Siberië.

In Omsk hadden we een hotel inclusief ontbijt, dus voor het eerst een Russisch ontbijt geserveerd gekregen. Brood met smeerkaas, aardappelpuree met worst en een bak koffie met suiker. Jammer van de suiker in de koffie maar verder prima. Daarna Omsk bekeken en naar een internet café gezocht om het verslag op het net te zetten. Een paar uur door de stad gelopen zonder resultaat, daarna eerst wat gegeten en toen met de auto nog rond gereden.

Deze keer kwamen we dus eens een keer met Herman’s auto bij een eettentje aan. Dat maakt veel meer indruk dan wanneer je zomaar binnen wandelt. Iedereen loopt dan hard voor je en de manager komt je dan even een hand geven. Na een lekkere uiensoep en een hamburger met friet ( de eerste in maanden) weer verder gezocht naar een internet computer, maar nu met de auto. Uiteindelijk één gevonden waar ik mijn zaken af kon handelen, maar de dag liep toen alweer aardig op zijn eind.

 ‘s Avonds gegeten bij het restaurantje bij het hotel. Daarna Op tijd naar de kamer, nog wat TV gekeken en toen naar bed. De volgende dag alle spullen weer van de hotelkamer gesjouwd, inclusief de 30 liter jerrycan met kraanwater, daarna weer een ontbijtje van het hotel genuttigd. Deze keer een bakje griesmeelpap, een paar broodjes en een gekookt ei en een bekertje vruchtenyoghurt en natuurlijk ook weer de koffie met suiker, maar toch even lekker gegeten en toen weer op pad. Eerst nog een supermarkt opgezocht om inkopen te doen voor de komende dagen en toen met enige moeite de stad uitgereden. Ook nog even 100 liter goede benzine getankt, je weet maar nooit wat voor rommel je verder naar het oosten krijgt en toen de hoofdweg op richting Novosibirsk. De weg was rustig en goed van kwaliteit, het schoot dus prima op. Bij een dorpje hadden ze diverse rotondes gemaakt, met daarvoor borden met 80, 60 en 40 kilometer per uur. Bij één van die rotondes stond een politiewagen en Herman werd aan de kant gezet. Ik stopte erachter, maar de politie had geen aandacht voor mij. Herman moest mee naar de politiewagen en daar lieten ze hem een laser gun zien met 55 er op. Hij had 55 gereden waar hij 40 mocht. Hij maakte duidelijk dat hij keurig afgeremd had voor de rotonde en omdat verder alles in orde was mocht hij met een waarschuwing weer verder. Bij de volgende stad was ik aan de beurt om al mijn papieren en mijn bagageruimte en motorruimte aan de politie te laten zien, maar wederom alles in orde, dus zonder problemen weer verder. Dat is wel het nadeel van hoofdroutes rijden, bij elke stad is een politiepost en ze willen de buitenlanders graag laten stoppen. Ergens tussen Omsk en Novosibirsk lagen een paar grote meren, daar wilden we gaan kamperen. We sloegen af van de hoofdweg en moesten toen nog 40 kilometer verschrikkelijk hobbelige weg rijden om bij het meer te komen.

Het was ook gaan regenen en toen we bij het meer kwamen zagen we eigenlijk geen goede kampeerplekken. We reden een stukje langs het meer  en hebben toen de auto’s maar neer gezet op de vlakte. In de stromende regen ons zeiltje opgezet en toen gauw de lange broek en lange mouwen aan. Niet allen voor de kou, maar ook voor de muggen. Na twee dagen redelijk muggen vrij in de stad weten we nu gelijk dat we weer buiten zitten. De volgende morgen in de regen de spullen weer ingepakt en weer verder gereden. Het werd gelukkig wel weer droog, maar daardoor begon de modder van het pad heel erg te plakken, zodat de Jeeps van top tot teen onder de grote kluiten modder zaten. Na ongeveer 50 kilometer, toen we voor wegwerkzaamheden van de weg afgeleid werden, hoorde Herman dat de versnellingsbak van zijn Jeep vreemde geluiden maakte. Na de omleiding werd het een asfaltweg, dus toen eerst op een asfaltplekje langs de weg eens gekeken. Deksel van de versnellingsbak afgehaald om te kijken wat er aan de hand was. De hoofdas van de versnellingsbak had behoorlijk speling in de lengterichting. Misschien was dat de oorzaak. Toen de tussenbak er onder uit gesleuteld om te kunnen zien waar de speling vandaan kwam. Het bleek dat het achterste lager iets kon schuiven. Maar daar was het probleem niet mee opgelost. Als je het lager op zijn plek duwde en je draaide met de hand aan de as liep hij soms vast.

