India (deel 1).

 

Op vier januari waren we rond de middag aan de Pakistaanse Indische grens. Aan de Pakistaanse kant moest alles gebeuren in twee kantoortjes, in het eerste werd het uit stempel in het paspoort gezet en in het tweede kantoor werden de auto’s uit geschreven en de Carnets afgestempeld. Dit alles gebeurde door hele zenuwachtige mannetjes, die de hele tijd zaten te zeuren over souvenirs, shampoo, parfum en dollars of Euro’s. Uiteindelijk zijn we 5 dollar, 5 euro en een fles shampoo armer Pakistan uit gegaan, maar toen waren alle benodigde stempels netjes geregeld. Tussen de Pakistaanse en Indische post moesten we slalommen tussen de dragers door die zware pakken over liepen te sjouwen van vrachtwagens aan de Pakistaanse kant naar vrachtwagens aan de Indiase kant en omgekeerd. Bij de Indiase post moest eerst weer een kaartje ingevuld worden en de paspoorten gestempeld. Daarna de auto’s, steeds weer een andere ambtenaar kwam de volgende handeling verrichten. De eerste schreef de auto’s in een boek, de tweede liet ons een formuliertje invullen met de gegevens van de auto’s, de volgende vulde dezelfde gegevens nog weer een keer in op de achterkant, de volgende controleerde de bagage enzovoort, uiteindelijk werden ook de benodigde stempels in de Carnets gezet en konden we de grens over. We vroegen nog naar een WA verzekering voor de auto’s, maar dat moesten we zelf maar regelen. De eerste stad waar we kwamen was Amritsar, ongeveer 30 kilometer van de grens. We reden de stad in om een hotelletje te zoeken. Het gevreesde Indische verkeer, uit andere reisverhalen was niet erger dan in Pakistan, dus daar konden we goed mee leven. We reden de stad in en al gauw zagen we een hotel met een parkeerplaatsje er voor. De prijs viel niet tegen dus we besloten om de eerste nacht in India in dat hotel door te brengen.

 

Nadat we de spullen op de kamer gebracht hadden liepen we de stad in. Van alle kanten werd er aan je getrokken om je mee te krijgen in een riksja, maar wij hadden de laatste dagen alleen maar gezeten, dus we liepen liever een stukje. We kochten in een paar van de talloze winkeltjes die er waren wat spullen voor het ontbijt en bij de drankwinkel een paar flessen bier, daarna gingen we weer naar de kamer op ons gemak van het eerste Indische biertje te genieten. ’s Avonds lekker gegeten in het restaurant van het hotel, maar van het goedkope leven in India, waarover we vaak gelezen hadden, merkten we nog niet veel. Deze hotelnacht was naar onze begrippen zeker niet goedkoop en de benzine kostte in India ook weer negentig cent. De volgende morgen hadden we eerst het één en ander in Amritsar te doen. we moesten de ”gouden tempel” bezoeken, een landkaart van India kopen, of kaarten downloaden van internet en een WA verzekering voor de auto’s regelen. Eerst maar naar de gouden tempel, er stonden overal bordjes, dus we dachten wel dat het met de auto moest kunnen. De straatjes werden wel steeds smaller en drukker met voetgangers en riksja’s, maar je kon inderdaad overal nog rijden en uiteindelijk bereikten we de tempel. Van de suppoosten daar moesten we vlak voor de ingang parkeren, dus we hoefden niet ver te lopen om de tempel te bezoeken. We moesten wel onze hoofden bedekken en onze schoenen achterlaten, omdat de heilige plaatsen alleen met blote voeten betreden mochten worden. We wandelden een keer het terrein om de tempel rond, maar zijn niet naar binnen gegaan, we waren tevreden met het beeld van de gouden tempel, blinkend in de zon van buiten af gezien.

Toen we onze schoenen weer aan hadden gingen we op zoek naar een boekhandel, om een landkaart te kopen. Er waren heel wat boekhandels, maar die verkochten alleen maar religieuze boeken, dus een landkaart vonden we daar niet. Dan maar via internet, in de stad bij zo’n bekende attractie moest toch wel een internet café zijn dachten we. We liepen de hele omgeving rond, maar geen internet. We besloten maar om aan een riksja chauffeur te vragen ons naar een internet café te brengen. Dat kon voor 50 roepie, maar al snel kwam de concurrentie er ook op af, dus al gauw werd het 20 roepie. Er werd nog wat gediscussieerd waar het dichtst bijzijnde internet café was, maar toen vertrokken we. Het was zwaar fietsen, met twee van die grote kerels op het karretje, maar het kleine mannetje trapte dapper door. We hadden het idee dat hij niet echt wist waar hij naartoe aan het fietsen was, maar het was een heel eind en wij voelden ons niet meer echt op ons gemak achter de rug van het hijgende en puffende mannetje. Tegen een brug op zijn we maar even uitgestapt om te duwen. Uiteindelijk kwamen we na nog een paar keer vragen toch bij een internet café. We hebben de man nog maar wat extra roepies gegeven omdat hij zo zwaar had moeten werken. Het internet café had een goede verbinding, dus ik kon binnen redelijke tijd gedetailleerde kaarten van de bovenste helft van India downloaden. Daar konden we de eerste dagen wel mee vooruit. We vonden zowaar ook nog een boekwinkeltje waar ze een overzichtskaart van India hadden dus dat deel van de missie was geslaagd. Toen de verzekering, bij de verzekeringskantoortjes waar we vroegen naar een auto verzekering verwezen ze steeds naar een maatschappij met een kantoor in dezelfde straat als ons hotel. Uiteindelijk vonden we het kantoor, maar er was niemand. De autoverzekering hebben we dus maar even laten zitten. Terug naar de Jeeps hebben we toen maar een gemotoriseerde riksja genomen. Wel ietsje duurder, maar we voelden ons er een stuk prettiger bij. Toen we weer terug waren bij de gouden tempel moesten we nog de stad uit komen. Op goed geluk zijn we achter een busje aangereden. Na een poosje werden de straten breder en minder druk. We zijn even gestopt om de GPS en de computer weer aan te zetten en zowaar reden we nog de goede kant op de stad uit ook. Het landschap was weer niet geschikt om te kamperen, dus we keken uit naar een hotelletje. Tegen vijf uur kwamen we in het plaatsje Kapurthala.

We stonden een poosje te kijken langs de kant van de weg en toen kwam er een man naar ons toe die goed Engels sprak. Hij was helemaal gek van onze Jeeps en wilde er direct één kopen. Wij gingen daar natuurlijk niet op in, maar we vroegen wel of hij een goedkoop hotel wist. Hij stapte bij mijn in en hij gidste ons naar een klein hotelletje, met parkeerplaats. Hij hielp nog bij het onderhandelen over de prijs en toen dat rond was ging hij weer en wij gingen naar de kamer. We dronken een biertje, maar echt lekker zat je niet, want het was erg koud binnen. Er zaten allerlei ventilatoren en airconditioners, maar een kachel konden we niet vinden. We aten bij het restaurantje aan de overkant van de straat, maar daar was het ook al niet veel warmer. Na het eten liepen we de hoofdstraat nog even op en neer. We vonden en passant ook nog een boekwinkeltje waar ze een wegenatlas van India verkochten. Toen we terug gingen naar de kamer hebben we het benzine kooktoestel maar mee naar binnen genomen om de kamer nog even warm te kunnen stoken. De volgende morgen waren we al weer vroeg op pad na een snel ontbijtje op de kamer. Ik had de kaarten die ik van internet gehaald had in de computer gezet, dus we gingen proberen binnendoor over kleine weggetjes te rijden. Het rijden was op deze manier weer leuk, maar het landschap was vrij eentonig en leek erg op het laatste stuk van Pakistan. Helemaal vlak met groene velden, later hoorden we dat het rijstvelden waren.

Een kampeerplekje werd weer moeilijk, maar de tenten moesten wel opgezet worden, want die zaten al drie dagen nat ingepakt. We vonden een klein stukje ruw terrein tussen de akkers vlak naast de weg en daar hebben we  de grote tent opgezet. De eerste keer kamperen in India, een test of de mensen echt zo lastig waren als je altijd leest in andere reisverhalen. We zaten net aan ons biertje toen de eerste bezoekers al aan kwamen wandelen. Ze stonden een poosje te kijken en probeerden wat te praten, maar ze kenden geen Engels en gingen al snel weer weg. Even later stopte er een motor bij hen en kwamen ze met z’n vieren weer terug. De motorrijder sprak wel Engels en vroeg van alles en heette ons welkom bij zijn dorp. Dat laatste deed ons het ergste vrezen en wat we al dachten werd waarheid. We zaten vlak bij een dorpje en de hele avond zat het in en om de tent vol met mensen die amper Engels konden spreken en dus niet verder kwamen dat ”what is your name, where do you come from” en dat soort vragen.

