Zuid India (India deel 2).

In Arambol hadden we het zo langzamerhand wel gezien, dus we besloten dat we woensdag naar Agonda zouden gaan. Volgens Ilse en Maarten kon je daar aan het strand kamperen en stonden er andere reizigers (overlanders) die met eigen vervoer uit Europa waren gekomen. De laatste dag in Arambol hielden we een rustig dagje, lekker zitten, langs het strand wandelen en zwemmen. ’s Avonds nog een keer lekker uitgebreid gegeten in het restaurantje bij onze kampeerplaats en afscheid genomen van het personeel.

De volgende dag de Jeeps weer ingepakt. Na twee weken staan is dat altijd wat meer werk en omdat ik het dak er af gehaald had moest ik de indeling van de bagage weer opnieuw uitvinden. Ondanks de extra dingen reden we toch om elf uur al weg. Het was lekker weer, tegen de 35 graden. Het was leuk rijden met een open Jeep door het Indische land. Iedereen keek naar ons en iedereen leek het prachtig te vinden. Het was geen lange etappe, dus om drie uur waren we al op de plaats van bestemming. Op een veldje bij het strand stonden inderdaad diverse overland reizigers met hun voertuigen.

Er was nog één plekje vrij aan het strand, dus de keuze waar we gingen staan was snel gemaakt.

We parkeerden de jeeps zo dat we uit de tenten uitzicht hadden over de zee. Er was zelfs een barretje aan het strand, dus we konden ook nog een lekkere koude ”Kingfisher” kopen. Een ideaal plekje dus. Het was alleen wel weer even wennen dat je voor de sanitaire behoeften weer de bosjes in moest, er was geen toilet aanwezig op het terrein. Je kunt ook niet alles verwachten voor 40 roepies (€0,80) per dag. ’s Avonds kwamen onze kennissen Ilse en Maarten met de motor ook het terrein op rijden. We konden dus zelfs nog een beetje Nederlands praten af en toe. Het werd een paar dagen heerlijk vakantie houden. Zwemmen vanuit de tent, ’s Avonds een bij een kampvuurtje lekker praten met de andere reizigers en uit eten bij één van de goedkope restaurantjes in de omgeving, waar je heerlijke Indische gerechten kon krijgen. We gingen regelmatig email checken in één van de Internet cafés in de omgeving. Lekker met de open Jeep een eindje rijden. Het was alleen nog steeds moeilijk om door te dringen tot de verladers of scheepvaart agenten. We hebben heel wat mails verstuurd, maar kregen steeds geen antwoord. Er werd onder de reizigers op de camping wel veel gepraat en iedereen kende wel iemand die een voertuig ging verschepen, of had zelf plannen om voertuig te gaan verschepen. We kregen allerlei Internet adressen en andere informatie, dus wie weet kwamen we daarmee wat verder. Op zondag gingen Ilse en Maarten weer verderop. We waren verbaasd hoe vol ze de motor bepakt hadden toen ze weer verder gingen. Ze hadden wel verteld dat ze in het zand wel eens omgevallen waren en nu ik zag hoe de motor bepakt was kon ik me dat goed voorstellen.

Wij hadden besloten om nog tot woensdag te blijven. We hadden nog wat klusjes aan de Jeeps te doen en wilden nog wat via Internet proberen voordat we verder gingen. In Turijn waren inmiddels de Olympische winterspelen begonnen, maar in India was er niets van te merken en niets van te zien. Via de wereldomroep was je altijd een dag achter met de berichten, dus daar moest een andere oplossing voor komen. We hebben het geregeld door onze verslaggever Sebastiaan Timmerman die in Turijn aanwezig was voor de NOS in te schakelen. We kregen na elke schaatswedstrijd keurig de uitslagen via SMS. De eerste zondag al een gouden en zilveren medaille voor de Nederlandse dames, een mooi begin dus.

Op maandag deden we nog wat klusjes aan de Jeeps en verder vulden we de dagen met wandelen, in de zon zitten en genieten van de natuur en wat er verder allemaal om ons heen gebeurde.

Zo langzamerhand kregen we steeds mee contact met de andere reizigers. De meeste waren erg geïnteresseerd in onze ervaringen in de centraal Aziatische landen en Rusland, omdat eigenlijk iedereen nog op zoek was naar een route voor de terugreis naar Europa. We hebben heel wat keren uitgelegd dat je als je de visa eenmaal hebt  vrij probleemloos door die landen heen kunt rijden. Ik ging elke dag even met de open Jeep op en neer naar een internet café met een goede verbinding. Ik kon daar weer kaarten downloaden van de rest van India en zoeken voor het verschepen van de Jeeps. Veel schot zat daar nog niet in, op de e-mail werd nog steeds niet geantwoord. Ook probeerde ik een lijst te vinden met LPG stations in India. We waren er inmiddels achter dat er door het land heen verschillende stations moesten zitten, maar een lijst met adressen kon ik nog steeds niet vinden. Omdat we toen wisten dat er LPG te koop was in India ben ik maar weer eens op gas gaan rijden. Het zou tenslotte zonde van het geld zijn als we een LPG station vonden en de tanken waren nog vol. Eerst wilde mijn  Jeep niet lopen op gas, maar toen ik het luchtfilter een keer goed uitgeklopt had deed hij het weer prima. Zo kon ik nog een paar honderd goedkope kilometers rijden, met gas dat ik in Iran voor één cent per liter gekocht had. De laatste avond in Agonda aten we een lekker maaltje bij het barretje op het strandje. Je kon daar ook stroom gebruiken, dus we konden ook nog de opgeslagen e-mail lezen en foto’s kijken op de computer. Na het eten probeerden we de voorraad brandhout nog op te maken die Herman ’s middags gehakt had. We hadden een mooi vuur, maar er bleef toch nog een stapeltje hout over voor de volgende kampeerder. Onze Zweedse buren Catharina en Bert kwamen bij ons vuurtje zitten. Zij waren met een Saab met camperunit ook al ruim een half jaar onderweg. We hadden een gezellige avond samen bij het kampvuur.

