden de sporen beide kanten op, kennelijk hadden onze voorgangers gezocht naar een goede uitweg uit de rivier. Het pad dat ze uiteindelijk gekozen hadden vonden wij eigenlijk te gek, maar de route terug was in die richting nog slechter. Wij zochten de rivierbedding ook nog een keer af en vonden dat de plek die de anderen gekozen hadden inderdaad nog de minst slechte was. Wij probeerden het dus ook maar. Voor Herman kostte het flink moeite, met zijn hoge eerste versnelling kon hij niet zonder de koppeling flink te laten slippen langzaam tegen de stenen op rijden. Gelukkig overleefde de koppeling het en stond Herman zonder brokken boven. Ik had het met mijn automaat en low range makkelijker. Ik kon mijn Jeep in één laag zo naar boven laten tokkelen. Deze hindernis was genomen, maar het was nog niet de laatste.

 De volgende uren werden bijna de perfecte woestijn offroad ervaring. Het liep van zandduinen rijden tot rockcrawlen en dan alles wat daar tussenin zit. Alles in een schitterend woest landschap. Het was eigenlijk wel veel te gek om tijdens zo'n reis, zo ver van huis, zoveel risico te nemen, zeker als je ook nog een redelijk strak schema hebt om op tijd thuis te zijn. Gelukkig is alles heel gebleven en konden we toen we eindelijk de hoofdweg bereikten terugkijken op  één van de mooiste terreinrij dagen van deze reis. Na deze dag waren we blij dat we via deze route richting Nederland waren gaan rijden en niet via Libië, waar we dan in een paar dagen met een gids over het asfalt doorheen hadden moeten rijden. We vonden een kampeerplekje bij een vervallen gebouw en daar dronken we bij de ondergaande zon nog een lekker biertje. We zaten wat hoger, dus toen de zon onderging koelde het heel snel af. We probeerden een vuurtje te maken met de struiken die we daar vonden. Het hout was veel te vers, dus het brandde voor geen meter. Gelukkig bleven we nog een beetje warm van het proberen het vuur aan te houden. Voordat ik mijn tentje in zou gaan probeerde ik mijn computer nog eens op te starten. Tot mijn grote verbazing startte hij gewoon op en hij bleef het nog doen ook. Ik kon dus weer eens een poosje aan mijn verslag werken. Ik had de hoop al opgegeven dat ik voordat we thuis waren nog wat op internet kon zetten, maar wie weet zou het toch nog gaan lukken. Liggend in mijn warme slaapzak werkte ik zo nog een paar uurtjes aan mijn verslag. De volgende morgen stond de thermometer op vier graden. Nog geen vorst, maar het scheelde niet veel meer. We hadden de zon in ieder geval flink nodig tijdens het ontbijt. Voordat we vertrokken tankten we de Jeeps weer vol uit mijn grote tank en pompten we de banden weer op tot asfalt spanning. We moesten weer kilometers gaan maken, want we wilden met een paar dagen in Syrië zijn. Na een paar kilometer kwamen we op de asfaltweg. Het was heerlijk rustig dus we konden lekker opschieten.

We reden een mooie route door Jordanië. Langs Petra en de dode zee. We konden er langs rijden, want vier jaar eerder hadden we de attracties al uitgebreid bezocht, maar het blijft toch vreemd om de hoogte op de GPS op meer dan 300 meter onder nul te zien staan. Ondanks dat we een beetje moesten opschieten, was het toch leuk rijden door het prachtige landschap. Vlak voordat het donker werd vonden we een kampeerplekje, we zaten nog redelijk in de buurt van de dode zee, dus nog lekker laag, zo'n 100 meter onder de zeespiegel. De temperatuur bleef dus een stuk draaglijker dan de vorige avond. Voor het ontbijt moest ik nog even sleutelen, bij mijn linker achterwiel zat een oliespoor, ik wilde even controleren waar dat vandaan kwam en de V-snaar van de dynamo slipte nogal. Bij het achterwiel was niets te zien, waar die olie vandaag gekomen is weet ik niet. Toen ik de V-snaar van de dynamo ging spannen merkte ik dat de visco koppeling van de ventilator vast zat. De V-snaar moest dus ook de grote ventilator nu continu aandrijven. Bij deze temperaturen is dat totaal niet nodig, dus ik besloot de visco koppeling direct maar te vervangen, ik had een nieuwe bij me. Toen ik uitgesleuteld was, konden we gaan ontbijten. De zon scheen al weer lekker, dus het was alweer aangenaam zitten. Na het ontbijt vertrokken we richting de Syrische grens. Het was een beetje bekende route, omdat we die vier jaar eerder ook al gereden hadden. We wisten ook dat er nog een stadje was waar je goed kon winkelen.

