Week 12:    De Balkan.

 

Zondagmorgen dacht ik op bed te blijven liggen totdat ik de zon op mijn tent zag. Om half negen was er nog geen zon te zien en ben ik maar eens buiten gaan kijken. Het was mistig. Toen ik na het  wassen en scheren koffie aan het zetten was voelde je de zon er al wel een beetje doorheen komen en een half uurtje later was het prachtig weer. Ik had besloten er een rustig dagje van te maken. Er waren geen acute problemen aan mijn Jeep. Het enige wat ik hoefde te doen was een half litertje olie bijvullen. Herman en Arno gingen wel sleutelen, maar ik kon lekker met mijn laptop in de zon gaan zitten om mijn dagboek en het verslag bij te werken. Er was wifi op de camping, dus ’s Middags kon langs de lijn aan. Op die manier kwamen we ook weer eens een beetje op de hoogte van het nieuws en de prestaties van de Nederlanders op de Olympische spelen. Aan het einde van de middag reden we met Hermans Jeep nog even naar het dorp voor wat boodschappen. En ’s avonds aten we weer lekker in het barretje van de camping. Een heerlijk rustige zondag dus. Ik had op internet een offroad route gevonden vlak bij de camping. Die wilden we gaan rijden en daarna doorrijden naar een camping bij Mostar. Vlak daarbij begon ook een vrij lange offroad route van ruim honderd kilometer. Het eerste stukje van de route was nog niet echt spectaculair. We een leuk onverhard pad door een mooi landschap. Op een gegeven moment misten we een afslag, maar de routeplanner maakte direct een nieuwe route over allerlei kronkelpaadjes.

 

We reden dus maar door en het was een stuk spannender rijden dan de originele route. Na een poosje klopte het pad niet meer met de planner. We hadden bij een splitsing de linkerkant genomen en dat bleek een nieuw aangelegd pad te zijn. Het liep een heel eind door, maar uiteindelijk kwamen we bij bulldozers en kranen die nog aan het pad bezig waren en moesten we keren. Toen bij de splitsing de rechterkant geprobeerd. Dit pad klopte wel precies met de planner, maar na een paar kilometer was het ingestort. We moesten dus weer keren en terug naar de originele route. We reden de route uit en van daar af stonden er weer wegen op de planner. De wegen verschilden niet veel met de offroad route, dus het was nog steeds leuk rijden. Toen we bijna bij de asfaltweg waren, kwamen we bij een plek waar het water het pad weggespoeld had. Daar verder gaan was geen optie. We zaten zo dicht bij de asfaltweg dat we eigenlijk niet terug wilden gaan. We zochten een alternatief pad, maar dat lukte niet echt.

 

Er was wel een oud pad, maar door de regen waren de sporen zo diep uitgesleten dat het voor onze Jeeps nauwelijks te doen was. Het was ook nog steil bergop. Met lege Jeeps zou het een mooie uitdaging zijn. Met onze zwaar beladen Jeeps en  de Jeep van Arno die nauwelijks voorwielaandrijving meer had leek het ons toch verstandiger om het maar niet te doen. We besloten om eerst maar te gaan lunchen en dan terug te gaan rijden. We hoopten toch nog een afslag te vinden die naar de asfaltweg liep, zodat we niet het hele stuk terug hoefden. Toen we een poosje gereden hadden was er inderdaad een afslag die in de richting van de hoofdweg ging. Het was een redelijk pad, maar het kronkelde in allerlei richtingen en eigenlijk uiteindelijk niet in de goede kant op. We reden toch maar door want meestal loopt zo’n pad toch wel ergens naartoe. Na een poosje lagen er dikke buizen langs de kant en nog even verder stond er een kraan de buizen in de grond te leggen en waren er mannen bezig de stukken aan elkaar te lassen. Zo te zien werd er een gasleiding aangelegd.

Je zou misschien verwachten dat de werklui zouden zeggen ‘wat moeten jullie hier’, maar nee hoor. Toen de kraan weer een stuk buis neergelegd had, ging hij voor ons aan de kant en konden we verder. Niemand zei iets dat het pad niet zou doorlopen, dus hadden we weer hoop dat we niet het hele stuk terug hoefden. Het duurde nog wel heel wat kilometers, maar uiteindelijk kwamen we weer op een weg die op de planner stond. Het was nog wel een onverharde weg en de planner gaf voor de honderd kilometer naar Mostar nog vier en half uur op. Dan zouden we niet voor donker op de camping zijn. We gingen toch maar op weg. Na een poosje werd het een mooie asfaltweg en de aankomsttijd op de planner liep snel terug. Na twintig kilometer asfalt werd het opeens weer onverhard. Het bleek een bergpas van veertig kilometer lang te zijn.