 

De volgende morgen moesten we alles weer inpakken. Ook nu kostte dat weer wat meer moeite dan na één nacht. Rond de middag reden we weg, nadat we de laatste vragen beantwoord hadden en afscheid genomen hadden van alle buren. We waren wel van plan om nog een keertje terug te komen in Agonda, maar de anderen zaten er allemaal al weken en waren allemaal van plan om ook snel weer te vertrekken, die zouden we dan dus niet terugzien. De meesten hadden Agonda gebruikt als plaats om te overwinteren en gingen in februari weer verder reizen. In het volgende dorpje deden we nog boodschappen en keken we nog even of er emails waren. Er was nog geen nieuws over de overtocht, maar er was wel een slecht bericht over mijn Tante Jo. Ze was hersteld van een operatie het vorige najaar, maar nu voelde ze zich niet goed en bij een controle waren er uitzaaiingen van kanker gevonden in haar buik en de prognose was slecht. Dit nieuws overschaduwde de mooie rit van die dag een beetje. We reden langs de kust van Goa en gingen op een gegeven moment de volgende provincie Karnataka in. Bij de politiepost moest ik mijn papieren laten zien. Het viel de agent op dat ik geen auto verzekering had voor India en daar ging hij moeilijk over doen. Hij begon te zeuren over boetes en hoe gevaarlijk het wel niet was om onverzekerd te rijden, waarop wij weer antwoordden dat we best wilden verzekeren, maar dat we niet wisten hoe. Hij moest maar een adres geven van een verzekeringsmaatschappij. Op die manier kwamen we er niet uit, maar dan komt de corruptie om de hoek kijken. Voor honderd roepies  (€2) per auto konden we gaan. Het is misschien niet de goede manier, maar op zo’n moment wel makkelijk. Bij de volgende koffie stop zochten we in de Lonely Planet op of er in deze provincie nog wat beschreven stond. Er was één plaatsje, Gokarna, waar volgens de Lonely Planet goede stranden waren. Het lag redelijk op de route, dus daar gingen we maar naar toe. Om bij het strand te komen moesten we eerst door het centrum van het stadje heen. De straatjes waren meer gemaakt op de driewiel riksja’s dan op Jeeps, maar het paste allemaal net. Het was een heilige stad voor de Hindoes en we reden onderhand dwars door de tempels heen.

Uiteindelijk kwamen we op de parkeerplaats bij het strand. Het was een strand van kilometers lang en je zag ook diverse barretjes en dergelijke aan het strand liggen. We hoopten bij zo’n barretje te kunnen staan met onze Jeeps en liepen wat rond om dicht bij het stadje te zoeken naar een plekje. We vonden niets wat geschikt was en gingen toen met de Jeeps maar zoeken. Er liep wel een weg achter het strand, maar de strandtentjes waren allemaal alleen te voet of per motor bereikbaar. Na een paar uur rondrijden werd er vanuit een guesthouse langs de weg geroepen of we een kamer nodig hadden. We stopten en vroegen of we op het strand aan de overkant van de weg mochten slapen. Volgens de eigenaar zouden we dan problemen krijgen met de politie, maar we konden wel bij hem op het terrein staan. Er zat een overkapping over het terrein heen en ik had mijn twijfels of die wel hoog genoeg was voor een Jeep met een tent er boven op. Ik probeerde het en het ging precies. Herman zijn tent is iets hoger, dus dat zou niet lukken, maar die kon nog net buiten het hek staan in de berm langs de weg staan.

We hadden in ieder geval weer een plekje en het was nog goedkoop ook, één euro per nacht. Er was een douche en een toilet dat we konden gebruiken en je kon lekker rustig bij de Jeeps zitten voor het ontbijt en een biertje. ’s Avonds liepen we het stadje in om te eten. Het stadje zat vol met bedevaartgangers en westerse reizigers. De meeste westerlingen zagen er weer uit als hippies uit de jaren zestig en van alle kanten kwam de lucht van het blowen je al tegemoet. We gingen eten in het grootst ogende restaurant wat we zagen, maar ook dat was een vegetarisch restaurant waar een vrij zweverige sfeer hing en je ook zittend op een matje op de grond je maaltijd geserveerd kon krijgen. Wij zochten een tafeltje met gewone stoelen en aten een lekker vegetarisch maaltje. Alleen het biertje bij het eten zat er die avond niet in. Na het eten liepen we nog even het stadje in op zoek naar een barretje waar ze wel een biertje schonken, maar de stad was toen al aardig uitgestorven. We liepen terug naar de Jeeps, maar ook daar was alles om tien uur al in diepe rust. We hebben de stoeltjes en een paar biertjes toen maar mee genomen naar het strand en hebben bij de volle maan naar het opkomen van de vloed en de vissers die hun bootjes aan het klaarmaken waren, zitten kijken. Het was die nacht één van de warmste die we tot dan toe meegemaakt hadden. Het was voor het eerst echt zweterig in de slaapzak, ook omdat het zo vochtig was,  maar we hebben toch lekker geslapen. We hadden besloten om nog maar een dagje te blijven en de volgende morgen liepen we het stadje weer in op zoek naar een internet café en een restaurant waar we ’s avonds konden eten. Internet cafés waren er plenty, maar een restaurant waar je vlees en bier kon krijgen was lastiger. Uiteindelijk vonden we er één op loopafstand, dus daar konden we ’s avonds naar toe gaan. Nadat we de e-mails gecontroleerd hadden, zonder echt schokkend nieuws, gingen we op zoek naar de strandjes die in de Lonely planet beschreven werden. Ze waren alleen te voet te bereiken, maar we hadden wel zin in een wandeling, dus dat kwam goed uit. We moesten over een paar heuvels met prachtig uitzicht over de baaien en de stranden.

 De strandjes waren inderdaad prima, met barretjes er bij zodat we ook nog een rijstmaaltje en een biertje konden nemen. Aan einde van de middag liepen we weer terug en op zwommen we nog een stukje. ’s Avonds aten we in het restaurant wat we gevonden hadden en daarna gingen we weer even op het strand zitten. Twee nachten vonden we wel genoeg hier dus de volgende dag vertrokken we weer. We reden de hoofdweg langs de kust totdat we een bordje zagen wat verwees naar watervallen. We keken in de Lonely Planet en zagen dat het de hoogste watervallen van India waren. We besloten om er maar te gaan kijken. Het was een prachtige weg door de Western Ghats, het overgangsgebied van de lage kust naar de hoogvlakte. Rond vier uur waren we bij watervallen, maar we besloten om ze de volgende dag maar te gaan bekijken. We vonden een plekje in de tuin van een jeugdhotel.