Verder deden ze niet anders dan op je vingers kijken en onder elkaar lachen en praten. Heel irritant, want je weet dat het over jouw gaat, maar je kunt er niets van verstaan. Om een uur of tien dropen ze langzamerhand af en konden we het maaltje nog opeten dat Herman ondanks de volle tent nog klaar had kunnen krijgen. Toen we wakker werden hoorden we alweer mensen rond de tenten scharrelen. We kleedden ons eerst aan en ruimden de bedden op voordat we naar buiten kwamen. Er liep al weer een hele horde mensen om ons kamp heen. Ik probeerde de mensen te negeren en ruimde eerst mijn daktent op, dat was weer een flinke koude handen klus, want alles zat dik onder het ijs. Daarna ging ik binnen koffie zetten. Ik probeerde de mensen buiten de tent te houden, maar één van de ouderen wist toch binnen te komen en op de derde stoel te gaan zitten. Het was zo’n relaxte typisch Indische man met tulband en hij was niet lastig en hij hield wel de anderen buiten. We gaven hem een kop koffie, die hij slurpend opdronk en zelf konden we in redelijke rust nog ontbijten. Na het ontbijt ruimden we snel de grote tent op en vertrokken. We moesten eerst nog even op bezoek bij de dichtst bijzijnde boerderij, dat hadden we in een onbezonnen moment de vorige avond beloofd en dat moesten we dus wel even doen. We konden nu wel even de boerderij van binnen bekijken en een paar foto’s maken. Ook van de Mahindra trekker, die een kopie is van een oude Amerikaanse trekker van International Harvester. Na een kopje thee namen we afscheid en vertrokken weer.

We probeerden de goede richting op te rijden, maar dat viel nog niet mee, de route werd meer een zigzag lijn om de goede weg heen tussen alle vierkante akkers door. Het was wel lekker rustig rijden en de temperatuur was redelijk, zodat het raampje weer open kon. ’s Middags probeerden we in een stad nog een PIN automaat en een bier winkeltje te vinden, helaas lukte dat niet en dus konden we zonder bier en geld om te tanken weer verder. Gelukkig zag ik later opeens op een landweggetje een huisje met een whisky fles er op geschilderd. Ik vroeg of ze ook bier hadden en ja hoor. Voor ons laatste geld konden we de koelbox weer eens vullen met Indisch bier.

 Het landschap werd langzamerhand woestijn achtiger en we probeerden een kampeerplekje te vinden. We reden een klein weggetje in, door een dorpje heen, de woestijn in. We dachten tenminste dat we de woestijn in reden, maar van dichtbij bleken het toch allemaal ingezaaide velden te zijn, waar we niet in konden kamperen. We reden dus maar weer terug het dorpje weer door. In één van de smalle straatjes kwam er een kamelen kar als tegenligger, Herman moest een stukje terug, maar hij keek daarbij niet in zijn spiegel en zag dus niet dat ik er al vlak achter stond. Het resultaat dat de fiets weer een stukje platter was geworden en dat er een stuk uit mijn polyester spatbord gebroken was. Gelukkig maakten we alleen schade aan onze eigen spullen, want we reden nog steeds onverzekerd rond. We reden de hoofdweg weer op en zagen een soort betonnen plaat liggen, met daar midden op een soort waterput.

We parkeerde de Jeeps en Herman ging eten koken. Ik plakte het stukje spatbord weer een beet je op zijn plek en met niet meer dan een paar bezoekers, die snel weer weggingen genoten we van de warme maaltijd. Toen we daarmee klaar waren was het donker geworden. Lopend zochten we een vlak plekje, uit het zicht van de hoofdweg, wat geen akker was en daar parkeerden we de Jeeps. In mijn Jeep dronken we koffie en een biertje, want het was weer te koud om buiten te zitten en we hadden de grote tent niet opgezet. Eén keer kwamen er nog een paar mannen kijken, maar die gingen al snel weer. Het leek er op dat we een rustiger plekje hadden als de vorige avond. Vlak voordat we naar bed gingen klapten we de daktenten uit en zonder bezoek deze keer gingen we naar bed. Het  had 's nachts weer flink gevroren en toen we wakker werden zaten de tenten weer dik onder het ijs. De zon scheen gelukkig wel, dus we konden ontbijten in de zon. Er kwamen nog wel een paar mannen kijken, maar die bleven op een afstandje en lieten ons verder met rust. De rest van de dag reden we rustig door het tot landbouwgrond gemaakte woestijnlandschap, de temperatuur was weer een graadje hoger als de dag er voor. De enige auto’s die we op de kleine, meestal onverharde weggetjes tegenkwamen waren Jeeps, door Mahindra in India gebouwd. Allerlei modellen, op het eerste gezicht bijna hetzelfde als de Amerikaanse modellen, maar als je beter keek toch weer behoorlijk anders. De meeste waren op basis van de  CJ3b. Het beeld van zo’n hoge grille in mijn spiegel was heel vertrouwd van de Jeepclub evenementen en vakanties, want onze goede vriend Piet die ernstig ziek was had ook een CJ3b. Door dit beeld moesten we veel aan hem denken. Zijn CJ3b stond bij ons in de schuur staan en toen we nog thuis waren sleutelden we vaak samen aan de Jeeps.

Een kampeerplekje was weer lastig te vinden, dus eigenlijk reden we te lang door. Om vijf uur stopten we toch maar ergens en het bleek nog niet eens zo’n gek plekje te zijn. Het lag redelijk  uit het zicht, dus niet zoveel bezoekers en er was ook nog een pomp bij, dus aan water geen gebrek. Toen we de maaltijd binnen hadden werd het alweer donker en de temperatuur zakte ook weer snel. De avond hebben we weer in de voorstoelen van mijn Jeep doorgebracht. Bij het ontbijt de volgende morgen kwamen er diverse mensen langs, de meesten vroegen alleen maar of we iets zoals melk of groenten nodig hadden, maar we hadden alles zelf en daar namen ze dan wel genoegen mee. Het was in het zonnetje al snel weer lekker warm en dus konden we lekker uitgebreid in de zon ontbijten. De tentjes konden ook weer eens lekker opdrogen in de zon. Tijdens het ontbijt kwam er ook nog een opa met zijn kleinzoon op bezoek. Het was een goedlachse man, die een paar woorden Engels sprak. Het was bij hem iets moeilijker om vol te houden dat we niets nodig hadden, uiteindelijk hebben we een grote fles verse melk gekregen. Eenmaal gekookt hebben we het opgebruikt in de koffie en gekoeld bij het ontbijt. De man bleef ons vermaken met zijn gelach en zijn spreuken ” No live without laugh” en ” No live without love”. Hij had ook nog ”No live without wife”, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens.

 Omdat het daar zo’n rustig plekje was hebben we ook nog wat lasklusjes aan mijn Jeep gedaan, zodoende reden we pas rond de middag weg richting Jaipur. We zochten weer een binnendoor route en die liep deze keer door dorpjes met vriendelijke mensen en ook nog een beetje door de heuvels. Het was mooi rijden en door de temperaturen van boven de twintig graden begon het zowaar een beetje op zomer te lijken. Rond een uur of vier vonden we, net nadat we nog maar weer eens dwars door het centrum van een flinke stad waren gegaan, een mooi kampeerplekje tussen de zandduinen. Het was zover van de weg dat er alleen door kamelen getrokken karren kwamen, dus we konden daar rustig zitten. Heerlijk in de zon dronken we een biertje.

Ik repareerde ook nog de claxon van mijn Jeep. Normaal heb ik er geen problemen mee als hij het niet doet, ik maak hem meestal alleen voor de APK keuring weer gangbaar. Hier in het Indische verkeer is het een onmisbaar hulpmiddel. Er kwamen nog wel een paar jongens kijken, maar dat waren welgestelde lui. Ze konden goed Engels en begrepen tenminste echt wat we aan het doen waren. Ze vonden het schitterend. Ze hadden ook een mooie digitale camera bij zich, dus er werden over en weer foto’s gemaakt. ’s Avonds koelde het toch weer behoorlijk af, dus we zijn weer in mijn Jeep gaan zitten. Het werd een lange avond, want ik heb het volgende deel van het verslag afgemaakt om het de volgende dag in Jaipur op het internet te kunnen zetten. Het was niet zover meer naar Jaipur. We konden in het centrum onze Jeeps goed parkeren en gingen lopend op zoek naar een internet café, een PIN automaat en een supermarkt. Na een poosje vergeefs zoeken hebben we toch maar weer de hulp van een riksja ingeroepen. Uiteindelijk bleek dat er vlak bij onze Jeeps internet cafés en PIN automaten volop aanwezig waren. Uiteindelijk vonden we een internet café waar ik mijn USB stick kon gebruiken.