Toen we in het plaatsje Irbid aangekomen waren deden we de nodige boodschappen en pinden nog wat geld om alle tanken weer goed vol te doen. We dachten dat de benzine in Jordanië wel goedkoper zou zijn (€0,50) als in Syrië. Rond twaalf uur reden we Irbid weer uit. Het was nog vijftien kilometer naar de grens. Helaas was het vrijdag, de rustdag van de moslims en waren de meeste pompstations dicht. Het kostte flink moeite om er één te vinden die open was, dus uiteindelijk waren we na veel zoeken pas om half twee bij de grens. De Jordaanse uitgrens gaf niet veel problemen. We moesten 5 dinar per persoon en 5 dinar per auto uitgangsbelasting betalen.(totaal €16). We hadden alleen al onze dinars opgetankt. We moesten dus van onze dollars wisselen om aan de nodige dinars te komen. Later moesten we nog een keer tien dinar betalen omdat we kennelijk een dag te lang in Jordanië gebleven waren, weer een paar dollars weg dus. Aan de Syrische kant hetzelfde beeld, alleen de bedragen waren iets anders. Eerst al 34 dollar per persoon voor de visa en de ingangsbelasting en toen later ook nog 45 dollar per auto voor verzekering en douane kosten. We hadden precies genoeg dollars bij ons om alles te kunnen betalen. Nadat alle papierwerk geregeld was nog een snelle voertuig controle en rond half vier konden we Syrië in rijden. We zochten de binnendoor weg richting Damascus op, want we hadden geen zin om snelweg te rijden. We hadden alleen geen geld meer en we wilden eigenlijk een hotelletje nemen om weer eens te kunnen douchen. We zagen gelukkig een PIN automaat en konden de nodige contanten uit het apparaat halen. Het werd al snel donker en in het donker naar een hotel zoeken hadden we ook geen zin in, dus ergens tussen de Jordaanse grens en Damascus hebben we in de schemering maar tussen de akkers een plekje gezocht om te kamperen.

De tweede dag door Syrië begon vrij saai, nadat we eerst dwars door het centrum van Damascus moesten, reden we 200 kilometer snelweg. Het schoot natuurlijk wel lekker op. Na de stad Homs sloegen we linksaf in de richting van de middellandse zee. Voordat we aan de kust kwamen moesten we eerst nog een bergrug over. Bij het klimmen merkte ik dat mijn Jeep niet honderd procent goed liep. Op het vlakke had ik het nog niet gemerkt, maar bergop had ik duidelijk meer moeite om Herman bij te houden als normaal. We deden het verder dus een beetje rustig aan. We besloten in ieder geval nog niet door te rijden tot de Turkse grens, maar ergens in de buurt van de grens voor het donker een plekje te zoeken. Kennelijk waren we in een christelijke hoek van Syrië, want de vrouwen liepen weer zonder sluiers en hoofddoeken. Na zoveel maanden in moslim landen is dat weer een heel prettig gezicht. Bij de kust kwamen we weer in agrarisch gebied, overal sinaasappel plantages, maar geen geschikte kampeerplekjes.  Tegen de verwachting in vonden we toch nog een goed kampeerplekje tussen de olijfboompjes. Het werd wel weer snel koud, dus we lagen weer op tijd op bed.

Zo waren we de volgende morgen al vroeg weer op weg richting de Turkse grens. Eerst tankten we alle benzine tanken nog een keer vol met Syrische benzine. In Syrië kostte de benzine ongeveer 45 cent en we hadden gehoord het in Turkije anderhalve Euro kostte.  Toen alle tanken weer vol zaten wilden we weer op gas gaan rijden. Gas is in Turkije ruimschoots aanwezig en op die manier konden we onze goedkope benzine bewaren voor landen waar geen LPG verkocht wordt. Het ritje naar de grens liep verder vlot, mijn Jeep had alleen op gas dezelfde problemen met bergop rijden, het zat kennelijk in iets wat op gas en op benzine hetzelfde is. Op de grens verliep alles heel gemoedelijk. In Syrië moesten we nog wat belasting betalen en in Turkije moesten we een visum kopen. We hadden precies genoeg Syrisch geld overgehouden om alles te kunnen betalen. Dat was maar goed ook, want een bank of wisselkantoor was op de grenspost niet te vinden. In Turkije konden we in het eerste stadje weer pinnen en zo was het geldprobleem ook weer opgelost. LPG zou geen probleem worden in Turkije, ongeveer elke kilometer zat er wel een LPG pomp.

Het was wel vervelend dat de Jeeps nog behoorlijk aan het op gas rijden moesten wennen. Misschien zaten de LPG installatie nog vol met woestijnstof of zoiets, maar beide Jeeps liepen nog niet echt geweldig. We hadden geen zin in weer een koude kampeer nacht, dus we wilden een hotelletje opzoeken. We hadden eigenlijk verwacht dat er bij de grote pompstations wel hotels of motels zouden zijn, maar dat was niet het geval. Het duurde tot het donker werd voordat we in de stad Adana een hotel vonden. We vonden het eigenlijk wel te duur (€50) maar we hadden geen zin meer om verder te rijden, dus we hebben toch maar een kamer genomen. Op de kosten toch nog een beetje binnen de perken hebben we verder maar niets van het hotel gebruikt. We zijn in een snackbarretje lekker kebab gaan eten. Na het eten hebben we verder een lekker warm zondagavondje gehouden op de kamer. Met voetbal op TV en onze eigen koffie,bier en chips.