Voor twee euro per nacht, de prijs van een kamer, konden we daar staan en van alle faciliteiten gebruik maken. ’s Avonds vonden we een restaurantje in een naburig dorpje waar we goedkoop konden eten en daarna namen we nog een biertje bij de Jeeps. Het werd een rumoerige nacht, want er was een bus vol met Indische toeristen en bus met studenten uit Bangladesh die op weg waren naar de kust aangekomen. Ze hadden eerst de drankshop in het dorp bezocht en bleven de hele nacht doorgaan met muziek en hard praten. Ondanks de herrie waren we toch aardig uitgeslapen de volgende morgen. In de morgen rommelden we nog wat bij de jeeps en ’s middags gingen we de waterval bezoeken. We wisten niet of we nog ver moesten lopen, dus we namen mijn Jeep mee. Het bleek niet ver te zijn, dus we parkeerden mijn Jeep en gingen verder wandelen. Het was het droge seizoen, dus de watervallen stelden niet zoveel voor. Een dun stroompje water stortte zich bijna 300 meter naar beneden.

De omgeving was wel mooi en via iets wat vroeger ooit een trap geweest was kon je naar beneden wandelen. Het was een klauterpartij over de rotsen. Naar beneden ging het allemaal nog wel, maar naar terug naar boven zou het wel een stuk lastiger zijn. Beneden genoten we een poosje van de zon, het uitzicht en het meegenomen biertje. Toen weer naar boven. Het viel me niet helemaal tegen, maar het was toch een pittige klim die menig zweetdruppeltje kostte. Toen we weer boven waren koelden we lekker af door een rondje in de omgeving te rijden in mijn open Jeep. Bij onze slaapplaats konden we lekker wassen en ’s avonds aten we lekker bij het restaurant bij de waterval. Deze keer gingen we wel lopen, want de afstand viel dus erg mee. Op zondag reden we terug naar de kust. We hadden tijdens ons toertje door de omgeving gezien in welke richting we moesten vertrekken, dus we zaten al snel op de goede weg. Het was een hele mooie rit door dichte bossen over een smalle kronkelweg. Als er wat meer ruimte was tussen de bossen waren er rijstvelden aangelegd.

 

Op een gegeven moment daalden we weer af naar zee niveau en toen werd het ook weer een stuk warmer en vochtiger. We kwamen aan de kust bij het plaatsje Bhatkal, daar draaiden we de hoofdweg 17 op in zuidelijke richting. We hoopten weer een kampeerplekje aan de zee te vinden, dus we zaten uit te kijken naar bordjes richting strand. Het was kennelijk geen toeristische streek, want we vonden niets, ook in de Lonely Planet was er niets over de streek te vinden. Op een gegeven moment zagen we bordjes naar een ”beach resort”. We reden er naartoe, de weg liep door een lang gerekt dorpje, met allemaal visserij, waar het bij een temperatuur boven de dertig graden dus niet te harden was van de stank. Als een oase in het landschap lag daar het resort. Het zag er prima uit, eigenlijk te netjes naar onze zin. Toen we ook nog een bordje zagen dat eigen voedsel en dranken niet waren toegestaan wisten we genoeg, we zijn dus maar weer verder gereden. Op de hoofdweg was het op zondagmiddag een chaos. Tussen het normale langzame verkeer zaten nu de bussen met weekend toeristen, de chauffeurs kijken nergens naar en iedereen moet maar zorgen dat hij uit de buurt is als er een bus aankomt. Ook Herman moest nog een keer met zijn Jeep diep de berm in om een bus te ontwijken, die zonder te kijken opeens naar links kwam terwijl hij naast Herman reed. We hadden de hoop op een goed plekje eigenlijk al opgegeven, maar toen zagen een afslag naar Malpe, een plaatsje waar volgens de kaart ook een strand  moest zijn. We reden er naartoe, ook daar weer de stank van rottende vis, maar toch maar doorgereden. Uiteindelijk kwamen we bij het strand. Er was weer zo’n luxe resort, maar daar voelden we niets voor. Op een paar honderd meter van het strand hadden we een guest house gezien met een flinke tuin er omheen. We vroegen of we in de tuin konden slapen, maar de man die er liep durfde dat niet te beslissen en de baas zou over twee uur terug zijn. Hij vertelde wel dat er nog een resort was, een paar kilometer verderop aan het strand waar wel ruimte was en waar wel vaker gekampeerd werd. We reden er naartoe en na een poosje wachten kwam de baas. We  legden uit wat we wilden en na enige aarzeling konden we voor 200 roepie per nacht op het terrein staan. We kregen dan de sleutel van een huisje om het toilet en de badkamer te kunnen gebruiken. Het zag er allemaal perfect uit, een plekje tussen de palmen, tegen het strand aan en een eigen toilet en badkamer.

We waren net op tijd voor de wereldomroep, dus we zaten een uurtje naar de radio te luisteren. Het bleek al snel weer dat we in een gebied zaten waar weinig buitenlandse toeristen kwamen, want binnen de kortste keren stonden er van alle kanten mensen naar ons te staren. Het werd gelukkig al snel donker en dan merk je er niet zoveel meer van. We gingen eten in het restaurant van het luxe resort, het eten was prima, maar je werd wel ziek van de bediening. Telkens als je twee patatjes op of één slokje water had genomen had kwam de ober weer opscheppen of je glas bijvullen. Na het eten zaten we nog een poosje aan het strand. Aan de vloedlijn liepen grote krabben, als je met de zaklantaren op ze scheen begonnen ze te rennen en je voeten aan te vallen. Als je het een poosje volhield bleven ze stil zitten in de lichtbundel  en dan kon je er een foto van maken.