 

Toen de versnellingsbak er ook afgeschroefd en de Jeep zover klaargemaakt dat hij gesleept kon worden en hem naar een plekje gesleept waar we konden kamperen. Toen we daar aangekomen waren hebben we eerst een bak koffie en een biertje genomen en toen hebben we de versnellingsbak onderzocht. Het bleek dat de synchromesh ring van de derde versnelling flink versleten was. De uitsparingen waar de metalen blokjes in moeten vallen die de ring tegen moeten houden waren helemaal rond gesleten. Met een beetje knoeien konden we de ring eruit krijgen zonder de hele bak te hoeven demonteren en toen heeft Herman de uitsparingen één tand breder gemaakt, weer met mooie haakse kantjes.

 

Met een opvulring de speling van het achterste lager opgevuld en de bak weer in elkaar gezet. Het was inmiddels negen uur en we besloten maar te stoppen en de bak er de volgende dag weer onder te zetten. Herman kookte een maaltje en we gingen eten. Tot nu toe was het met het ongedierte goed te doen, maar ik was net klaar met eten en Herman was nog bezig en toen kwamen de muggen, met honderden tegelijk. Zo erg hadden we het nog niet meegemaakt. We werden er helemaal gek van. Het duurde ongeveer tot middernacht, toen werd het iets minder. Gelukkig kunnen we de tenten nog goed muggen vrij houden, dus we hebben we weer lekker geslapen. De volgende morgen hebben we de versnellingsbak weer gemonteerd en alles werkte weer goed, dus om drie uur konden we toch nog een stukje gaan rijden. We zaten inmiddels vlak bij de hoofdweg, dus we konden gelijk lekker opschieten. Na zo’n 150 kilometer sloegen we af en toen meldde Herman door de bak dat de versnellingsbak weer begon te ratelen. Inmiddels wisten we wat de oorzaak was, dus we wisten dat in de hoogste versnelling doorrijden geen kwaad kon. We zochten weer een kampeerplekje en haalden het deksel weer van de versnellingsbak. Het probleem zat nog steeds in de synchromesh ring van de derde versnelling, we maakten de bak weer dicht en probeerden onder het genot van een biertje een oplossing te verzinnen. We hadden een paar ideeën, dus de volgende dag moesten we de bak er maar weer onderuit halen, maar eerst maar een lekker avondje, er waren wel weer vrij veel muggen,maar het was beter te doen als de vorige avond. De volgende morgen was Herman al voor het ontbijt  bezig de versnellingsbak weer onder de Jeep vandaan te schroeven. Ik zette eerst koffie toen ik wakker werd en we genoten van een lekker ontbijtje in de zon. Toen trok ik mijn overall ook aan en we gingen samen verder aan de slag. Na een paar uurtjes sleutelen lag de versnellingsbak weer met de deksel eraf op tafel en konden we de situatie bekijken. De derde versnelling synchromesh ring was weer een keer doorgedraaid, en de nieuwe scherpe kantjes waren er weer af. Het probleem was dus dat eigenlijk de synchromesh ring te ver versleten was en te ver op het derde versnellingstandwiel kon schuiven, maar de afstand tussen de prise as en de hoofdas was ook vrij groot. Als we de afstand kleiner maakten, door de hoofdas in het achterste lager naar binnen te tikken, paste alles veel beter. Dat zouden we dus op kunnen lossen met een vulring ertussen. Het probleem is: waar haal je in een weilandje in Siberië een ring vandaan met een gat van 32 mm en een buitenmaat van 45 mm. De enige oplossing was zelf maken. We vonden in onze spullen een ijzeren plaatje van 3 mm dik. Met behulp van de accuboor en een ijzerzaag maakten we een mooie ring en we zetten de bak weer in elkaar. Het leek aardig, maar toen we de moer echt vastdraaiden begon alles zwaar te draaien. De ring was dus te dik. Toen maar weer zoeken naar iets van twee mm dik. Uiteindelijk kwam ik uit op de ringen die onder de carrosserie rubbers van mijn Jeep zitten. De dikte en de buienmaat klopte al, alleen het binnengat moest groter worden. Toen dat ook weer klaar was de bak weer in elkaar gezet en nu draaide alles perfect. Helaas deze keer geen foto's van de reparatie, want mijn camera heeft het nu helemaal begeven. Na een bak koffie hebben we alles weer onder de Jeep gesleuteld en zijn we ondanks dat het al vijf uur was toch nog maar een stukje gaan rijden. De versnellingsbak deed het weer goed in twee en drie, hij springt alleen uit de eerste versnelling, daar moest later nog maar eens naar gekeken worden.  We reden tot zeven uur, onderweg weer een uitgebreid verplicht bezoek aan een politiepost en een vrijwillig verzoek aan een winkel, om bier en vlees voor bij het eten te komen, maar verder een lekkere rit met mooi weer. Het landschap werd eindelijk iets glooiend en we vonden een mooi plekje boven op een heuvel. We keken uit op een vallei waar een paar hutjes stonden met een enorme koppel koeien er bij, het waren er zeker een paar honderd.