 We zagen op TV ook het weerbericht en het zou de komende dagen aardig weer worden. We besloten dus maar om de volgende dag een korte etappe te rijden, zodat we vroeg een kampeerplekje aan het strand konden zoeken en nog even van de zon konden genieten. Het enige probleem was dat we geen kaart hadden van Turkije. We wisten dus niet waar we de toeristenstranden lagen. We probeerden bij een paar grote supermarkten op de boekenafdeling een kaart te vinden, maar we hadden geen succes. We vonden wel allerlei andere dingen en uiteindelijk hadden we proviand genoeg voor de hele reis naar huis, maar nog geen kaart. Na de mislukte pogingen gingen we het maar bij pompstations proberen en zowaar bij de derde vonden we een mooie wegenatlas van Turkije voor nog geen tien Euro. Met behulp van de atlas vonden we de kustweg en al gauw zagen we een camping bordje. Het was een enorme camping aan de zee, totaal verlaten maar wel open. Voor een paar Euro per nacht konden we er kamperen. We zaten lekker nog een paar uurtjes in de zon en we besloten nog maar een dagje te blijven. We konden dan voor de laatste keer kleren wassen en een doorsmeer beurtje aan de Jeeps doen. ’s Avonds werd het wel weer flink koud, dus we wisten in ieder geval dat we de volgende dag brandhout moesten zoeken om een kampvuur te maken de volgende avond. In het donker was dat geen doen, dus de eerste avond gingen we na de koffie maar weer op tijd de tentjes in. Ik probeerde mijn onwillige computer nog maar eens een keertje, maar hij deed het echt niet meer. Ik besloot mijn pogingen maar te staken en de rest van het verslag tot thuis op papier te gaan maken. Het stukje verslag dat ik al af had, tot Kenia kon ik nog op internet zetten, de rest moest maar wachten tot thuis. De volgende morgen liepen we de Jeeps nog een keertje na, gelukkig vonden we geen ernstige gebreken. We deden ook nog een keertje de was. ’s Middags wandelden we een stukje naar de dichtstbijzijnde stad. Daar konden we internetten. Het was een beetje lastig met een Turks toetsenbord en een Turkse windows, maar toen we na twee uur vroegen wat het kostte hoefden we niets te betalen. Terug op de camping namen we eerst nog een biertje in de zon en we maakten het kampvuurtje vast aan. We hadden een flinke stapel hout verzameld, dus we konden de hele avond lekker warm zitten.

Het werd een heerlijke avond, dan weet je ook direct weer wat er zo leuk aan reizen is. We belden broer Gerrit nog even om hem te feliciteren met zijn verjaardag. We hoorden nog weer eens dat ze thuis echt uitkeken naar het moment dat we weer terug zouden zijn en dat is toch wel heel leuk om te horen. De volgende morgen hebben we een route opgezocht door de bergen. ’s Avonds wilden we vanwege de temperatuur weer bij de kust zijn. Het was een schitterende dag rijden. Turkije was in mijn herinnering al een mooi land en dat werd deze dag nog maar weer eens bevestigd. De Jeeps gingen weer steeds beter lopen op gas, dus we konden toch nog relatief goedkope kilometers maken. Het gas kostte ongeveer 77 cent, terwijl benzine 1,50 Euro kostte. Tijdens de rit kwamen we ook nog door een dorpje heen, waar tientallen oude Jeeps en Willys reden. Niet als liefhebbers auto's, maar nog volop in dagelijks gebruik. Heel leuk om te zien en heel apart dat het alleen in dat ene dorp was. We weten nu in ieder geval wel waar we naartoe moeten als we nog eens een Willys pickup zoeken.

 Tegen het einde van de middag moesten we nog 80 kilometer naar de kust. We zouden dat zeker niet meer voor het donker gaan halen. Een hotelletje nemen zou ook een goede optie zijn, maar dan moesten we de Jeeps buiten parkeren en op deze hoogte kon het ’s nachts al flink vriezen. Door het vele bijvullen met gewoon water zat er geen antivries meer in de koelsystemen, dus we besloten om toch maar door te rijden. Het was een erg kronkelige bergweg naar de kust. Tijdens de zonsondergang was de omgeving prachtig. Later op de avond waarschijnlijk ook, maar toen konden we er niets meer van zien. We kwamen aan de kust bij de toeristenplaats Alanya. Het stond daar vol met luxe hotels, maar die vonden wij te duur. We vonden een goedkoop pension met onverwarmde kamers. We vonden dat geen probleem, want we wilden toch in een restaurant gaan eten. Er waren diverse eetgelegenheden, maar de meeste waren dicht. Uiteindelijk vonden we toch een restaurant wat open was. Eerst bestelden we een biertje, voordat we het kregen duurde even, want de ober moest eerst bier gaan halen bij de supermarkt. Toen we ons biertje hadden vroegen we of we ook nog wat konden eten. Het enige wat op het menu stond was kip, dus dat bestelden we maar. De ober belde even ergens naar toe en vroeg toen of we alvast konden betalen. Toen we betaald hadden ging hij naar buiten en kwam tien minuten later terug met een paar lekkere maaltjes. Er zat kennelijk een afhaal restaurant dichtbij. We vonden het wel jammer dat we dat zelf niet gevonden hadden, we waren dan waarschijnlijk goedkoper uit geweest. Het voordeel was natuurlijk wel dat we nu lekker bij de warme kachel zaten. Na het eten gingen we terug naar de koude kamer. Met je jas aan binnen zitten is ook niks, dus we gingen maar weer op tijd naar bed. In het begin van de nacht leek het nog aardig warm onder de dekens, maar we zijn allebei die nacht wel een paar keer wakker geweest van de kou. De volgende keer dus toch maar weer in de tentjes of in een verwarmde kamer slapen.