De volgende dag vulden we met een beetje rondwandelen op zoek naar een internet café en een telefoon waarmee je goedkoop naar Nederland kon bellen. Herman moest namelijk wat geldzaken regelen wat alleen maar telefonisch kon, met de eigen mobiel zou dat veel te duur zijn, ongeveer  drie euro per minuut. Toen we zo aan het rondwandelen waren viel het ons op wat een smerige bende het eigenlijk overal was. Overal lag vuilnis, op het strand lag ook allerlei rommel en dode beesten. Er lag ook allerlei bruin spul langs de vloedlijn, toen we wat beter keken leek het toch wel erg op menselijke uitwerpselen. We geloofden het eigenlijk eerst niet, want met zo’n hoeveelheid poep moest het hele dorp daar zijn behoefte wel doen, maar toen we eindje langs het strand gelopen hadden bleek het toch echt waar te zijn. Een man liep naar de vloedlijn, deed zijn broek omlaag en ging op zijn gemak op zijn hurken zitten poepen. Nadat we dit gezien hadden besloten we om ’s middags maar niet te gaan zwemmen. Ook in het dorp lag overal rommel en ook de slootjes die er doorheen liepen waren een soort van open riolen, ook hier stonk het ontzettend met deze temperaturen.

Het blijkt hieruit wel dat het India op de toeristische stranden er heel anders uitziet dan het India zonder toeristen. Een telefoon vonden we, maar geen internet café en na wat we allemaal gezien hadden besloten we in ieder geval om de volgende dag maar weer verder te rijden. In de middag hadden we nog wat te rommelen op de kampeerplaats. Ook toen lagen er weer  diverse mannen vanuit een schaduwplekje onder een boom vanaf een afstandje te kijken. Ik werd het een beetje zat en maakte op een gegeven moment een opmerking dat het wel nooit wat zou worden met India als de mannen niets anders deden dan de hele dag onder een boom zitten kijken. Dat ze beter hun vrouwen konden gaan helpen die wel altijd hard aan het werk waren of de rotzooi op konden gaan ruimen die overal lag. Kennelijk begrepen ze het, want ze dropen één voor één af. ’s Avonds hadden we geen zin om weer in hetzelfde  restaurant te gaan eten, dus kookte Herman een lekker macaroni maaltje bij de tent.  We hadden het wel gezien in dit vieze vissersdorp, dus de volgende dag reden we verder langs de kust. In de volgende provincie, Kerala, lag volgens de Lonely Planet een plaatsje wat Bekal heette, met een goede stranden en een groot fort. We kwamen langs de stad Mangalore, waar we hoopten gas te kunnen tanken. Iedereen in India had het over autogas, wat te koop zou zijn in de grotere steden, maar wij hadden nog steeds geen pomp gevonden. In Mangalore stopten we dus bij een benzinestation om te vragen naar autogas. Het antwoord was dat er in Bangalore, 400 kilometer verderop gas te koop was, maar in hier Mangalore niet. We hoefden dus niet verder te zoeken en konden om de stad heen rijden. Het was tot Mangalore weer één grote chaos op hoofdweg 17, maar daarna werd het rustiger en was het wat prettiger om te rijden. Bij Bekal aangekomen probeerden we eerst bij het strand te komen. We vonden een prachtig rustig strand, maar iets te rustig. In de verste verte was er niets te zien wat op een strandbarretje of resort of andere vorm van toeristische activiteit leek. We reden dus maar weer terug naar het dorpje en probeerden het fort te vinden.

Het fort lag aan de andere kant van het dorp, er was een informatie centrum bij met een ruime parkeerplaats. De parkeerplaats leek meer op een camping, want er waren allemaal vlakke plaatsjes, kranen en een toiletgebouw. Het leek ons een prima plek om te slapen, dus we liepen het kantoortje in om het te vragen. Na het aan een paar mannen gevraagd te hebben kwamen we bij de juiste persoon. In het snelle brabbel Engels wat hier gebruikelijk is maakte hij ons duidelijk dat we konden slapen en dat het niets kostte, alleen voor het gebruik van het toilet moesten we het normale tarief betalen, 1 cent voor het urinoir, 4 cent voor de grote boodschap en 10 cent voor de douche, daar was dus goed overheen te komen. We zochten een plekje en zetten de tentjes op.

 

Toen alles stond namen we ons gebruikelijke welkoms biertje, maar al snel kwam er een mannetje vertellen dat het niet toegestaan was. Het was een moslim streek waar we zaten, dus daar zou het wel mee te maken hebben. We namen dus maar een biertje mee naar het strand, wat op honderd meter afstand lag en gingen daar verder. Het strand zag er mooi uit, met een flinke branding met grote golven, die op de rotsen sloegen. Het fort lag tot aan de zee en na het biertje gingen we er omheen wandelen. Het was nog een flinke wandeling zodat het al donker was toen we weer bij de ”camping” kwamen. Het hek was op slot, maar al snel kwam er een bewaker aanlopen met de sleutel. We werden ’s nachts ook nog continu bewaakt, een veilig gevoel dus. Het enige waar we ons een beetje zorgen over maakten waren de enorm hoge palmen boven ons hoofd, waar hele trossen kokosnoten in hingen. Het idee om zo’n ding op je hoofd te krijgen stond ons niet erg aan, gelukkig is het goed gegaan. Na het douchen liepen we weer naar buiten om een restaurantje te zoeken, volgens de bewaker moest er binnen een kilometer één zijn, maar we konden het niet vinden. Er was wel een klein hokje langs de weg waar hotel op stond, waar eventuele kamers waren was me niet duidelijk, maar we konden er wel een paar omeletten en koffie krijgen. Onze magen waren in ieder geval weer gevuld. Terug bij de camping deed de bewaker weer keurig het hek voor ons open en daarna genoten we nog van een biertje bij de tent. Er was nu toch niemand meer die er wat van zei. Het was een prima plekje om een paar nachten te staan, maar eigenlijk wilden we langer blijven. Om de kosten per week en beetje laag te houden mochten we eigenlijk niet te veel rijden in India. We gingen dus wandelend rondkijken of er betere verblijfplaatsen in de buurt waren.