Na een paar uur had ik het verslag op het internet staan en had ik ook weer een stel kaarten geladen voor het vervolg van de route. Het was dus al flink laat geworden, dus we deden alleen de hoogst noodzakelijke boodschappen en bezochten een PIN automaat. We besloten dat het handigste was om de stad uit te rijden en dan een hotel te nemen. Toen we de stad uit reden zagen we nog een bord naar de ” Tal Mahal”een attractie waar we door onze zwager Leen op attent waren gemaakt. We vonden al snel een goedkoop hotel, of eigenlijk een resort. Een hotel met de kamers buiten met een grote tuin ervoor. ’s Avonds aten we in het restaurant ons eerste echt Indische maal. Alles lekker pittig gekruid en geen vlees. Het ontbijt namen we uit budget overwegingen weer uit onze eigen koelbox op de kamer. Ook hier was weer geen verwarming, dus het was weer flink koud op de kamer, maar buiten in de zon zitten was ook niet mogelijk, want alles was gemaakt op schaduw, waarschijnlijk wel prettig in andere jaar getijden, maar nu iets minder.

Om tien uur reden we weer richting Jaipur om de Jal Mahal te gaan bezichtigen, we hadden geen idee wat het was, want we hadden nog steeds geen reisgids van India. Op de weg naar de stad kwamen we nog langs een gebouwtje wat hoog op een heuvel stond , met een lange trap er naar toe. Het leek ons wel leuk om boven te gaan kijken, voor het uitzicht over de stad. We parkeerden de Jeeps beneden en probeerden het begin van de trap te vinden. Al snel gebaarde een oud mannetje dat we met de auto verder konden rijden. We probeerden het en we konden zo helemaal naar boven rijden. Het gebouwtje was in de restauratie, dus daar was niet veel aan te zien, het uitzicht was wel mooi, maar door de nevel zagen de foto’s er niet uit. Wel zagen we daar de eerste apen in het wild. We dachten dat het een primeur was, maar achteraf bedachten we dat we in Gibraltar ook al eens apen in het wild gezien hadden. We reden weer naar beneden richting Jaipur. Om bij de Jal Mahal te komen moesten we weer terug de stad in. We reden door een wijk met alleen maar gebouwen van roze/rode steen, vandaar de naam ”Pink City” die we al vaker hadden gezien. De Jal Mahal was een tempel (of zo iets, we hadden nog steeds geen reisgids) in het water. Het was nog steeds nevelig, dus het zag er niet echt mooi uit, maar toch een paar foto’s proberen te maken. Het was op straat lekker rustig, dus we hebben langs de straat daar maar even koffie gezet.

De vorige avond hadden we een beetje zitten filosoferen over het verdere verloop van de reis. We wilden eerst naar het zuiden voor lekker weer. Daarna wilden we in het voorjaar graag naar Nepal, voor de echte hoge bergen van meer dan 5000 meter, maar dat zou een heleboel dure extra kilometers in India betekenen. Er was natuurlijk ook nog het vervolg van de reis. Als we vanuit Bombay de Jeeps goedkoop zouden kunnen verschepen naar een ander continent zouden die extra kilometers niet meer in de planning passen. Dan zouden we Nepal laten schieten en dan zouden we niet meer in deze hoek van India komen. We zaten nu op 250 kilometer van Agra, de plaats waar de Taj Mahal, de attractie van India staat. Als je in India geweest ben dan moet je de Taj Mahal gezien hebben. Voor de zekerheid zouden we die dus beter eerst kunnen gaan bekijken, nu we nog redelijk in de buurt zaten. We gooiden dus de plannen om en gingen de hoofdweg richting Agra op.

De hoofdweg naar Agra was een typische Indische hoofdweg, veel verkeer van allerlei soort,  voetgangers en fietsers, kamelenkarren, motoren en scooters, Jeeps, en vrachtwagens en bussen. Snelheidsverschillen van 4 tot 100 kilometer per uur. Als dan de kwaliteit van de weg ook nog zeer matig is en vaak niet breder dan vier meter, kun je misschien wel voorstellen wat voor een chaos dat wordt. Je moet constant op blijven letten, want door de grote snelheidsverschillen wordt er vaak dubbel of driedubbel ingehaald en is een uitwijk manoeuvre diep in de berm de enige mogelijkheid. Dat is dan weer met alle risico’s van dien, want daar lopen de voetgangers en koeien weer. Alles ging gelukkig weer goed, maar aan het einde van de middag begonnen we het wel een beetje zat te worden. We zaten op dertig kilometer voor Agra en een kampeerplekje zat er niet in met al die drukte. We zagen weer een resort  en we stopten. Het was iets duurder dan de avond ervoor, maar toch aanvaardbaar. Het was wel veel leuker opgezet, met allemaal losse hutjes en overal zitjes op het terrein.

 We kregen zelfs een kacheltje mee voor in de hut. Nadat we ’s avonds in het restaurant gegeten hadden konden we dus nog even lekker bij de kachel zitten. De volgende morgen scheen de zon weer en hier konden we wel op de veranda van ons hutje in de zon ons eigen ontbijtje nuttigen. Al vroeg waren we op pad naar de Taj Mahal. In Agra probeerden we nog wat noodzakelijke boodschappen te doen, maar dat viel niet mee in de kleine winkeltjes. Uiteindelijk konden we toch nog redelijk wat nuttige spullen bij elkaar scharrelen. Toen naar de Taj Mahal. Het was duidelijk nog buiten het seizoen en omdat er nog weinig toeristen waren werden we op de parkeerplaats al direct van alle kanten belaagd door gidsen, souvenir verkopers, autowassers, bedelaars en al dat soort lui. Nadat we onze Jeeps met veel moeite, door de drukte om ons heen afgesloten hadden besloten we toch maar een gids te nemen. We hadden weinig informatie vooraf en op die manier zouden we nog iets meer te weten komen. Ondanks de vele aanbiedingen van vervoer, gingen we toch maar lopen. De gids wandelde mee en vroeg ondertussen van alles over onze wereldreis. Toen we bij de Taj Mahal aangekomen waren ging in een razend tempo de gebouwen rond. Hij vertelde veel details over de materialen die gebruikt waren bij de bouw en over allerlei dingen over de geometrische aardigheidjes die verwerkt waren in de vorm van de gebouwen en de tuinen er om heen. Natuurlijk ook over de Taj Mahal zelf , het is eigenlijk een koninklijk graf, gemaakt in Islamitische stijl, maar met Hindoeïstische invloeden. De Taj mahal zelf was inderdaad een heel mooi bouwwerk, helemaal gemaakt uit wit marmer. Vooral door de ligging tussen de andere gebouwen en de mooie tuinen er omheen ziet het er prachtig uit. Na ruim een uur was de gids klaar met zijn rondleiding.

We hadden zelf graag nog wat meer op ons gemak rond gekeken, maar door de hoge toegangsprijs waren onze portemonnees leeg en moesten we met de gids terug naar de Jeeps om geld op te halen om hem te kunnen betalen. Terug gingen we wel met een riksja en de chauffeur probeerde ons direct al dubbel te laten betalen. Dat lukte hem niet, maar bij de Jeeps werden we direct al weer belaagd door allerlei volk wat aan ons wilde verdienen. We waren het al gauw zo zat dat we besloten om alleen nog maar even te gaan internetten en dan weer te vertrekken. Toen de internet verbindingen ook nog niet werkten hadden we het wel gezien. We stapten in de Jeeps en reden de stad weer uit. Het was een snel bezoek geweest, maar toch zeker wel de moeite waard. Ik had een binnendoor route gepland weer terug naar onze oorspronkelijke route naar het zuiden. Het ging over kleine weggetjes, door een heel dicht bevolkt landbouw gebied. De weg was weer vol met verkeer en het asfalt was maar één auto breed. Bij tegenliggers moest je dus steeds door de berm, eerst van het afgebrokkelde asfalt af dat ongeveer twintig centimeter hoog was en dan door de gaten en kuilen in de berm. Het schoot dus niet erg op en tegen de tijd dat we moesten gaan kamperen zag het er totaal niet naar uit dat er een geschikt we plekje te vinden was. Hotels hadden we ook de hele tijd nog niet gezien, dus er begon zich een probleem aan te dienen. Opeens veranderde het landschap echter en het leek wel een stukje woestijn met flinke hoogte verschillen, zodat we uit het zicht van de weg konden komen. We vonden een plekje, maar kennelijk waren we gezien, wat toen we net stonden kwam er al een horde kinderen naar ons kijken. Later kwamen er ook een paar ouderen bij, maar niemand sprak engels en wij hielden het bij Nederlands. Zo langzamerhand werd de groep steeds groter, maar wij lieten ons er niet van weerhouden om gewoon door te gaan met biertje drinken, eten koken en eten. Het eten werd bijna van je bord gekeken door de groep die op nog geen halve meter van ons af stond, maar we hielden ons goed en deden net of er niets aan de hand was. Toen ik na het afwassen ging zitten schrijven en Herman een boekje ging lezen hoopten we dat het dan zo saai zou worden dat ze wel weg zouden gaan. Ze bleven echter nog steeds en probeerden nog maar weer eens een gesprek aan te knopen. Toen we duidelijk gemaakt hadden dat we niet meegingen naar het dorp en dat we op deze plek zouden slapen gingen ze uiteindelijk weg. We dachten eindelijk op ons gemak koffie te kunnen gaan zetten, maar toen kwam de volgende groep er al weer aan. Er was er nu één bij die een beetje engels sprak en die probeerde ons duidelijk te maken dat het niet veilig was om daar te slapen. Er zou daar slecht volk rondhangen en dus konden we beter vertrekken. Volgens hem was er in het dorpje zes kilometer verderop een hotel waar we konden slapen. We wilden geen onnodige risico’s nemen, dus we pakten de spullen maar weer in en reden naar het volgende dorp. Na een paar keer vragen kwamen we inderdaad bij een hotel. De kamer zag er niet uit, maar er stonden in ieder geval een paar bedden waar we konden slapen.