De volgende morgen wilde de douche ook nog niet warm worden en zijn we maar snel vertrokken voor een ontbijtje ergens langs de weg in de zon. We wilden een korte etappe rijden om nog een keer aan de zuidkust te kunnen kamperen. Het weer was nog redelijk, maar als we eenmaal naar het noorden zouden gaan rijden zou het wel snel kouder gaan worden. We hoopten op deze manier nog een lekker middagje buiten in de zon door te kunnen brengen. Toen we klaar waren met het ontbijt viel het me op dat mijn Jeep wel weer erg scheef stond. Toen ik er onder keek zag ik dat er rechts achter weer een veerblad gebroken was. Het kwam dus goed uit dat we niet al te ver hoefden, dan bleef er nog wat tijd over om te sleutelen. We zagen al snel borden van een camping over dertig kilometer. Het bleek een prima camping te zijn. Een mooi grasveld, goed sanitair met warme douches en zelfs nog een boomgaard met sinaasappels en citroenen, waar we van mochten plukken. Herman kon zijn fruit voorraad op die manier goedkoop aanvullen. Ik vond in de onderdelen voorraad nog een mooi veerblad, wat we ooit in Rusland langs de weg opgeraapt hadden. De lengte was precies goed, dus ik kon het zo monteren. Zo heb je nog eens wat aan de spullen die je onderweg tegenkomt. Na het sleutelwerk was er ook nog tijd voor een biertje in de zon.

 Daarna een lekkere warme douche en ’s avonds een lekker kampvuurtje. Op vrijdag wilden we een lange etappe rijden. We hoopten over te steken door het binnenland van de zuidkust naar de westkust. Van daar af konden we dan binnen twee dagen naar Griekenland rijden. De dag liep geheel volgens planning, het reed prima over de rustige wegen door het mooie landschap. Er waren voldoende LPG pompen, dus we konden de hele rit op gas rijden. ’s Avonds vonden we bij een pompstation een restaurantje en een plekje waar we mochten kamperen. We waren die dag zo’n 600 kilometer opgeschoten. Het was ’s avonds wel weer koud, dus na het eten hebben we nog een poosje in mijn nog warme Jeep gezeten. Toen het daar ook af begon te koelen hebben we de tentjes maar opgezet en zijn we weer in de lekker warme slaapzakken gekropen. De volgende morgen gingen we weer op tijd op pad. Doordat we de vorige avond vrij lang doorgereden waren we al voor de middag bij het pontje wat ons weer over het water op Europese bodem moest zetten. We troffen het want we konden direct doorrijden de boot op en die vertrok al snel. Tijdens het halfuurtje aan boord werden we veel aangesproken in het gebroken Nederlands. Veel Turken vinden het blijkbaar toch heel leuk om Nederlandse toeristen die in Turkije zijn in het Nederlands aan te spreken.

Met zoveel gezelligheid was het boottochtje snel voorbij en daarna konden we weer verder rijden richting Griekenland. We reden het eerste stuk nog langs het water en daar was het uitzicht nog mooi. Het was ook nog lekker weer, we wilden dus weer vroeg stoppen om nog even van de zon te genieten. Er waren heel wat campings, maar ze waren allemaal dicht, of in ieder geval de restaurants die er bij waren. Herman had geen zin om ’s avonds in de kou eten te gaan koken, dus een restaurant was wel een eerste vereiste. Toen de middag al bijna weer om was hadden we nog steeds geen camping gevonden. We dachten dat het wel een hotelletje zou worden in de plaats Keçan, de laatste grote plaats voor de Griekse grens, maar voordat we daar waren zagen we een pompstation met een restaurant er bij. Er was ook een grote parkeerplaats voor vrachtwagens waar wij wel konden slapen. We stopten om te vragen of het restaurant ’s avonds open was en of we op de parkeerplaats konden overnachten. Het was allemaal geen probleem, dus we reden niet meer verder en parkeerden de Jeeps tussen de vrachtwagens