We liepen om het fort heen naar het recreatie complex wat erbij hoorde. Je kon er tenten huren met alles erop en er aan voor het zachte prijsje van 2500 roepies per nacht (€ 25). Toen we dat gehoord hadden waren we snel genezen. We wandelden verder naar het dorp om te kijken of er een internet café was en een beter restaurant voor de avond maaltijd. Het dorp toonde nu veel minder gezellig dan toen we er met de auto doorheen reden, het was eigenlijk weer net zo’n bende als in het vorige dorp waar we waren. We vonden wel een internet café, dus we konden even de email controleren, maar er was nog steeds geen enkel bericht over het verschepen van de Jeeps. Terug liepen we over het strand en we nuttigden daar de in het dorp gekochte lunch. We zagen ook hier weer dat de vissers de zee weer als toilet gebruikten, dus we liepen verder naar een plek waar weinig bebouwing achter het strand was. Ik wilde nog even zwemmen in de hoge golven en daar was het risico op ronddrijvende uitwerpselen het kleinst. De branding was prachtig, door de hoge golven werd je soms helemaal mee gespoeld en op het strand gegooid. Ik denk dat het gevoel ongeveer hetzelfde is als wanneer je met een wasmachine meedraait. Na deze zwempartij liepen we terug naar de tenten en haalden een paar biertjes op. We namen stoeltjes, de korte golf radio en de biertjes mee naar het strand om daar van de zonsondergang te genieten en de wereldomroep te luisteren.

 ’s Avonds lieten we ons door een riksja naar een restaurantje brengen. Het bleek dat er nog een dorpje lag, een paar kilometer bij onze kampeerplaats vandaan. We hadden dat gemist omdat we over het strand naar het verdere dorp gelopen waren. Er was in dat dorpje een restaurant, wat iets meer op een restaurant leek dan dat van de avond ervoor en daar konden we voor weinig een paar lekkere maaltjes krijgen. We besloten wel dat het ook hier weer geen plek was om langer te blijven en dat we de volgende dag weer verder zouden rijden. De kust hadden we nu wel voor eventjes gezien, dus we zouden wat meer het binnenland in gaan. We vertrokken de volgende morgen dus maar weer, er lagen een paar natuurreservaten aan de rand van de provincie en we dachten dat het wel aardig was om die kant op te gaan. Ik kocht eerst langs de weg nog een nieuwe accessoire accu, want mijn computer deed het inmiddels nog maar tien minuten meer op de oude. Het was die dag een mooie rit, we kwamen weer in de Western Ghats, het tussen gebied tussen de hoogvlakte en de kust.

De kronkelige bergwegen waren helemaal overgroeid met bomen, de GPS had het moeilijk om contact te houden met de satellieten. Vanaf drie uur keken we al uit naar een kampeerplekje, maar er was werkelijk nergens ruimte langs de weg. Alles was begroeid of volgebouwd. Toen het een uur of zes was en we onderhand een beetje wanhopig begonnen te worden zag ik een bordje van een vogel reservaat op vijf kilometer. Ik dacht dat er misschien wel een parkeerplaats bij de ingang zou zijn waar we misschien konden staan. We reden de zijweg in en na vijf lange kilometers kwamen we bij de ingang van het reservaat. Er was geen vogel te bekennen, maar er liepen wel wat mensen van de staf en op de vraag of we daar konden slapen antwoordden ze direct dat het geen probleem was. Voor het parkeertarief van 10 roepies per auto konden we daar staan.

 Er werd direct al verteld dat je een rondvaart met een bootje kon doen en dat je op een eiland kon wandelen. Het leek ons allemaal heel aardig, dus we besloten direct maar om er nog een nachtje aan vast te knopen. Er stonden weer veel mensen naar ons te kijken, maar nadat we aan een jongen van de leiding verteld hadden dat we wel van een beetje privacy hielden zei hij wat tegen de mensen en gingen ze weg. Er was ook een koffie en thee winkeltje en de eigenaar bood direct aan om een maaltijd voor ons te maken. We spraken af dat hij het eten om acht uur ’s avonds zou brengen en gingen toen eerst een biertje drinken. Rond een uur of zeven ging al het personeel naar huis en bleven we samen over op de donkere parkeerplaats. Het was inmiddels negen uur geworden, maar er was nog steeds geen eten te zien. We dachten er inmiddels al over om ons eigen kooktoestel tevoorschijn te halen, maar om kwart over negen kwam er uit de verte een lampje onze kant op, het was de thee shop eigenaar met zijn hele gezin en een voorraad potten en pannen. Er werd een compleet maal geserveerd en dat alles kostte niet meer dan 54  roepies, ongeveer één euro.

Na het eten zaten we nog even, maar het werd koud, we zaten nu weer wat hoger en het was weer even wennen om de truien en jassen weer aan te doen. Bij het slapen geen zweterig gevoel deze keer, wel een klam gevoel want de lucht was kennelijk erg vochtig en alles werd kletsnat. De volgende morgen scheen de zon weer en warmde het snel weer op. We deden eerst wat klusjes, Herman repareerde het kooktoestel en ik zette de nieuwe accu in mijn Jeep. Na de klusjes zaten we een bakje koffie te drinken en toen kwam een jongen van de staf vragen of we nog wilden varen. Het leek ons wel leuk en dus maakten we direct aanstalten om mee te gaan. Dat was ook weer niet de bedoeling, het varen kon alleen vlak na zonsopkomst, of vlak voor zonsondergang, anders was het te warm. Wij zeiden dat we dan wel aan het eind van de middag wilden en dat we dan eerst gingen wandelen. Nadat we dat gezegd hadden begon de jongen weer over varen, hij sprak ook weer het plaatselijke brabbel Engels en wij snapten er nu niets meer van. Hij sprak zo weinig Engels dat hij mijn vragen ook niet snapte en het werd dus een complete spraakverwarring. We besloten toen maar om op ons eigen houtje te gaan wandelen, maar toen we wegliepen kwam hij weer terug en begon weer over varen. Hij nam ons nu mee het kantoortje in en met behulp van een andere man, die ook drie woorden engels sprak, maakten ze duidelijk dat de wandeltocht op een eiland was en dat je dus eerst met een bootje daar gebracht werd. Eindelijk was het ons duidelijk. We zegden de avond rondvaart af en we lieten ons naar het eilandje roeien. Terug kon je wel door de rivier heen lopen, dus we hoefden geen afspraak te maken voor de terugweg. We wandelden een paar uur op het eiland, het was een bamboe bos, zodat we ook eens konden zien hoe bamboe groeit. We hadden wel spijt dat we geen proviand mee genomen hadden, want er waren mooie plekjes om te picknicken.