Er was voor de Jeeps ook nog een bewaakte parkeerplaats, dus dat was ook geen probleem. We namen op de kamer nog een biertje en gingen op tijd naar bed. De volgende morgen begon het leven in de straat voor het hotel, die ’s avonds totaal uitgestorven was, al vroeg weer op gang te komen. De herrie van de trekkers en vrachtwagens tussen de huizen drong ook goed door in de kamer en dus waren we al vroeg weer wakker. We besloten onderweg maar te ontbijten en reden om acht uur al weer weg. Al snel zagen we een rustig plekje waar we konden ontbijten, daarna reden we weer verder naar het zuiden. Het was mooi weer en de temperatuur kwam nu voor het eerst tijdens het rijden ook weer eens boven de 25 graden. Het landschap was mooier als de vorige dag, met leisteen heuvels en daartussen allerlei fabriekjes waar de leisteen verwerkt werd. De dorpjes waren stoffig of modderig en stonken naar de gedroogde mest die overal opgestapeld lag als brandstof. Het was kennelijk weer een armere streek, met weinig vervoer want alle karretjes, jeeps en bussen waren afgeladen met mensen.

 Toen het ongeveer weer kampeertijd werd zaten we precies weer in zo’n drukbevolkt landbouw gebied. We reden dus weer langer door dan we van plan waren en zagen weer een drukbezochte kampeer avond voor ons. Gelukkig veranderde opeens veranderde het lands chap en werd het heuvelachtiger. We namen een weg de heuvels in en zagen al snel een bosje waar we wel een plekje dachten te kunnen vinden. Na een paar honderd meter rijden over grove stenen kwamen we in een soort steengroeve, een mooie plek uit het zicht van de weg. Op een paar langs wandelende herders na hebben we daar niemand gezien en konden we van een rustige avond genieten onder de volle maan, met het geluid van krekels op de achtergrond. Krekels hadden we ook een hele tijd niet gehoord, weer een teken dat we nu toch eindelijk in het mooie weer gingen komen. De  rustige avond liep toch even anders. Om een uur of elf kwam er opeens een politie Jeep (lange Mahindra CJ3b) de steengroeve in rijden. De politieman die er uit kwam sprak een paar woorden Engels. Hij vertelde dat we in een natuurgebied stonden en dat we daar niet mochten kamperen. Hij vroeg ook wie ons toestemming gegeven had om daar te staan en of we morgen weer verder gingen. Wij vertelden dat niemand ons toestemming gegeven had, maar dat we nergens een bord gezien hadden dat je niet mocht kamperen en dat we geen vuilnis zouden achter laten en dat we de volgende dag weer vroeg weg zouden zijn. Hij overlegde een poosje met de groep mannen die er ook bij was, maar we mochten toch niet blijven staan. Drie kilometer verder langs de weg was er een plaats waar we veilig konden slapen. We begonnen dus maar met opruimen van de spullen, terwijl de groep mannen toe stond te kijken. De politie Jeep reed weer weg. Opeens begon er één van de mannen te vertellen dat we een boete van 2500 roepie (€ 50) moesten betalen. We hadden daar natuurlijk niet veel zin in  en we zeiden dat we dan wel een kwitantie wilden en vroegen waar we dat dan moesten betalen. We gingen ondertussen verder met opruimen. Toen we alles weer ingepakt hadden stapte één van de mannen bij me in en reden we terug naar de weg. Daar stond de politie Jeep en die reed voor ons uit naar de poort van het natuurpark. We konden daar de Jeeps neerzetten om te gaan slapen. Toen kwam de boete natuurlijk weer aan de orde. Wij wilden niet betalen zonder kwitantie en we wilden ook een identiteitsbewijs zien van de man die de boete wilde innen. Dat kon hij ons niet tonen, maar hij gaf wel een stuk papier waar ik een verklaring op moest zetten. Ik schreef in het Engels dat we niet wisten dat we niet mochten kamperen en dat we te goeder trouw gehandeld hadden. Hij kwam nu met een soort kwitantie boekje, maar hij wilde eerst geld zien. Wij wilden eerst een geschreven bewijs, dus we kwamen niet veel verder. Uiteindelijk zei hij dat we de volgende dag konden betalen en ging hij weg. Hij zei nog wel dat we niet mochten vertrekken zonder zijn toestemming. We gingen nog maar een poosje in mijn Jeep zitten en een biertje drinken. Toen we onze tenten opgezet hadden kwam één van de mannen uit het wachthok nog vertellen dat we alle losse spullen binnen moesten leggen in verband met de apen die er de volgende morgen zouden zijn.

 De  volgende morgen werd ik gewekt door een enorme klap toen er een aap op mijn tent sprong. Hij sprong van Herman zijn tent over op die van mij, omdat Herman hem een klap onder zijn poten gegeven had. Gelukkig geen schade en na weer een klap onder zijn poten was hij weer weg. Toen we net uit bed waren kwam dezelfde man van de vorige avond vertellen dat we konden vertrekken. Over een boete werd niet meer gesproken, dus onze tactiek van afwachten en niet betalen had weer gewerkt. We waren op deze manier lekker vroeg wakker en nadat we de tentjes opgeruimd hadden gingen we weer op pad. We reden door het natuur reservaat en de landschappen waren heel mooi, na een uurtje vonden we een geschikte plek voor het ontbijt en later hebben we koffie gedronken bij een meertje waar allerlei kleurige vogels en apen zaten. Na de koffiestop volgde een stuk zwaar terrein over stenen paadjes door de bossen.

Op een gegeven moment kwamen we uit bij een soort tempel die in de bossen stond. Het deed denken aan de films van Indiana Jones, alleen was aan de andere kant van de tempel in dit geval een dorpje met weer openbare asfaltweg. De weg was wel heel slecht, dus we schoten niet erg op en alles rammelde ontzettend door elkaar. De temperatuur was inmiddels tot bijna 30 graden opgelopen, dus het was wel lekker rijden. Toen het tijd was om te gaan eten reden we op een rustig stuk weg, het zag er prima uit om te kamperen, maar het was wel opvallend dat je er bijna geen mensen zag. Er stonden overal bordjes in Hindi, die we dus niet konden lezen. Met de ervaring van de vorige avond nog vers in het geheugen hebben we maar niet de gok genomen om er te kamperen. Er was daar een heleboel steen industrie en we dachten dat ze misschien dat ze met dynamiet die stenen los maakten uit de grond en dat daarom overal waarschuwingsbordjes stonden. We hebben wel in de berm een maaltje gekookt, maar toen we klaar waren met het eten zijn we nog een stukje verder gereden. Het viel niet mee om in het donker een plekje te vinden tussen de vele dorpjes die inmiddels weer langs de weg lagen. Uiteindelijk reden we een braak liggend akkertje in en daar zijn eerst nog een poosje gaan zitten en toen het rustig bleef hebben we de tentjes opgezet en zijn we gaan slapen. De volgende morgen kwam de eigenaar van één van de akkertjes. Het was een aardige man en hij bood ons drinkwater aan uit de put bij zijn akker. Het was een grote put van tien meter diep. Met een pomp haalde hij het water omhoog om zijn akkers te bevloeien. Tijdens het ontbijt werden we lastig gevallen door de koeien die kennelijk dachten dat er bij ons meer te vinden was dan in de doornstruiken die daar overal stonden.

Het eerste deel van de dag reden we een echte zondagochtend rit, met mooi weer en rustige weggetjes door een fraai landschap. Later waren we een beetje van de geplande route afgeweken en we probeerden weer op de route te komen, maar dat ging wel over super slechte wegen. Aan het einde van de middag kwamen we bij een grotere stad. We konden daar bier en benzine kopen en toen we de stad weer uit reden zijn we naar een kampeerplekje uit gaan kijken. We gingen weer in een braak liggen akkertje staan en al snel kwamen er een paar mannen kijken. We vroegen of we daar konden slapen en dat was geen probleem. Ze kwamen uit het dorpje dat op een paar kilometer afstand lag en we vreesden al weer het ergste wat betreft de belangstelling van de mensen. Het viel gelukkig mee, een paar jongens die bij het eten koken zelfs hielpen met erwten doppen en uien snijden en ’s avonds een paar anderen die een praatje kwamen maken. We maakten er een lekker zondagavondje van, de temperatuur was weer zodanig dat je lekker buiten kon blijven zitten. Bij het ontbijt stond er toch weer een haag mensen om ons heen, ze bleven gelukkig redelijk op een afstandje, maar echt prettig voel je je dan toch niet. We reden na het ontbijt dus snel maar weer weg, om te proberen weer op de geplande route te komen.