. Op de parkeerplaats namen we bij de Jeeps nog een biertje en toen de zon onderging zijn we naar binnen gegaan in het restaurant. Bij de kachel hebben we daar de rest van de avond doorgebracht. Na het eten hebben we lettertjes zitten snijden voor de deuren en we hebben ook weer eens een avondje TV gekeken. Een domme Chinese film, ook nog in het Turks nagesynchroniseerd. Thuis zou je daar nooit naar kijken, maar nu lekker bij de warme kachel was het toch een aardige besteding van de avond. Het werd ’s nachts weer aardig koud, maar we hadden inmiddels onze winter slaapzakken en dekens weer voor de dag gehaald, dus dat was geen probleem. ’s Morgens waren de tentjes alleen wel van binnen en van buiten helemaal nat, dus de volgende nacht zou al het beddengoed wel klam aanvoelen, maar dat was van later zorg. Eerst moesten we nog een dagje rijden. De grens met Griekenland was niet ver meer en we waren er lekker op tijd. We verwachtten dat we wel snel door konden rijden omdat we de EU weer in gingen. De procedure aan de Turkse kant ging ook lekker vlot, totdat we bij de laatste slagboom kwamen. De boom zou automatisch open moeten gaan als alles in orde was, maar hij bleef dicht, we mochten Turkije nog niet uit. We moesten terug naar de douane om te vragen wat er loos was. Volgens de douane was alles in orde, maar toen ik vertelde dat de poort niet open ging voor ons gingen ze toch even bellen. Na een hoop heen en weer gebel en alle gegevens nog maar weer eens een keertje invoeren in de computer, kregen we nog steeds geen groen licht. Uiteindelijk nam één van de mannen de invoer formulieren van de auto’s mee naar een ander kantoor. Na een half uur wachten in de kou kwam er een zo te zien  hoge douanier vertellen dat alles in orde was. Hij maakte nog zijn excuses voor het ongemak en toen konden we weer de slagboom gaan proberen. Deze keer ging de slagboom wel open en we konden naar Griekenland. Bij de Griekse grenspost werden nog even de paspoorten door de scanner gehaald en na een praatje over onze reis met de mannen die eigenlijk onze auto’s moesten controleren, konden we de EU weer in. Door het oosten van Griekenland ligt inmiddels een hele mooie snelweg richting Thessaloniki. Hoewel we liever geen snelweg rijden deden we het deze keer toch maar wel. We wilden een lekker stuk opschieten en toch nog een beetje zondag overhouden. Opschieten deden we zeker op deze weg. Je kon continu doorrijden, want er was helemaal niets langs de weg. Geen restaurants, geen pompstations en zelfs geen parkeerplaatsen. Voor de lunch zijn we maar even van de snelweg af gegaan.

Toen het bijna donker werd vonden we het toch wel tijd worden om een slaapplaats te gaan zoeken. We gingen van de snelweg af , maar ook op de kleinere wegen was niet veel te vinden en zo kwamen we dus uiteindelijk in Thessaloniki uit. In Thessaloniki waren hotels genoeg, maar waarschijnlijk niet in de prijsklasse die wij zochten. We konden in de stad wel Euro’s Pinnen. Na anderhalf jaar weer echte Euro’s uit de automaat. We probeerden alle kaartjes die we hadden en hadden direct genoeg Euro’s voor de rest van de reis naar huis. Daar hoefden we ons dan verder tenminste geen zorgen meer over te maken. We hadden nog steeds geen geschikte slaapplaats gevonden, dus we reden de stad maar weer uit. Het was inmiddels helemaal donker geworden, dus het was lastig zoeken. Uiteindelijk vonden we een gezellig uitziend restaurantje met een ruime parkeerplaats. We besloten de Jeeps maar daar te parkeren, dan te gaan eten en dan ter plekke de tentjes op te zetten om te slapen. We werden in het restaurant hartelijk ontvangen door de baas en zijn vrouw. Ze kenden geen woord buitenlands en wij geen woord Grieks dus het eten bestellen ging wat moeizaam. Uiteindelijk haalde de vrouw alle soorten vlees die ze had uit de keuken, zodat we zelf konden aanwijzen wat ze moest gaan bakken. De drankjes stonden in een koelkast met een glazen deur, dus die konden we eenvoudig aanwijzen. In Griekenland zijn er altijd grote flessen Heineken, dus voor mij was de keuze snel gemaakt. Herman koos een flesje witte wijn en zo hadden we toch nog de gezellige zondagavond waar we op gehoopt hadden. Nadat alle andere gasten weg waren zijn wij ook maar naar de parkeerplaats gegaan, niet om verder te rijden maar om de tentjes op te zetten en te gaan slapen.

De volgende morgen was het bewolkt en nevelig, we besloten dus om eerst maar een stuk te gaan rijden voor het ontbijt, in de hoop dat het weer beter zou worden. Het zoeken van de juiste route was een beetje lastig. Omdat we er niet van uit waren gegaan dat we de terugreis door Europa zouden rijden, hadden we geen wegenkaarten van Europese landen meegenomen. De computer met routeplanner deed het ook niet meer, dus we waren aangewezen op een een kaart van Europa die in een atlas stond die we in Rusland gekocht hadden. Met de namen op de kaart in het Russisch en op de borden in het Grieks kostte het wel eens moeite de goede richting te vinden. We kwamen uiteindelijk toch op de weg richting Macedonië. Het weer werd niet beter, dus voordat we bij de grens waren hebben we in de kou en mist nog een laat ontbijtje genuttigd. De grens met Macedonië was niet moeilijk. Even een stempeltje in het paspoort en de groene kaart laten zien (hebben we toch niet voor niets al die tijd de verzekering doorbetaald) en we konden weer verder. We zagen in het eerste stadje al een LPG pomp en we konden ook nog met Euro’s betalen, dus dat was ook weer een meevaller. Het was maar honderd kilometer door Macedonië dus na een paar uurtjes rijden in de regen stonden we weer bij de volgende grens.