 Na een paar uur waren we uit gewandeld en liepen we de rivier door terug naar de Jeeps. Het parkeerterrein stond inmiddels vol met bussen, kennelijk hadden alle scholen uit de buurt schoolreisje naar deze plek. Bij de thee shop namen we een bak koffie en bestelden we weer een maal voor ’s avonds. Bij de Jeeps luisterden we de wereldomroep, dat viel nog niet mee, want steeds kwamen er weer schoolkinderen vragen hoe we heetten en waar we vandaan kwamen. ’s Avond weer een heerlijk maal van de maaltijd service en daarna weer op tijd naar bed. Net voor het slapen gaan kreeg ik nog een SMS je van broer Jacob dat Bob de Jong de 10 kilometer gewonnen had op de Olympische spelen, met een goed gevoel kon ik dus gaan slapen De volgende dag vertrokken we weer richting een ander natuur reservaat. We waren kennelijk in de ene dag dat we er waren al aardig ingeburgerd, want we moesten van allerlei mensen afscheid nemen en we werden van alle kante uitgezwaaid.

Uiteindelijk waren we toch nog redelijk op tijd weer onderweg. We moesten eigenlijk terug om weer op de route te komen, maar er stond ook een stippellijntje op de kaart wat wel de goede kant op ging. We vonden het weggetje wel, maar het weggetje liep niet door, we moesten dus kiezen, weer terug over een heel slechte weg of omrijden. We kozen voor omrijden, dat bleek achteraf een foute beslissing. Het werd een hele dag zoeken over ontzettend slechte wegen. Toen we eindelijk de goede weg gevonden hadden mochten we er niet door omdat hij door een natuurgebied liep waar je speciale toestemming voor moest hebben. We konden toen dus weer dik dertig kilometer terug over de super slechte wegen. Het positieve van deze dag was wel dat we een paar olifanten in het wild gezien hebben en dat maak je toch niet al te vaak mee.

Toen we weer terug bij de hoofdweg waren, waren alle tanken leeg, dus er moest eerst flink geïnvesteerd worden in benzine. Daarna gingen we een weg in waar we van dachten dat die wel de goede kant op liep. Het was inmiddels al weer laat geworden en de kampeerplekjes waren weer schaars. Bij een slagboom van weer een ander natuurreservaat stond ook een wachthokje en er was wat ruimte. Van de mannen die er liepen kon er geen een engels, maar we konden toch duidelijk maken dat we wilden slapen. We hadden inmiddels geleerd dat als ze hier voor ons idee nee schudden, dat het ja betekent en dan wordt het wel iets makkelijker. Eén van de mannen wilde ons nog overhalen om in het wachthokje te slapen, maar daar voelden we niets voor. We parkeerden de Jeeps en zetten de tentjes op. De mannen vonden het allemaal prachtig en probeerden op allerlei manieren behulpzaam te zijn. Ze pompten water voor ons als we wilden wassen, zetten het licht aan boven de tafel toen we gingen koken en later brachten ze ook nog een watermeloen voor ons mee. Om een uur of tien gingen ze allemaal slapen, maar ze lieten de slagboom dicht.

Het gevolg was natuurlijk dat er elk kwartier weer een bus of een Jeep op de claxon stond te hangen om de boom open te krijgen. Dan hoorde je weer een hoop gestommel uit het wachthokje en kwam er één van de mannen naar buiten om de boom open te doen. Wij namen nog een biertje en toen we naar  bed gingen hoopten we dat er niet teveel verkeer meer langs zou komen om ons wakker te toeteren. De volgende morgen waren de mannen al weer vroeg wakker. Wij lagen nog lekker in bed tot een uur of acht. Toen we uit bed kwamen zat er direct alweer een groepje mannen op hun hurken naar ons te kijken. We waren daar inmiddels wel aan gewend, maar toch besloten we maar om het ontbijt maar ergens anders te nuttigen. We ruimden de tentjes op en vertrokken. We reden het natuurreservaat in, in de hoop de doorgaande weg te vinden die op de kaart stond. In het begin leek het aardig te kloppen, maar op een gegeven moment draaide de weg toch weer de verkeerde kant op. We kwamen voor een brede rivier te staan en de weg hield op. We hadden nu alle mogelijkheden geprobeerd, dus er zat niets anders op om maar  weer het hele stuk terug te rijden langs de slaapplaats bij het vogelreservaat van de vorige nacht. Het was uiteindelijk ongeveer 250 kilometer rijden om weer op dezelfde plek terecht te komen, jammer van de benzine, maar het zien van de olifanten in het wild maakt een hoop goed. Ook is het wel leuk om te zien hoe de mensen op het platteland worden voorgelicht over hygiëne en gezondheid. Op alle scholen, ziekenhuizen en andere penbare gebouwen zijn prachtige platen geschilderd over allerlei onderwerpen.

Ik zag een man bezig zo’n schilderij te maken. Zo uit de hand met een penseeltje, maar het ziet er uit of het drukwerk is. Toen we weer terug waren in de stad waar we een paar dagen geleden ook waren moest er natuurlijk eerst getankt worden. Na ons ommetje waren de tanken weer aardig leeg. Met volle tanken gingen we nu maar op pad volgens de grotere wegen op de kaart. We reden door een mooi landschap met bergen met thee plantages. Het was heel mooi rijden maar ook hier was weer totaal geen ruimte langs de weg, dus een kampeer plek was weer lastig te vinden. Bij een hokje met hotel erop, en een klein beetje ruimte hebben we gevraagd of we konden slapen. De eigenaar vond het geen probleem, maar wij moesten eerst nog maar zien of we de Jeeps daar kwijt konden. Met een beetje verspreiden over twee plekken lukte dat wel en toen we de jeeps geparkeerd hadden hebben we eerst maar een maaltijdje besteld. We kregen weer een lekker rijst maaltje met een omelet en er werd steeds bijgeschept tot we echt vol zaten. De prijs van dat maal was wel 40 roepies (€ 0,80). Na het eten hebben we de tentjes opgezet en zijn we op tijd naar bed gegaan om de volgende dag weer fit op weg te kunnen.