Op één of andere manier wilde jet die dag niet echt lukken, bij elk punt waar we twijfelden gokten we de verkeerde kant op  en in de stadjes reden we ook steeds de verkeerde straatjes in. We zaten op die manier de hele dag te knoeien om de route heen. Twee keer reden we ons in een dorpje helemaal vast, zodat we achteruit terug moesten. De wegen waren ontzettend slecht en mijn Jeep begon steeds meer te kraken. In de loop van de middag zag ik dat de scheuren van boven en van onder in het chassis wel erg dicht bij elkaar gekomen waren. We hebben dus onderweg maar een noodreparatie uitgevoerd, voordat het helemaal af zou breken. De scheuren voor zover als we erbij konden weer gelast en er een ijzeren strip onder gelast. Hopelijk voldoende om het te houden tot dat we eens gelegenheid hebben om het echt goed te repareren. Aan het einde van de dag waren we maar ongeveer 60 kilometer in zuidelijke richting opgeschoten en toen kwam het probleem van een kampeerplekje zoeken weer aan de orde. Het was overal weer net zo druk als altijd, dus het duurde tot het bijna donker was tot we een plekje zagen.

Herman begon zoals gewoonlijk weer direct de maaltijd te bereiden. Het viel nog mee met de bezoekers. Er kwam alleen één man bij ons zitten toen we koffie gingen drinken. Hij bleef zitten zonder iets te zeggen. We boden hem koffie aan en later een biertje, maar dat hoefde hij niet. Op een gegeven moment ging hij weg en dachten wij nog even lekker rustig te kunnen zitten. Dat was echter van korte duur, want al snel kwam er een hele groep mannen aan. Eén van de mannen gedroeg zich eerst nogal agressief, maar later zei hij steeds ”relax, no problem”. Hij was kennelijk een belangrijk man, want hij was de enige die het woord deed. Hij had ook nog een zoontje bij hem, die wat beter Engels sprak en die vertaalde wat ik probeerde te vertellen. Het hielp niet echt, want hij bleef maar zeuren over wat we gegeten hadden en dat het een probleem was om daar te slapen. Als we dan zeiden dat we wel weg zouden gaan hoefde dat ook weer niet en was er weer geen probleem. De spraakverwarring duurde een uurtje zo voort, maar uiteindelijk, na het roken van een sigaretje en met de belofte dat we de volgende morgen bij hem thuis langs zouden komen ging hij weer. Er bleven nog een paar mannen achter en die werden opeens een stuk brutaler, nu de baas weg was. We namen nog een biertje en toen de mannen ook weg waren hebben we de tentjes opgezet en zijn we gaan slapen. De volgende morgen stonden er direct toen we uit bed kwamen weer een paar mannen te kijken. Onder de toeziende ogen poetsten we onze tanden, waste en schoor mijn gezicht en zetten we koffie. We hielden het bij een klein ontbijtje, want we wisten niet wat ons nog te wachten stond. Om negen uur reden we volgens afspraak naar het dorpje. We konden eerst het goede huis niet vinden, maar op een gegeven moment zag ik het zoontje staan. Hij wees het huis en pa zat al op ons te wachten. Hij was nu een stuk rustiger dan de avond ervoor en er was nu wel een gesprek met hem te voeren. Het praten was wel wat moeilijk, omdat er een fanfare stond te spelen ter ere van een bruiloft.

Wij trokken echter meer aandacht als het bruidspaar, dus toen alle mensen waren verplaatst van de bruiloftsstoet naar ons, stopte de band met spelen. Kennelijk had zoonlief toch goed uitgelegd dat we geen uitgebreide maaltijd nodig hadden, want we kregen een kopje thee en een schaal koekjes en daarna konden we gaan. We namen nog een paar foto’s en vertrokken weer. We  kregen nog een paar aanwijzingen in welke richting we moesten gaan om weer op de route te komen en al snel waren we weer goed op weg. De kwaliteit van de weg was niet zo goed, de hele dag zaten we te hobbelen over de verschrikkelijk slechte wegen. Je kunt nog beter een onverhard pad hebben als een afgebrokkelde asfaltweg. India was inmiddels al ruim koploper wat slechte wegen betreft, maar die koppositie werd nog flink versterkt. Omdat de benzine duur is en we veel kilometers maken begonnen de roepies weer op te raken. We konden nog net een keer tanken, maar toen waren de portemonnees op een paar roepies voor de tol en voor het eten na weer leeg. We hadden dus een bank nodig, liefst  met een PIN automaat. Als we konden kamperen was het nog niet direct noodzakelijk, maar geld voor een hotel hadden we niet meer. We wilden eigenlijk voor de stad Dahod een plekje zoeken om in ieder geval bij licht nog eten te kunnen koken, maar het was weer alleen maar landbouwgrond, dus uiteindelijk reden we de stad al in. We reden dwars door het centrum, maar er  was geen bank te zien, laat staan een PIN automaat. Uiteindelijk reden we dus nog steeds zonder geld de stad weer uit. We begonnen ons alweer zorgen te maken over een plekje, maar opeens was er een rivierbedding die er rustig uit zag. We parkeerden de Jeeps vol in het zicht van de weg en gingen eten koken. Er kwamen al die tijd nauwelijks bezoekers, dus toen het donker werd ben ik eerst even te voet gaan verkennen en toen ik een goed plekje uit het zicht van de weg gevonden had hebben we de Jeeps daar naartoe verplaatst. Er zaten wel voor het eerst weer muggen, niet veel, maar hier kijk je daar iets anders tegenaan omdat er een risico is van malaria. We slikken wel elke dag pillen, maar toch maar een shirt met lange mouwen aan gedaan en flink DEET gesmeerd. Een heerlijk rustig ontbijtje in de zon zonder bezoekers. De volgende dag een lekkere rit met mooi weer, zonnig en ongeveer 30 graden over redelijke wegen.

 

 Eén klein stadje met volle smalle straatjes heen en weer door gegaan op zoek naar een bank, maar niet gevonden. In het volgende stadje opeens wel een bank, zelfs met PIN automaat. Ook nog een bier winkeltje gevonden, diep achteraf in een keldertje, dus ook die voorraad weer op peil gebracht. Daarna nog een kilometer of vijf de bergen in waar we een mooi plekje tussen twee bergen in vonden. Net uit het zicht van de weg en op een paar honderd meter van een waterpomp. Na het eten dus de Jeeps maar even op slot gedaan om onszelf na een dag of vijf weer eens lekker te wassen. Daarna een rustig avondje. Het wordt elke avond een beetje warmer. De vorige avond hoefde de jas al niet meer aan, aan het einde van de avond. Deze avond hoefde zelfs de sweater niet meer aan voor de kou, hoogstens voor de muggen. De volgende morgen verder de bergen in, eerst nog asfaltweg, maar later onverhard. Een prachtige route door kleine dorpjes, waar de mensen stomverbaasd stonden te kijken als we langs kwamen. Aan het pad en de sporen te zien kwam er bijna nooit een auto langs, dus zeker geen twee buitenlandse Jeeps.

 Toen we weer op de verharde weg waren moesten we hoognodig tanken. In het eerste dorpje was er geen benzine pomp, maar in het volgende dorpje wel. Er was wel een beetje personeel over, want er liepen zeker 10 man om de Jeeps heen te springen. Ze konden ons in ieder geval vertellen welke kant we op mesten. ’s Avonds weer het probleem om een plekje te vinden. Er leken weer weinig geschikte kampeerplekjes te zijn, maar toen kwamen we op een nieuwe weg waar de bochten uit gehaald waren. In een bochtje van de oude weg vonden we een plaatsje. Het was wel dicht bij een stadje, maar kennelijk had niemand interesse voor ons. Zelfs de vrouwen niet, die met grote takkenbossen op hun hoofd terug kwamen uit het bos op weg naar de stad. In India lijkt het wel of alleen de vrouwen werken. Je ziet ze overal bezig met water halen, hout zoeken en zelfs bij de wegwerkzaamheden. De meeste mannen zitten voor het oog de hele dag een beetje rond te hangen op de bankjes in de dorpen of zijn aan het rondrijden op de brommer. Ook de op de brommer rondrijdende mannen hadden hier kennelijk geen interesse in ons, dus we hadden een rustig avondje met op de achtergrond het verkeer dat de hele nacht door bleef gaan. De volgende morgen gingen we op weg naar Nasik, een iets grotere plaats op de kaart, waar we hoopten te kunnen internetten. De route was mooi en de wegen waren goed, op de laatste 30 kilometer na. We waren het hobbelen en het irritante verkeer goed zat, dus toen we bij de stad kwamen hebben we het eerste hotel genomen wat we zagen.