 Het volgende land was Albanië. De Macedonische douane maakte eerst nog een dolletje omdat Macedonië nog niet op de deuren stond. Eerst "Macedonia opplakken anders niet verder, waarop ik zei dat ik er wel even snel F.Y.R.O.M. (de internationale afkorting voor Macedonië) op zou plakken. Dat was niet de bedoeling, het moest echt Macedonia zijn en dan mocht het ’s avonds ook wel. We konden dus verder naar Albanië. Bij de Albanese post even een stempeltje en een auto invoer papiertje halen, tien Euro per persoon belasting betalen en weer door. De route naar Tirana is erg mooi, dat wisten we nog van een keer eerder dat we daar geweest waren. Het regende nog steeds dus we moesten rustig rijden op de glibberige bergweg. Toen het om half vijf donker begon te worden hebben we een motel opgezocht. De beheerster kende echt geen woord over de grens, maar met handen en voeten maakten we duidelijk dat we wilden slapen. We kregen ieder een huisje toegewezen, alles prima in orde, met warme douche en gaskachel. En dat alles voor 2000 Albanese Lek (€16). Omdat we de auto’s voor de deur hadden staan en alles dus makkelijk bij de hand hadden besloten we maar zelf te koken. Met het kacheltje konden we mijn huisje lekker warm stoken. Na het eten waren we de rest van de avond druk met lettertjes snijden en het verslag schrijven. Met al die landen waar we met dit tempo doorheen reden konden we wel continu lettertjes blijven maken.

De volgende dag bleek de douche toch niet zo warm als we dachten. Na een paar dagen zonder douchen was het toch wel nodig, dus we zijn toch maar onder de koude straal gaan staan. Al snel kwam de volgende koude douche. Toen ik na het ontbijt langs het huisje van de beheerder liep, kwam hij naar buiten. Hij wilde nog 2000 Albanese Lek hebben (€16). Hij kende ook geen buitenlandse talen en kon eigenlijk niet uitleggen waarom. Het leek dat hij wilde zeggen dat we te laat weggingen of dat we teveel stroom en gas gebruikt hadden. Ik betaalde hem maar, want ik wilde geen gezeur. We hadden alleen toch wel het idee dat de gedachte erachter was dat hij van die rijke toeristen nog wel wat extra’s kon pakken. Na deze tegenvaller gingen we weer op weg. Het was nog een uurtje rijden naar Tirana. We herinnerden ons van de vorige keer dat we in Tirana waren, dat het zoeken was om de goede weg te vinden. Er was in de hele stad geen bord te vinden. Ook nu weer hetzelfde verhaal en dan ook nog een opgebroken straat in het centrum waar al het verkeer van oost naar west doorheen moest. De chaos was compleet en daarom probeerden we een alternatief te vinden. We kwamen door straten waar dertig centimeter water stond en diepe modderpoelen, toch nog even terreinrijden dus. Na ruim een uur zoeken reden we eindelijk de stad weer uit en nog de goede kant op ook. Het regende nog steeds, uitgebreid stoppen om koffie te drinken was niet aan de orde. We reden dus maar in één keer door naar de grens met Montenegro. De grens stelde niet veel voor, even de stempeltjes in de paspoorten halen en de groene kaart laten zien en we konden door. Nog steeds in de regen reden we in de richting van Podgorica.

We vonden ook in Montenegro weer LPG voor minder dan een halve Euro, dus ook daar weer goedkoop rijden. Ik moest bij de kilometer prijs wel een paar centen optellen, want sinds Egypte was mijn Jeep steeds meer olie gaan gebruiken. Ik had als alles normaal zou zijn genoeg olie bij me om thuis te komen, maar dat blik was nu in Montenegro al leeg, ik moest dus de voorraad aanvullen. In Podgorica moesten we richting kust. Het viel niet mee om de goede richting te vinden, want we hadden nog steeds alleen de Russische kaart. Na een poosje had ik de namen van de plaatsen die aan de kust lagen ontcijferd en toen we één van die namen tegenkwamen op de borden zijn we die richting op gereden. We  kwamen op een bergweg terecht, met heel veel haarspeldbochten. Het landschap was waarschijnlijk schitterend, we konden er alleen niets van zien omdat het al donker was. Na twee uur kronkelen in het donker kwamen we bij de kust. Ik snap nu ook waarom sommige auto’s met het stuur meedraaiende koplampen hebben. We stopten voor een kop koffie en zagen van boven een prachtig patroon van lichtjes langs de grillig gevormde kustlijn.