We hadden verwacht dat er zo langs de weg wel weer drommen mensen bij ons zouden staan als we wakker werden, maar er was niemand en als er iemand langskwam zei hij vriendelijk gedag en liep verder. Op deze manier was het ontbijt geen probleem, dus dat deden we deze keer voordat we gingen rijden. We hadden als eerste doel een het stadje Ooty, wat hoog in de bergen lag. Door het vele rijden was de voorraad roepies weer aardig geslonken dus we hadden weer een PIN automaat nodig. Rond de middag kwamen we in Ooty aan. We hadden al een paar bergpassen van dik 2000 meter hoog gehad, dus ik had de lange broek en trui nog aan tijdens het rijden. Het was een gezellig stadje met allemaal winkeltjes voor de meest Indische toeristen. Er was een PIN automaat en een Internet café, dus we konden even alle zaken regelen. Voordat we verder reden de tanken nog maar weer even gevuld, want met al dat klimmen lusten de Jeeps wel een slokje extra en toen weer op weg. We konden omrijden over de grote weg, maar volgens de kaart moesten er ook wegen tussendoor lopen, onze ervaringen met kleine wegen op de kaart waren wel niet zo goed, maar toen we een afslag zagen met een plaatsnaam op 60 kilometer namen we de gok toch maar weer. Het landschap was prachtig, maar de weg werd toch weer een probleem. We dachten steeds op de hoofdweg te blijven, maar steeds kwamen we voor splitsingen waar het verschil tussen de hoofdweg en de afslaande weg nauwelijks te zien was.

We gokten regelmatig de verkeerde kant om dan weer in een dorpje uit te komen waar de weg ophield. Het waren benzine slurpende kilometers, met wegen met stijgingspercentages tot 25 procent. Je zag de benzine meter bijna zakken. Toen we aan het eind van de middag na een kronkelweg van 15 kilometer weer dood liepen in een dorpje zijn we maar een plekje gaan zoeken. Het weggetje waar we reden leek ons ongeveer de rustigste weg van India, want in de 15 kilometer heen en terug waren we maar één auto tegen gekomen. Het zou dus geen probleem zijn om rustig te kamperen, maar een plekje was weer niet te vinden Uiteindelijk vonden we een vlak plekje een stukje van de weg af en dat leek ons wel een geschikte kampeerplaats. Er zijn de rest van de avond nog één Jeep en twee bussen voorbij gekomen, we hebben toen het lampje maar even uitgedaan om niet teveel op te vallen. Het nadeel van het plekje was wel dat het op 2150 meter hoog was, dus het werd al vroeg weer ijskoud. Het werd dus weer op tijd naar bed en een lange nacht slapen. Toen we ’s morgens wakker werden hoorden we een geluid dat we niet thuis konden brengen. We konden er niets anders van maken dan dat het van een grote aap moest zijn. We hebben hem jammer genoeg niet kunnen vinden.

 Het was wel de rustigste kampeerplek die we in India gehad hebben, de hele nacht en ochtend niemand te zien. Het werd weer een dagje van zoeken naar de goede weg. Van onze kampeerplaats waren we eerst een stuk terug gereden. We kwamen toen bij een afslag waar een plaats op stond op 88 kilometer. De naam stond alleen in het Hindi, dus we wisten niet hoe de plaats heette, maar het leek de goede kant op te gaan dus we probeerden het maar. Het was een weg met 43 haarspeld bochten, afdalend van 2000 naar 400 meter. Na een kilometer of dertig kwamen we een bord tegen met een plaatsnaam in het Engels en die lag nog de goede kant op ook, aan de hoofdweg. We wisten dus eindelijk weer dat we de goede kant op gingen. Het was nodig ook, want de benzine tanken begonnen al weer aardig leeg te raken. Vlak na een splitsing kwamen we bij een slagboom, we wachtten even, maar niemand kwam om hem open te doen. Uit het hokje wees een man dat we de andere kant op moesten. We reden terug naar de splitsing en namen de andere weg, de weg liep wel redelijk de goede kant op, alleen aan de andere kant van de rivier die op de kaart stond.

Na een poosje kwamen we bij waterkracht centrale en hield de weg op. We reden terug en probeerden alle zijwegen die we konden vinden, maar het liep allemaal op niets uit. Uiteindelijk kwamen we bij het kantoor van de elektriciteitsmaatschappij en daar hoorden we dat we toch langs de boswachterpost moesten waar we terug waren gestuurd. We reden weer naar de slagboom en nu liepen we naar het hokje. De man daar vertelde dat je speciale toestemming moest hebben om daar te mogen rijden, die kon je halen in Ooty, de stad waar we de vorige dag geweest waren. Ik zei dat dat niet kon, omdat ik daar niet genoeg benzine voor had en dat we toch echt door moesten. Toen kwam de corruptie weer even om de hoek kijken, want voor 50 roepies per auto (€ 1,-) mochten we ook wel door. Hij vertelde ook nog dat er aan de andere kant van het bos ook nog een post was, maar dat we daar niet meer moesten betalen dan 20 roepies. Het was weer een prachtig weggetje door de bossen en heuvels en na zo’n twintig kilometer kwamen we bij de andere post. Het was drie uur en we twijfelden nog even of we zouden vragen of we daar konden slapen, maar reden toch verder. Voor twintig roepies ging inderdaad de poort open en konden we verder naar de hoofdweg. Bij het eerste pompstation vulden we de tanken weer en toen gingen we verder weer richting de kust. We moesten eerst nog door een grote stad, Coimbatore en het kostte nogal wat moeite om de goede weg eruit te vinden. Het begon al tegen de avond te lopen en het werd al snel donker. We zagen nergens een geschikte plek om te slapen, dus we reden tegen onze gewoonte in, maar door in het donker. Gelukkig zonder ongelukken kwamen we uiteindelijk uit bij een restaurant langs de weg met een beetje ruimte er naast. We gingen daar eerst maar eten en vroegen toen of we daar mochten slapen. We kregen toestemming, dus we konden daar onze tentjes opzetten. Het was een warme nacht, met veel verkeerslawaai en veel muggen in mijn tent. Het laatste deel van de nacht sliep ik dus niet veel meer. De volgende morgen zijn we snel weer vertrokken, want het was geen mooie plek om te ontbijten. Alleen de elektrische installatie was wel fraai. De hoogspanningskant zat nog wel op drie meter hoogte, daar moest je dus nog voor op je tenen gaan staan om de onbeschermde delen aan te kunnen raken. De 220 kant kon je zo bij, alles open en bloot zonder enige afscherming.