 In het hotel waren we waarschijnlijk de eerste buitenlandse gasten die ze ooit gehad hadden. Er  werd zelfs een echte fotograaf opgetrommeld om foto’s te maken toen we een lekker biertje zaten te drinken in de tuin en ’s avonds in het restaurant moesten er weer foto’s gemaakt worden. Er volgde een woelige nacht. Van onze kamer stonden alle ramen open en het stikte er van de muggen, geen lekker idee in een malaria gebied. Als je helemaal onder de dekens kroop was het te heet en de DEET lag diep weg opgeborgen in de auto. Uiteindelijk waren we toch aardig uitgeslapen, maar de volgende morgen toen we wilden ontbijten in het restaurant was er nog niemand te zien. We vertrokken dus maar zonder ontbijt en probeerden net buiten de stad een goed plekje te vinden. We vonden een mooi plekje met uitzicht op de bergen, maar al direct stonden er weer mensen over onze schouders mee te kijken. We waren daar inmiddels wel aardig aan gewend, dus we konden toch redelijk ontspannen ontbijten. Daarna gingen we naar de stad Nasik, om te internetten en de voedsel voorraden weer aan te vullen. Er moesten ook weer nieuwe gedetailleerde kaarten van het internet gehaald worden want als we de stad voorbij waren reden we de kaart weer uit. We vonden een internet café en allerlei winkeltjes waar we van alles konden kopen, dus met een goed gevoel reden we de stad weer uit.

 Helaas werd het goede gevoel al snel getemperd, want de koppeling tussen de GPS en de computer werkte niet meer, ik kon dus de nieuwe kaarten niet gebruiken. We besloten dus maar om een stuk de hoofdweg uit te rijden en dan uit te kijken naar een plek waar we konden overnachten. Op een gegeven moment zagen we een goedkoop uitziend hotel met een stuk grond er naast. We reden het terrein op en vroegen of we daar in de Jeeps konden overnachten. Na een half uurtje wachten, kwam de eigenaar en die vond het goed dat we voor 300 roepies (€ 6,-) op zijn terreintje de nacht doorbrachten. Tijdens het wachten was ik al begonnen om de het snoer van de GPS naar de computer te onderzoeken. Ik vond niets bijzonders, maar wel een erg verweerd printplaatje, na een beetje contactspray en wat solderen werkte het weer. Ik had wel de bescherming eraf moeten halen, dus met een hoop tape en krimpkous heb ik geprobeerd om het zo goed mogelijk water en stof dicht te krijgen. Op het terrein naast het hotel werden we niet veel lastig gevallen. We konden dus op het gemak een biertje drinken en koken en eten. Na het eten zijn we uit beleefdheid nog wat gaan drinken in het restaurant bij het hotel. Er werd zelfs nog een deur naar het toilet in het hotel open gezet, dus het was eigenlijk net alsof we op een camping zaten. Het leek dat deze manier van overnachten een goed alternatief was voor kamperen langs de weg. Ook bij het ontbijt konden we rustig zitten, dus alles was aanwezig voor een mooie zondagmorgen. Nadat we vertrokken waren gingen we al snel weer van de hoofdweg af. Ik kon met mijn gerepareerde GPS de kleinere wegen immers weer vinden. Het was een prachtige rit door het berglandschap achter Bombay.

 

Tussen de middag wandelden we bij een kunstmatige waterval uit een stuwmeer, het was heerlijk weer en we genoten een paar uur met volle teugen van de natuur en de rust. Er vlogen daar ook hele grote vleermuizen. Kennelijk werden ze ergens door verstoord, want opeens was de lucht er vol mee, maar na een poosje hingen ze allemaal weer als balletjes in de bomen. Na deze wandeling kocht Herman in een dorpje op de markt nog groenten voor de avond maaltijd en reden we nog een tijdje door het fraaie landschap. Toen het tijd werd om weer een slaapplaats te zoeken zaten we weer in een gebied waar nauwelijks hotels waren. We hadden onze route flink aan moeten passen omdat een weg die op de kaart stond niet door liep en daarom waren we nu weer buiten het natuurgebied en zaten we weer tussen de akkers en druiven plantages. We zagen een hotel, maar dat was nog in aanbouw, maar de mannen die daar rondliepen verwezen ons naar een restaurant een stukje verderop. Daar was een stukje grond en de eigenaar vond het goed als we daar zouden slapen. Het kostte niets, daarom vonden wij het wel zo netjes om bij hem in het restaurant te gaan eten. We kregen daar een heerlijke Indische maaltijd voorgeschoteld, mede door de uitleg van de eigenaar en de kosten vielen ook erg mee. We gingen dus met een lekker gevoel weer naar de Jeeps. Er waren daar weer een paar mensen die van alles vroegen. Uiteindelijk nodigden ze ons uit voor een bezoek aan hun huis de volgende morgen. Hoewel we eerder al eens tegen elkaar gezegd hadden dat we dat niet meer zouden doen stemden we toch toe. De volgende morgen om acht uur zouden ze ons op komen halen. We gingen dus op tijd uit bed en om acht uur waren ze weer present. We reden achter ze aan naar de boerderij. Het was een druiventeler en onderweg liet hij al de velden met druiven zijn vrienden zien. Eenmaal bij zijn boerderij aangekomen moest alles voor ons wijken We werden als eregast behandeld als we ergens heen liepen werden er steeds stoelen achter ons aan gesleept. Er werden foto’s gemaakt en ze wilden van alles weten over ons en de reis. Tot vervelens toe dezelfde vragen. Op een gegeven moment heb ik mijn laptop maar gepakt om foto’s van Nederland te laten zien. Om half elf zou het eten klaar zijn, maar uiteindelijk werd het toch wel elf uur. Alles wat we kregen was wel erg lekker, maar het was toch weer niet zo als we verwacht hadden. Wij dachten dat we gezamenlijk zouden eten, maar het werd toch weer samen eten met tien man die op onze vingers stonden te kijken. Na het eten wilden we vertrekken, ze hadden liever gehad dat we nog een dag bleven, want we hadden nog veel vragen, maar daar hadden we echt geen zin in. Er werden toen nog wel telefoonnummers opgeschreven en als we terug zouden zijn in Nederland zouden ze zeker bellen, dat zal zo’n vaart wel niet lopen, dus daar konden we wel mee leven.

We werden nog overladen met druiven en bloemen, hoe we die moesten goed houden in de warme auto’s wisten we niet, maar daar werd niet naar geluisterd, dus daardoor voelden we ons nog meer bezwaard. We moesten toch nog even het huis bekijken van één van de mannen die er ook was, dus we om ons geweten te sussen reden maar weer achter hem aan. Na een snelle kop koffie daar waren we het echt zat en we vertrokken. Het rijden die dag liep niet erg lekker. Slechte wegen en veel drukte. Ons humeur was door de ochtend ook al niet echt geweldig, dus om vier uur waren we het goed zat en wilden een slaapplaats zoeken. We zagen een resort wat er niet te duur uitzag en daar reden we naar binnen. We werden enthousiast ontvangen door een dame en op onze vraag of we konden kamperen kregen we als antwoord dat we op het grasveld konden staan. Dat zag er prima uit, maar toen we het over de prijs gingen hebben wilde ze in totaal 900 roepie hebben voor het kamperen en het gebruik van de toilet op één van de kamers. Wij vonden dat eigenlijk te veel en door ons mindere humeur viel dat niet erg goed. Uiteindelijk na een poosje gezeur was ze tevreden met 600 roepies. Wij stapten in de Jeeps en wilden het grasveld op rijden, maar dat was niet de bedoeling. Ze had niet begrepen dat de tenten aan de Jeeps vastzaten. Wij vonden een plaats op de parkeerplaats ook wel goed, maar door al dit gedoe was het humeur er weer niet beter op geworden. Tijdens het drinken van een biertje bedacht Herman dat het kooktoestel niet goed meer werkte en dat dat ook nog nagekeken moest worden. Ik ging mijn beeldschermpje repareren dat de laatste tijd ook nog al eens problemen gaf en Herman ging aan de slag met het kooktoestel. Het lukte allemaal niet geweldig want het was echt zo’n dag dat alles tegenzit, uiteindelijk kregen we het kooktoestel weer redelijk aan de praat, maar zelfs bij het koken ging er nog van alles mis en het was bepaald niet gezellig kamperen meer. In de loop van de avond, nadat alles weer eens goed uitgesproken was, klaarde het humeur wel weer een beetje op en met de hoop dat een goede nacht slaap zou helpen gingen we na de koffie op tijd naar bed. De volgende morgen scheen de zon weer en was het humeur weer prima.

De bazin van het resort kwam kijken naar onze tentjes en was weer net zo vrolijk als toen we aankwamen. We deelden nog wat kleine euro muntjes uit en een deel van de overvloed aan druiven die we nog over hadden werd ook graag geaccepteerd door het personeel. We kregen van één van de mannen nog een prentje. Er stond een soort olifant op, we konden hem niet helemaal goed volgen, maar we begrepen dat het de god van de reizigers was. Hij plakte het plaatje achter mijn raam en verzekerde dat we een veilige rit zouden hebben. We zijn niet bijgelovig, maar wie weet helpt het. Het werd in ieder geval een lekkere dag rijden, het landschap was mooi en de wegen redelijk goed. Het was soms een beetje moeilijk de geplande route aan te houden, maar langzamerhand schoten we aardig op in zuidelijke richting. Vanaf  vier uur in de middag reden we weer op een hoofdweg, met veel hotels en resorts er langs. Op een gegeven moment zagen we een klein hokje waar hotel restaurant op stond. Wij konden geen kamers ontdekken, maar we dachten dat als er hotel stond, dat we vast wel op de parkeerplaats of in de tuin konden slapen. We vroegen dus maar of we in de Jeeps konden slapen en hoewel we de gebaren van de mensen hier nog steeds niet helemaal snapten dachten we toch te begrijpen dat het geen probleem was. We parkeerden de Jeeps dus maar op de parkeerplaats naast het restaurantje.