We zaten nog op duizend meter hoogte, maar voor ons gevoel waren we al recht boven de stad Kotor. Dat klopte inderdaad, maar om beneden te komen moesten we nog twintig kilometer haarspeld bochten door. Het duurde nog ruim een uur voordat we beneden waren. Later las ik op internet over deze weg: "Het is een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Montenegro, de zogenoemde "ladder" is een bijzonder mooie weg met tientallen haarspeldbochten die een duizelingwekkend uitzicht op de stad en de baai biedt". Het uitzicht hebben we een beetje kunnen zien, maar we zullen toch nog eens een keertje terug moeten om er bij daglicht echt van te genieten. Beneden waren allemaal heel toeristisch ogende dorpjes, maar een hotel was niet te vinden. Uiteindelijk na een half uur rijden op de kustweg vonden we een groot hotel. Het was wel vrij prijzig voor onze begrippen, maar we wilden deze laatste week niet al te krenterig zijn, dus we aten in het restaurant ook nog maar een lekker maaltje met een wijntje er bij. Het was tenslotte nog steeds vakantie. De volgende morgen was het gelukkig weer eens droog. We gingen richting Kroatië, want we wilden één van onze favoriete wegen in Europa, de kustweg van Kroatië, ook wel eens in de winter rijden. Vlak voor de grens konden we nog een keertje goedkoop gas tanken. We plakten ook Montenegro nog even op de deuren want daar maak je bij de douane weer vrienden mee. De grens stelde dus niet veel voor. Het enige was dat de Kroatische douane een keuringsbewijs van de LPG tank wilde zien. Hij had kennelijk geroken dat ik op gas reed. Ik had dat natuurlijk niet en na wat schouder ophalen en vertellen dat we dat in Holland niet nodig hebben konden we weer verder. Het landschap langs de kustweg was ook in de winter schitterend, alleen de door Erwin Krol op de wereldomroep voorspelde opklaringen wilden nog niet erg komen. Het duurde tot het einde van de middag tot de zon doorkwam.

 

 Toen het donker werd gingen we uitkijken naar een plek om te slapen. We wilden eigenlijk de tentjes wel weer eens opzetten, want die zaten al drie dagen nat ingepakt. We zochten dus naar een open camping met restaurant, of een restaurant waar we bij konden kamperen. Zelf koken was bij de lage temperaturen geen goed idee. Het viel niet mee om iets te vinden en toen kwamen we ook nog in de file bij Split. De eerste file in anderhalf jaar. Na Split kwamen we op een rustige weg en het reed wel prettig en zo reden we nog een poosje door tot Zadar. In een restaurant langs de weg aten we een heerlijke pizza en daarna zouden we een kampeerplekje zoeken. Al snel toen we weer op weg waren zagen we een gaspomp. We tanken de Jeeps vol en vroegen toen of we op het plein naast de pomp konden slapen. Er stonden ook vrachtwagens en het was geen probleem als we daar bij gingen staan. We konden dus na drie dagen onze tentjes weer eens uitklappen. Toen ik de tent aan het opzetten was dacht ik al dat ik het doek zag glinsteren en toen ik later in de tent nog even de Croatia lettertjes zat te snijden wist ik het zeker. Er zat ijs op het tentdoek. We waren bij de kust gebleven om niet al te koude nachten te hebben, maar kennelijk werkt dat op de Balkan niet echt. We namen in mijn nog warme Jeep nog een kopje koffie, op dat moment kregen we een SMS-je met het bericht dat er een neef van ons overleden was, totaal onverwacht. Op zo’n moment bedenk je toch maar weer eens hoe blij je mag zijn dat wij na twintig maanden weer gezond op weg zijn naar huis en dat er bij al onze broers en zussen met hun gezinnen niet zoiets gebeurd is. Met de hele winter uitrusting weer in gebruik sliepen we toch weer lekker warm die nacht.

We vonden het de volgende morgen toen we de tentjes weer ingepakt hadden nog te koud om te gaan ontbijten, dus we vertrokken weer goed op tijd. We vervolgden onze weg langs de kust. Het was nog steeds erg koud en er was een stevige storm opgestoken. Overal stonden borden dat het rijden voor eigen risico was en ook binnen in de Jeeps, vooral bij Herman, waaide de wind dwars door alle kieren heen. Ondanks de tocht was rijden toch nog wel het prettigste wat je doen kon met dit weer. Ontbijten langs de weg was ook geen pretje, dus we hebben tijdens een korte stop maar snel een paar boterhammen klaar gemaakt die we onderweg op gegeten hebben.

We wisten eigenlijk nog steeds niet hoe we het laatste stuk naar huis zouden rijden. De tijd begon alleen zo langzamerhand een beetje te dringen, dus we besloten toch maar een beetje de rechte lijn te rijden. We konden dan misschien nog iets langer van de snelwegen weg blijven. We zouden dan door Slovenië, Oostenrijk en Duitsland naar huis rijden. Bij Rijeka gingen we dus niet in de richting van Italië, wat we eigenlijk van plan waren, maar in de richting van Oostenrijk. In Slovenië reden we de mooie tweebaanswegen en niet de snelweg naar Ljubliana. Van daar wilden we over de Loibl pas Oostenrijk in gaan. We waren vlak voor het donker bij het begin van de pas. We wilden niet weer in het donker zo’n mooie weg rijden, dus we besloten om maar terug te gaan naar Kranj om een hotelletje te zoeken. We vonden een heel gezellig hotel, met een groot restaurant vol met mensen. Na een biertje op de kamer  hebben we onszelf maar weer verwend met een heerlijk maal in het restaurant, wat al helemaal in kerstsfeer was. Terug op de kamer maakten we de laatste lettertjes voor de deuren. Maar goed ook, want de deuren waren zo goed als vol. Het werd echt tijd om naar huis te gaan.