Het was ’s morgens een stuk rustiger op de weg als in de avond, dus we schoten lekker op. Als je hier in India rond rijd zou je denken dat niemand enige rijopleiding gehad heeft, maar kennelijk proberen ze er toch wat aan te veranderen. Langs de weg zie je overal bordjes met tips voor veiliger verkeer. Niet dat iemand zich er aan stoort, maar er staan soms wel aardige teksten op. (sorry dat sommige wat onscherp zijn, maar de foto's zijn tijdens het rijden genomen)

 

Rnd de middag waren we bij Cochin, een havenplaats, waar we hoopten wat meer duidelijkheid te krijgen over het verschepen. Opeens zagen we een bord Auto LPG. We sloegen onmiddellijk af en na een poosje zoeken vonden we onze eerste LPG pomp in India. We vulden de tanken en reden op gas verder op zoek naar een kampeerplaats. Er was een eilandje bij Cochin, waar volgens de Lonely planet een leuk badplaatsje was. Met een veerpontje gingen we naar de overkant en bij het strand vonden we een plekje op de parkeerplaats van een restaurant. Als we daar onze maaltijden gebruikten konden we verder gratis staan. We besloten om een dagje te blijven staan om dan de volgende dag adressen en telefoonnummers op te gaan zoeken van scheepvaart kantoren in Cochin. We zouden dan eventueel even persoonlijk langs kunnen gaan. Toen we de volgende dag op pad gingen was alles dicht, er bleek een algemene staking te zijn, op het eiland konden we dus niets doen. We hebben eerst nog een stuk over het eiland gewandeld,maar we hebben toen toch maar de auto gepakt en zijn van het eiland af gegaan naar de stad.

 

We vonden daar wel een internet café wat open was en zochten een hoop informatie bij elkaar. We zagen wel dat we in Cochin niet zoveel zouden kunnen doen, zodat we niet daar hoefden te blijven. Na het internetten gingen we terug naar ons restaurant en besloten we de volgende dag verder te gaan naar Varkala, een plaatsje met goede stranden waar volgens zeggen een strand camping zou zijn. ’s Avonds zaten we lang te praten over prettige en minder prettige zaken in het leven. We hadden gehoord dat het veel slechter ging met onze tante en dat ze nu in een hospitium lag en ik had ook nog een mailtje gekregen van mijn baas, waarin hij ook vertelde van een collega die ernstig ziek was. Samen met de het overlijden van Piet ga je dan toch wel nadenken over die dingen. We vonden dat we het nog niet zo gek gedaan hadden om deze reis nu te gaan maken, nu we allebei nog goed gezond zijn. De volgende dag reden we naar Varkala. Het was de laatste dagen wel eens vaker bewolkt geweest, maar nu brak er tijdens het rijden een enorme onweersbui los.

We reden allebei open, dus dan kun je het beste snel doorrijden, want dan blijf je achter de voorruit wel droog. De Indiërs die normaal altijd als gekken rijden, werden nu opeens allemaal super voorzichtig en stonden bijna stil. Het gevolg was dat we allebei kletsnat regenden in onze Jeeps. De temperatuur bleef gelukkig wel goed, dus toen het weer droog werd droogden we snel weer op. De strand camping hebben we niet gevonden, maar wel een aardig plekje op een parkeerplaats, vlak bij het strand en een gezellig straatje met restaurantjes en winkeltjes en snelle internet cafés.

 De parkeerplaats zat vlak naast de taxi standplaats en nadat alle taxichauffeurs een praatje waren komen maken vielen ze ons niet meer lastig. Ze hielden zelfs de auto's in de gaten als we weg waren. In het begin dacht ik dat open rijden in India niet te doen was, vanwege de opdringerige mensen, maar dat valt erg mee. Ze kijken wel, maar hebben niet erg de neiging om dingen mee te pakken. Tot nu toe ben ik alleen een zaklantaarn kwijt geraakt, maar die lag dan ook open en bloot op het dashboard. Als zoiets wat de Indiërs goed kunnen gebruiken met de vele stroomstoringen hier zo voor het grijpen ligt, wordt het natuurlijk wel erg verleidelijk. We hebben besloten om een weekje in Varkala te blijven om allerlei zaken te regelen en tussendoor weer eens lekker tussen de (meest Engelse) toeristen te zitten. We ontmoette er zelfs nog een Nederlander die ook bekend was met het 4x4 wereldje in Nederland en België. Hij reed op een in India gekochte Royal Enfield motor rond. We hebben even lekker in het Nederlands gepraat over reizen, Jeeps enzovoort. Via email hebben we een eerste antwoord gehad op een offerte aanvraag voor het verschepen van de Jeeps. De prijs viel ons niet helemaal tegen, dus daar gaan we maar mee verder om er achter te komen wat voor stappen we moeten ondernemen om de Jeeps daadwerkelijk op de boot te krijgen. Het is nog maar een begin, maar we hebben  in ieder geval iets om mee verder te gaan. De dagen in Varkala vulden we met emails bentwoorden, verslag maken, zwemmen in de branding, op terrasjes zitten en andere zaken die bij lekker vakantie houden horen. Varkala is een klein dorpje dat op de rotsen ligt. Tussen de rotsen zijn mooie strandjes, waar je bij kunt komen door over de rotsen heen te klauteren. na een dagje zwemmen en wandelen zit je dan heerlijk met een biertje op een terrasje.

Het is alleen wel apart dat je je biertje in een koffiemok moet schenken en dat je de fles onder tafel moet zetten. Kennelijk is er iets met alcohol in het openbaar, maar het smaakt er niet minder om. Het is wel jammer dat er elke middag of avond een flinke bui regen valt. We hadden gedacht dat je buiten de regentijd in India niet op regen hoefde te rekenen, maar dat is dus niet helemaal waar.

 

We blijven nog in Varkala totdat we alle internet zaken gedaan hebben en dan gaan we weer terug richting Bombay, waar we hopen onze Jeeps op de boot naar Afrika te kunnen zetten.