De parkeerplaats was ook een soort scheepswerfje, waar ze aluminium bootjes in elkaar aan het klinken waren. We konden dus lekker een biertje nemen en ondertussen kijken hoe er aan de bootjes gewerkt werd. Er was ook een buiten toilet, met een kraan waar we ons konden wassen, dus we konden lekker opgefrist ’s avonds in het restaurantje gaan eten. Dat vonden we wel netjes, want voor het slapen hoefden we niets te betalen. Voor 100 roepies (€ 2,-) aten we een lekker rijst met kip maaltje en namen we nog een kop koffie toe. Dit was precies wat we zochten, gratis slapen en eten voor een prijs waar je zelf bijna niet voor kunt koken. Na het eten zaten we nog een poosje lekker bij de Jeeps, we keken naar het verkeer dat meest met alleen één koplamp als enige verlichting langsreed. Er kwamen nog wel wat mensen langs, die met veel goede bedoelingen uitnodigden in hun huis, maar deze keer hebben we alles met een brede glimlach afgewimpeld. Na deze rustige nacht reden we weer een lekker dagje over de hoofdweg door de provincie Maharashtra. Na het succes van de vorige avond reden we aan het einde van de middag weer bij een weg restaurantje de parkeerplaats op. We vroegen of we konden slapen en dat was ook nu weer geen probleem. We konden ’s middags nog lekker in de zon zitten en ’s avonds lekker eten in het restaurant. Toen we later bij de tenten zaten werd opeens alles donker. Eén van de jongens van het restaurant, die goed Engels sprak kwam nog een praatje maken. Hij vertelde dat elke dag de elektriciteit twee uur uit ging als maatregel om energie te besparen. Deze dag van negen tot elf uur, de volgende dag van acht tot tien, zo schoof de tijd telkens een uurtje op. In andere delen van de provincie waren de tijden weer anders. Hij wilde ook van alles weten over het leven in Nederland en over onze reis, toen om elf uur de stroom weer terug was ging hij terug naar het restaurant en konden wij rustig gaan slapen. De laatste etappe naar Goa liep ook weer voorspoedig. Het zelfde lekkere gevoel alsof we vroeger de laatste etappe naar een bestemming in Zuid Frankrijk of Spanje reden.

We hadden via broer Jacob gehoord dat er een ex collega van hem in Arambol, een plaatsje in het noorden van Goa zat. Hij wilde ons graag ontmoeten. Het leek ons een leuk idee om de verjaardag van Herman daar te vieren, dan konden we weer eens een gezellig avondje hebben met een paar andere Nederlanders. Nadat we bij de provinciegrens de gegevens van ons en de auto’s weer eens ingeschreven hadden, gingen we dus richting Arambol. Over smalle weggetjes door het heuvelachtige bomenrijke landschap. Het begon er zo langzamerhand op sommige plaatsen al aardig oerwoudachtig uit te zien. Na een tijdje zagen we een bordje Arambol strand vier kilometer. We reden het dorpje in en deden nog wat boodschappen. Er reden heel veel toeristen rond op gehuurde brommertjes, dus we gingen maar in de richting waar de meeste vandaan kwamen. We reden al gauw het dorpje weer uit en we zagen diverse vakantiekampen met hutjes en kamers tussen de palmen met uitzicht op zee. Het was lastig kiezen, dus op de gok reden we maar een terreintje op waar ook hutjes en kamers werden aangeboden. Er was ook een parkeerplaats en we vroegen of we daar konden staan, voorlopig voor twee nachten. Het was geen probleem, dus we konden lekker bij de auto’s leven. Er waren buiten een douche en toilet die we konden gebruiken, dus we hoefden geen huisje te huren. Na het eerste biertje bij de auto gingen we de omgeving een beetje verkennen. Er was een paadje naar het strand en aan het eind van het pad zat een restaurantje.

 

Op het eerste gezicht zag alles er prima uit. De volgende morgen gingen we op zoek naar een internet café, op loopafstand was er één, dus we konden weer eens kijken hoe het thuis was. Er was ook een mailtje van de andere Nederlanders in Arambol, met een beschrijving waar ze zaten. We mailden ons adres terug en wandelden naar Arambol om te kijken of we ze konden vinden. We zagen niemand die aan de beschrijving voldeed op het adres, dus we besloten het later nog maar eens te proberen. We deden nog wat boodschappen en gingen toen naar het strand. Bij het dorpje waren diverse barretjes aan het strand, dus we zaten al snel aan een grote Kingfisher bier, we hadden tenslotte Hermans verjaardag te vieren.

 Na een paar biertjes wandelden we over het strand terug naar ons kamp. Toen we bij het restaurant of beter gezegd strandbarretje van onze ”camping” aankwamen stonden Fred en Ingrid ons al op te wachten. We kenden ze niet, maar nadat we ons voorgesteld hadden als de broers van Jaap werd het al snel gezellig. We zaten een poosje lekker te praten over het leven op reis en het leven in Nederland en we spraken af dat we elkaar zondagavond in het dorp weer zouden ontmoeten. Nadat ze vertrokken waren namen wij nog een maaltijdje en praatten nog wat met andere reizigers die er waren. Daarna nog een kopje koffie bij de tent en toen was de fut er wel uit, na alle biertjes van die dag. Het werd dus weer een lekkere lange nacht. Ons plekje was tot na de middag in de schaduw, dus het was heerlijk koel om te slapen in de tentjes en ’s morgens brandde je niet direct de tent uit. De volgende dagen waren heerlijk relaxed. Een beetje wandelen, in de zon zitten ’s middags even zwemmen en dan weer lekker een biertje aan de bar. Zondagavond wandelden we over het strand naar het dorp voor een hele gezellige avond met Fred en Ingrid.

We zagen toen wel dat we een aardig eindje van het gezellige dorpje zaten, maar eigenlijk beviel ons rustige plekje ons wel. Het vakantie leventje beviel ons prima de eerste paar dagen. We besloten dus het verblijf in ieder geval maar met een week te verlengen. Er werd geregeld dat we elektriciteit hadden op ons plekje. Niet helemaal aangelegd volgens de Nederlandse normen, maar we hadden in ieder geval stroom voor de computer en de telefoons. Dat we het later in de week ook nog wel nodig zouden hebben om te lassen hadden we er nog maar niet bij verteld. Toen het weekend om was moest er weer wat gedaan worden. De scheuren in het chassis van mijn Jeep waren onderhand weer zo ernstig dat er echt was moest gebeuren, voordat het helemaal af zou breken. Er waren ook nog een heleboel kleine klusjes die eigenlijk ook gedaan moesten worden. Op maandag begon ik dus maar met het voorste stuk van het chassis kaal te slopen, zodat we er beter bij konden en het beter konden bekijken. Het viel niet echt mee, het was één grote gaten en scheuren bende en ik zag niet zo gauw hoe we dat redelijk eenvoudig op konden lossen. Na drie uur werd het te warm om te werken, dus ik heb het maar even tot de volgende dag laten zitten om wat meer tijd te hebben om na te denken hoe het gerepareerd moest worden. Uiteindelijk hebben we samen besloten dat een extra huls om de chassis balken lassen het beste was. Er waren wel een paar probleempjes. Alle het eerdere laswerk moest verwijderd worden en we hadden geen materiaal om de huls van te maken. De volgende dag ben ik begonnen met het verwijderen van de oude lassen. Het viel goed tegen, want een slijptol hadden we niet. We hadden wel een slijpschijf op de accuboor, maar dat werkte ook niet echt, want de batterijen waren heel snel leeg en moesten dan weer uren opladen. Het werd dus veel vijlen en zagen met de hand. Toen het ’s middags te warm werd ben ik maar weer gestopt. We gingen maar even lekker zwemmen en aan het strand liggen. ’s Avonds aten we weer een lekker maaltje in één van de restaurantjes.