We liepen toch nog wel een beetje in op de routeplanner en uiteindelijk waren we om kwart over zeven op de camping bij Mostar. Het was inmiddels lekker warm geworden. Volgens de campingbaas was het ’s middags 38 graden geweest. Er was een restaurantje op loopafstand van de camping en daar aten we een heerlijk maaltje.

 

Naast de biertjes en wijn die we zelf besteld hadden, werden we ook nog volgestopt met plaatselijke sterke drankjes. Zo werd het een heel gezellige maaltijd. Bij de tent nog even zitten met een bakkie koffie en daarna naar bed om als een blok in slaap te vallen. Toen we de volgende dag weer opkwamen scheen de zon alweer. Ik ruimde snel mijn tentje op voordat het echt warm werd.\

 

Na het ontbijt moest ik nog even naar mijn Jeep kijken, want de vorige middag stuurde hij niet lekker. Ik  had het euvel snel gevonden.  Ik wilde mijn voorwiel opkrikken om te kijken of er veel speling op zat, maar toen zag ik dat er een halve centimeter ruimte zat tussen de as en de veer. De veerstroppen waren losgelopen. Ik draaide ze aan en ging er vanuit dat het probleem verholpen was. Ik haalde de deurtjes nog uit mijn Jeep en toen konden we vertrekken. Toen ik de camping afreed en de eerste keer wilde remmen trapte ik mijn pedaal in één keer op de grond. Hij remde nog wel iets, maar het voelde niet goed. Ik zag nergens lekkage en na een paar keer remmen en de parkeerrem intrappen werd het iets beter. Ik besloot toch maar te gaan rijden. Het was veertig kilometer naar de offroad route. Toen we bij het begin van de route kwamen liep die gewoon verder op de verharde weg.

 

 Uiteindelijk was het misschien een stukje van twintig kilometer onverhard. We schoten daardoor wel lekker op en besloten om maar door te rijden naar de Kroatische kust om een camping te zoeken waar we een dagje konden blijven. Dan kon ik naar mijn remmen kijken, die het nog steeds niet helemaal goed deden. Arno had inmiddels ook een hele lijst probleempjes die opgelost moesten worden, die kon een dagje sleutelen ook wel gebruiken. Na een mooie binnendoor route kwamen we in het dorpje Omis. We reden een camping op en dat was een hele luxe. Eigenlijk niet wat we zochten, maar we besloten ondanks de fikse prijs toch maar te blijven. We vonden een plekje bij de vrije plaatsen tussen de campers. Variërend van VW busjes tot complete vrachtwagens.

 

 ’s Avonds gingen we eten bij het restaurant aan het strand. Daar voerde het animatie team van de camping nog een soort cabaret show op. Zo werden we dus aardig bezig gehouden tijdens de maaltijd. De volgende dag konden we uitslapen. We werden gewekt door de zon op de tent. Na een lekker rustig ontbijtje moest er toch gewerkt worden. Ik had niet veel zin om aan mijn Jeep te gaan sleutelen, maar ik moest toch kijken wat er mis was met de remmen. Ik kon eigenlijk niet veel vinden. De remblokken voor waren wel vrij ver op. Die heb ik dus maar vervangen en de remklauwen goed gangbaar gemaakt in de hoop dat het probleem daarmee opgelost was. Gelukkig kostte het niet veel tijd, dus kon de vrije dag toch nog op tijd beginnen. Na een poosje in de zon zitten met de laptop en een wandeling naar de supermarkt, was het tijd om lekker bij het strand op het terras te gaan zitten.

 

 ’s Avond weer lekker gegeten in het restaurant van de camping en daarna nog een poosje bij de tent zitten luisteren naar de Duitse buren die steeds luidruchtiger werden, totdat de Poolse buur er wat van ging zeggen. We hadden besloten om de volgende dag een stuk Kroatische kustweg te rijden. We hebben dat al vaak gedaan, maar het blijft een mooie weg. Er is ook altijd veel te zien aan campers en voertuigen van andere reizigers. We zaten vlak bij Split en richting de stad was het file. We hebben gus nog maar een ommetje door het binnenland gemaakt. Na Split was het rustiger en was het heerlijk rijden.