Op de TV was alles al in de kerstsfeer en met de kerstliedjes die ik de hele dag al op de radio gehoord had begon ik al een beetje in de kerstsfeer te komen. De kerstsfeer werd de volgende morgen echt compleet. Aan de zuidkant van de Loibl pas was alles nog groen, maar toen we wegreden bij de grenspost die boven ligt, reden we een prachtig sneeuwlandschap in. We bleven nog een flink stuk hoog rijden, we konden dus uitgebreid genieten van de besneeuwde bergen in de zon. Verderop in Oostenrijk daalden we weer af, dus de sneeuw ging weer over in gras, maar met een vrolijk schijnend zonnetje er bij is Oostenrijk zonder sneeuw ook prachtig.

In de loop van de middag gingen we de grens met Duitsland over. Het werd alweer vroeg donker en we zochten al een poosje naar een hotelletje toen we opeens in het stadje Neumarkt een campingbordje zagen. We wisten inmiddels dat lage temperaturen ’s nachts niet zo’n groot probleem zijn, als je ’s avonds maar een plekje hebt om warm binnen te zitten. We besloten de camping maar te proberen. De camping was open en de beheerster wist te vertellen dat er op twee minuten lopen een paar restaurantjes waren. We zetten deze keer eerst de tentjes op en daarna gingen we op zoek naar een restaurantje. We vonden inderdaad op een paar honderd meter een paar restaurantjes en we kozen de pizzeria. We werden hartelijk ontvangen door de Italiaanse eigenaar. Hij verkocht overigens ook heerlijke Duitse maaltijden, dus na de pizza vooraf wachtten we nog een poosje voordat we ons hoofdgerecht namen. Op deze manier konden we de hele avond in het restaurant doorbrengen. Toen we eenmaal bij de tenten terug waren vroor het al, we zijn dus direct maar in de warme slaapzakken gekropen. De volgende morgen was de hele omgeving wit bevroren.

De tentjes opruimen bij deze temperatuur was geen pretje. Gelukkig was er een verwamde wasruimte, waar we weer even onze handen konden warmen en waar we en een kan koffie konden zetten. Het ontbijt stelden we nog maar even uit tot het wat warmer zou zijn. Helaas werd het niet warmer, het bleef mistig en de temperatuur bleef rond het vriespunt hangen.  Door de mist was er van de omgeving bijna niets te zien. We besloten maar op te houden met binnendoor rijden en gingen bij Würzburg de snelweg op. We wilden de volgende dag, de dag voor kerstmis op tijd thuis zijn, dus we besloten maar door te rijden tot vlak bij de Nederlandse grens en dan op een parkeerplaats langs de snelweg waar ook een restaurant bij was te kamperen. Rond zeven uur stopten we, zo’n honderd kilometer voor Venlo. We aten in het restaurant en keken daar nog een poosje televisie. We verbaasden ons over de prijzen. Voor een maaltijdje hier konden we onderweg in Afrika of Azië een paar weken eten. Na het eten namen we nog een biertje in de auto en daarna voor de laatste keer de tentjes in.

We sliepen ondanks de kou weer prima. Doordat het zo lang donker bleef  ’s morgens waren we niet erg vroeg wakker. We vertrokken dus niet zo vroeg. Om een uur of elf waren we bij de Nederlandse grens bij Venlo. We tankten de Jeeps weer vol met LPG en ik bracht de motorolie weer op peil. Het olieverbruik begon echt ernstige vormen aan te nemen, het was maar goed dat we bijna thuis waren. We SMS-ten naar huis op welk adres de rest van de familie de zondagochtend doorbracht. Het bleek bij onze zus in Waarder te zijn, lekker dicht bij huis dus. De rit door Nederland verliep verder vlot, tot het pompstation bij Woerden. Ik moest daar toch nog een keertje stoppen om weer olie bij te vullen omdat de oliedruk weg begon te vallen. Na dit oponthoud reden we rond een uur of één ons dorpje weer binnen. Bijna twintig maanden nadat we vertrokken waren.

We werden hartelijk ontvangen door de broers en zussen. Na een paar gezellige uren zochten we ons eigen huis weer op. Onze huurders hadden het keurig netjes achter gelaten. Er stonden zelfs nog heel wat meubels in en ook de keuken stond nog vol met apparatuur, we konden ons in ieder geval de eerste tijd prima redden met de spullen die er stonden. De dagen rond de kerst en tussen kerst en nieuwjaar waren heel gezellig. We gingen de hele familie af om mee te eten, gezellige avondjes te hebben en veel te te vertellen over de reis.

Het was een lekkere manier van thuis komen. Pas na nieuwjaar begon het echte leven weer. Herman moest direct al weer aan het werk. Ik had nog en paar weken om de zaken weer op orde te brengen, maar na een paar dagen belde mijn werkgever ook al weer of ik de volgende week weer kon komen. We waren dus al snel allebei weer aan het werk en dan zit je zo weer in het normale ritme.

Onze reis is nu dus weer ten einde: 20 maanden, 75000 kilometer en 38 landen, maar we zijn het nog niet zat en als we weer geld hadden vertrokken we zo weer. Voorlopig zit dat er echter niet in. Er zal wel een flinke prijs in de loterij voor nodig zijn om zoiets nog eens te kunnen doen. Ik hoop dat jullie mijn verhaaltjes over ontbijtjes in de zon, biertjes bij de zonsondergang en alles wat daar tussen door gebeurde leuk gevonden hebben. Voorlopig is dit het laatste deel, maar wie weet komt er ooit nog eens een vervolg.