We hadden inmiddels wel in de gaten dat het eten erg goedkoop was en dat zelf koken niet echt nodig was, behalve als we eens een echt Hollands maal zouden willen. Zelfs de biertjes kosten in de restaurants maar weinig meer dan in de winkel, dus dan is een gekoelde bier in een restaurant ook een goed alternatief voor een warme uit de eigen voorraad. Herman was aan zijn eigen Jeep bezig geweest, maar daar was hij nu mee klaar, hij kon dus mij ook gaan helpen, maar dan moesten we eerst  materiaal hebben. We hadden sinds we in India waren, vooral in de agrarische gebieden vaak genoeg constructie bedrijfjes en gereedschap winkels gezien, dus we zijn eerst maar eens rond gaan rijden in de omgeving. We zaten nu in een toeristische hoek en er was geen fatsoenlijke gereedschapzaak te vinden. We zouden het dus verder ook zonder slijptol moeten doen. Ook het ijzer wat we nodig hadden te vinden was een probleem. Er waren wel een paar bedrijfjes waar ze hekken zaten te maken, maar die hadden alleen maar te licht materiaal. Uiteindelijk vonden we een industrie terrein en daar zagen we een groot bedrijf waar een hoop ijzer buiten lag. Er stonden ook een paar bakken met oud ijzer en daar dachten we wel te kunnen vinden wat we nodig hadden. Het had nog wel heel wat voeten in de aarde om langs de beveiliging te komen. Dat we zelf even mochten gaan zoeken was geen sprake van. Telkens kwam er iemand anders naar het beveiligingshokje, die wilde dan weer weten wat we precies nodig hadden, maar dat wisten we zelf eigenlijk nog niet. Uiteindelijk bij de derde kregen we het voor elkaar dat hij meeliep naar de oud ijzer bak en dat we zelf konden zoeken. We vonden een paar stukken ijzer die we goed konden gebruiken, maar toen kwam de prijs nog aan de orde. We hadden eigenlijk gedacht dat ze wel zouden zeggen neem maar mee, maar we moesten weer gaan wachten in het beveiligingshokje tot de prijs bepaald was. Uiteindelijk kwam er iemand met een bonnen boekje en ik moest een ontvangst bewijs tekenen, maar we mochten het ijzer toch wel gratis meenemen. Door het zoeken en het lange wachten was de dag alweer een aardig stuk om toen we terug kwamen bij de tenten. We werkten nog een paar uurtjes, maar moesten ons al snel weer gaan opknappen om naar het dorp te gaan voor een avondje met Fred en Ingrid. Het werd een gezellige avond, we hadden eerder al afgesproken dat we op vrijdag met z’n vieren naar een markt zouden gaan. Het was wel twijfelachtig of mijn Jeep op tijd klaar zou zijn, maar we hebben de afspraak maar laten staan. Er was nog veel te doen maar we hadden nu wel een goede stok achter de deur om flink door te werken. De volgende morgen gingen we vol goede moed aan de slag. Herman ging de hulzen maken en ik ging verder met het chassis opknappen. De elektrische installatie van ons verblijf was niet geschikt om op te lassen. We moesten het dus weer op de accu’s van de Jeeps doen. ’s Middags waren we zover dat Herman met het laswerk kon beginnen. De hulzen in elkaar lassen van schoon materiaal ging goed, maar om ze goed vast te lassen op het verzinkte chassis viel erg tegen.

Uiteindelijk toen het net zo’n beetje donker was zat alles goed op zijn plek. In het donker heb ik de Jeep toen maar verder in elkaar gesleuteld, zodat we vrijdag toch nog ons dagje uit door konden laten gaan. ’s Avonds aten we lekker in ons strand barretje. Iedereen had ons overdag hard aan het werk gezien en we kregen veel vragen wat we gedaan hadden en of het allemaal gelukt was. We zijn na het eten direct weer terug gegaan naar de tent en toen op tijd naar bed. Voordat we vrijdag naar de markt gingen moest ik nog even de gerepareerde stukken van het chassis verven en ik haalde voor het eerst deze reis het dak van mijn Jeep af. Eindelijk na negen maanden weer eens open rijden. Toen we op het punt stonden om te vertrekken kwam er een Nederlandse motor het terrein op rijden. De bestuurder vertelde dat hij ook rijdend naar India was gekomen. Hij had al eerder bij onze Jeeps gekeken, maar hij had ons steeds gemist. Nu moesten we weer weg, maar we maakten een afspraak dat we elkaar ’s avonds zouden ontmoeten. Het was heerlijk om weer eens open te rijden. Fred, mijn bijrijder voor die dag vond het ook geweldig. Het werd een gezellig dagje uit, Fred en Ingrid probeerden af te dingen op souvenirs en wij kochten wat spullen die we nodig hadden. Herman had zijn dag niet helemaal. ’s Morgens reed hij het achterlicht van zijn Jeep al stuk tegen een paaltje en ’s middags reed hij achteruit tegen een andere auto aan. Herman had geen schade, maar van de andere auto zat het spatbord in elkaar en stond de koplamp scheef. De schade werd onderling geregeld voor een in onze ogen klein bedrag, maar de sfeer is toch even verpest. Gelukkig duurde dat niet lang en werd het toch nog een gezellige middag. Fred en Ingrid moesten weer op tijd thuis zijn, want om zes uur zou de taxi klaar staan om weer in de richting van Nederland te vertrekken. We leverden ze netjes op tijd weer af bij het hotel en namen afscheid van onze nieuwe vrienden. We kregen nog hun Lonely Planet boek over India, zodat we eindelijk wat meer informatie hadden over het land.

 ’s Avonds hadden we een gezellige avond met Ilse en Maarten, de motorrijder van ’s morgens en zijn vrouw. Een reislustig stel die eerder al drie jaar rond de wereld gereisd had. Nu waren ze op de motor al weer een half jaar op weg om uiteindelijk in Australië te gaan wonen. We hadden elkaar een hoop te vertellen. Zij waren al langer in India en wisten mooie stranden te liggen waar je kon kamperen, iets om later eens te gaan proberen. Op zaterdag hadden we eindelijk eens lekker niets te doen. We moesten wel onderhand een strategie gaan bepalen voor het verdere verloop van de reis. Ons budget begon aardig te slinken en het rijden in India is erg duur. Als we meer van India wilden zien zouden we veel kilometers moeten maken en dan zou er waarschijnlijk na India niet anders meer inzitten dan rechtstreeks naar huis rijden. Dat zouden we toch een beetje onbevredigend einde van de reis vinden, zeker omdat we in alle landen waar we dan doorheen zouden moeten al vaker geweest waren. Omdat India eigenlijk een beetje in een uithoek ligt zijn er niet zoveel alternatieven. De mooiste optie die we konden bedenken is om de Jeeps te verschepen naar Afrika en dan naar huis te rijden. In Bombay is een grote zeehaven, dus die mogelijkheid moesten we maar eens gaan onderzoeken. We zochten een Internet café op en zochten naar vervoerders. Het was nog niet zo simpel, je komt in een wereldje terecht waar je totaal niets van af weet. Uiteindelijk heb ik maar een stel emails weggestuurd met onze vragen in de hoop wat wijzer te worden. De verbinding was erg traag en we konden de bankzaken die we ook nog moesten doen niet afmaken. Een beetje verveeld liepen we het Internet café weer uit en gingen we terug naar de tent. Ook daar was niet veel te beleven, dus nog steeds met een beetje verveeld gevoel gingen we maar naar het strand.

Na een lekker stukje zwemmen en een biertje bij de zonsondergang knapten we weer op. We besloten niet al te lang meer op deze plek te blijven en dan in de loop van de volgende week een plekje te zoeken waar we met de Jeeps echt aan het strand konden staan. ’s Avonds gingen we eten in het restaurant van de buren. Daar was ook een Internet café bij en voor het eten gingen we nog even de bankzaken verder regelen. We zagen dat mijn schoonzus ook online was en waren benieuwd naar de uitslag van onze plaatselijke voetbalvereniging. De uitslag van het voetbal was goed, maar ze had ook een vervelend bericht. Onze goede vriend Piet was die morgen overleden. Hij was al ernstig ziek toen wij vertrokken, maar je blijft toch altijd hopen dat het meevalt en dat we hem ooit nog weer zouden ontmoeten. Hoewel we wisten dat het een keer zou gaan gebeuren had zijn overlijden toch een grotere impact dan we gedacht hadden. De hele avond en nacht bleven allerlei gedachtes rondgaan in je hoofd, zeker omdat je zover weg zit en niet weet hoe alles precies verlopen is. De zondag brachten we maar door aan het strand en op de terrasjes van het dorpje, door veel te praten en na te denken over Piet voelden we ons 's avonds weer wat beter.

We genoten van de prachtige zonsondergang en daarna gingen we eten in een restaurant met een Nederlandse eigenaar, waar je een lekker Hollands maal kon krijgen. De volgende dag deden we nog wat kleine klusjes aan de Jeeps en lagen 's middags lekker aan het strand. We keken op internet of er al reacties waren op de emails over het verschepen van de Jeeps, maar er was nog niets. Ook het zoeken op internet naar vervoerders of schepen tussen India en Afrika leverde niets op. Kennelijk wordt er in dat wereldje nog niet zoveel met internet gedaan. Misschien kan iemand die dit leest en wel ervaring heeft met het verschepen van auto's ons helpen, want zelf zijn w nog niet veel verder gekomen. Het zou toch wel heel leuk zijn als we na India nog naar een voor ons nieuw deel van de wereld konden reizen.