We hadden op de kaart een camping geprikt op ongeveer tweehonderd kilometer. Rond een uur of vier kwamen we aan. Er was een plekje dicht bij de zee waar de Jeeps net op pasten. We hebben deze keer de stoeltjes maar mee genomen naar het strand om daar een biertje te drinken

 

. ’s Morgens hadden we al spullen gekocht om te barbecueën. En zo hebben we de hele avond lekker zitten bakken en eten.

   

 ’s Nachts hoorde ik al lichte regen op de tent en toen we de volgend morgen uit bed kwamen regende en onweerde het flink. Na het ontbijt onder de paraplu zette ik de deuren en zijkantjes maar weer in de Jeep, onder grote belangstelling van de andere camping gasten die van alles wilden weten over de Jeeps en onze reis. We planden een route door het binnenland richting Slovenië. Voor de grens stond een stuk op de kaart met alleen maar onverharde wegen, dus dat hebben we ook maar in de route opgenomen. Eerst reden we nog een stuk op de kustweg, toen we net rechtsaf wilden slaan meldde Arno dat er iets was met zijn voorremmen.

 

We stopten op een parkeerplaatsje, Arno ging aan het sleutelen en vond een in elkaar gelopen voorwiellager. Herman en ik hebben lekker aan de overkant van de weg in de inmiddels weer schijnende zon gezeten. Na een paar uur zaten de nieuwe lagers erin en was de lijm om ze in de te ruime naaf te plakken ook een beetje uitgehard en konden we verder. Voordat we bij de onverharde paadjes kwamen moesten we eerst nog een stuk door het gebied net achter de kust. Het waren perfect gladde wegen door een schitterend landschap. Aan het einde van de middag kwamen we in de buurt, maar we besloten om maar niet verder te rijden. Er waren geen campings in de buurt, dus het werd een wild kampeer plekje. Het kostte nogal wat moeite om de Jeeps vlak te krijgen, maar uiteindelijk stond alles.

De tentjes konden nog een poosje drogen en wij konden nog een poosje lekker opwarmen in de zon. Dat was nodig, want toen de zon weg was daalde de temperatuur snel. Dat werd dus zoals gewoonlijk Herman en Arno vroeg naar bed en ik in de tent nog een paar uurtjes aan het verslag. De volgende morgen waren we al snel bij het gebied met onverharde wegen. Het was geen zwaar terrein rijden, maar leuke gravelwegen door de bossen en over de heuvels.

Na anderhalf uur waren we bij de Sloveense grens. Er stond een slagboom en er was niemand. Herman dacht dat hij de boom wel open kon krijgen, maar we hebben het toch maar niet gedaan. Je weet niet wat voor problemen je krijgt als je aan de andere kant een politie of boswachter tegenkomt. Op de planner vonden we al snel een grensovergang tien kilometer verderop. Ook weer te bereiken over onverharde paadjes. Bij die grens stond geen slagboom, alleen maar een bord dat je er niet overheen mocht. Dat hebben we maar even niet gezien en we zijn maar doorgereden. In Slovenië hebben we ook de kleine weggetjes opgezocht en dat werd een prachtige dag rijden door gevarieerde landschappen.

 Aan het einde van de middag gingen we de Italiaanse grens over. We zochten een camping met het idee om er een dagje te blijven staan. We kwamen terecht op een klein rustig campinkje, prima geschikt om eventuele klusjes aan de Jeeps te doen.  Toen we echter het weerbericht bekeken veranderde de plannen. Voor de volgende dag stond er regen op het programma. Om met regen op zo’n camping te gaan zitten zagen we niet zitten, dus we besloten toch maar te gaan rijden. Vroeger hebben we in de Frans-Italiaanse Alpen wel eens onverharde routes gereden. Na enig speurwerk op internet bleken deze routes nog steeds te bestaan en op bepaalde dagen open voor gemotoriseerd verkeer. Het leek ons een aardig idee om dat als slot offroad avontuur van deze vakantie te houden. Het restaurant van de camping bleek ook nog gesloten, dus we moesten ook nog een flinke wandeling maken om wat te eten te vinden.