Ze verplaatsten langzamerhand van het de ene omheining naar de andere, met daartussen in een paar hutjes. Ze werden waarschijnlijk daar gemolken, want later kwam er een tankwagentje het pad uit rijden. Op een gegeven moment werden de koeien weer los gelaten en verspreidden ze zich langzamerhand over de vallei, een heel leuk gezicht. We bekeken dit allemaal  onder het genot van een biertje, een lekkere zondagse maaltijd met aardappels bonen en worst en radio langs de lijn, wat we ondanks dat we inmiddels hemelsbreed 5000 kilometer van huis zaten nog steeds konden ontvangen. Toen het donker werd kwamen er toch wel weer wat muggen, maar het viel mee. We konden dus nog van een lekker zondagavond genieten. Tijdens het ontbijt de volgende morgen weer hetzelfde tafereel bij de boerderij met de koeien, ze worden hier dus ook twee keer per dag gemolken. Herman ging weer aan zijn versnellingsbak  sleutelen en ik nam mijn camera onder handen. Ik kreeg hem mechanisch weer netjes werkend, de lens ging weer netjes naar binnen en naar buiten, maar de belichtingsregeling werkte nog steeds niet. Op handbediening kon ik in ieder geval weer foto’s maken. Gelukkig kan je met een digitale camera direct zien of de belichting goed is, zo niet kan je nog een poging doen. Na al deze bedrijvigheid vertrokken we om half twee. We hadden niet veel haast en we hoopten op een plekje bij het meer dat op de kaart op onze route lag. Toen we langs dat meer reden, zagen we inderdaad een aardig plekje, maar we moesten nog inkopen doen en besloten toch maar verder te rijden.

 

Bij een stadje wat aan het meer lag deden we boodschappen en tankten we bij een kraan langs de weg de watertank weer vol en toen gingen we serieus op zoek naar plekje aan het meer. Helaas hadden toen we aan het einde van het meer waren nog geen geschikte plek gevonden, dus we reden maar verder. We konden gelukkig nog wel een keertje gas tanken, dus de volgende kilometers waren weer lekker goedkoop. We kwamen in een glooiend landschap dat wat hoger lag dan we gewend waren. Ondanks dat we wat hoger reden was het nog wel boven de dertig graden. We hoopten dat door de hoogte de muggen een beetje weg zouden blijven en zochten een plekje naast een akker. Na zo’n tropische dag voel je wel heel vies, dus ik heb de waterkan maar hoog op mijn auto gezet en met een hevelslangetje heb ik me, met weinig water, lekker gedoucht. Ik was alleen iets te laat, want de muggen die rond zonsondergang het talrijkst zijn vonden zo’n bloot lichaam natuurlijk niet te versmaden. Ondanks de muggen was het toch wel een lekker gevoel om weer een beetje schoon te zijn. De avond verliep verder rustig met een bakje koffie, een muziekje en later een biertje. Het bier kochten we inmiddels in grote plastic flessen. Het ziet er niet uit, maar als het een beetje gekoeld is, is het met de originele Hollandse bierglaasjes die we bij ons hadden prima te drinken en stukken goedkoper dan blikken of kleine flessen. Het was een paar dagen schitterend weer, dus bij 35 graden en volop zon de volgende dag een heerlijke etappe gereden. Eigenlijk zou je met dit weer open moeten rijden, maar dat is wel veel reorganiseren en onder mijn roestvrijstalen dakje in de schaduw zit het ook prima. Bij het ontbijt heeft Herman nog iets aan de versnellingsbak van zijn Jeep gedaan en nu heeft hij het de hele dag perfect gedaan. Dat probleem is voorlopig dus ook weer uit de wereld. Weer een keertje aangehouden bij een politiepost, weer een hoop gezellig geouwehoer, niets te merken van de geldklopperij waar ze in de Lonely Planet over hebben. In de grote plaats waar we door kwamen hebben we een atlas gekocht van de provincie waar we naar toe gingen. Het moest een interessant gebied zijn met mooie natuur en hoge bergen, we wilden er wel één of twee weken bivakkeren. We hoopten hier ook weer eens wat buitenlandse toeristen tegen te komen. We zagen een Italiaanse terreinwagen met een daktent, maar hij reed de andere kant op, dus contact maken lukte niet. Aan het einde van de middag vonden we eindelijk het plekje aan het water waar we al dagen naar aan het zoeken waren.

 

We hebben onze Jeeps aan de waterkant geparkeerd en zijn een biertje gaan drinken. De Russen kwamen in groepjes even badderen in de rivier, dus dat hebben wij ook maar even gedaan voordat we eten gingen koken. Met een fris gevoel genoten we van een heerlijke avond. Het was een prima plekje en we besloten er maar een poosje te blijven staan om wat klusjes aan de auto's te doen. Ik heb mijn achteras een paar centimeter naar voren gezet. Ik heb 4” lift veren, maar door het gewicht staat mijn auto weer op de normale hoogte en dan staat de achteras 3 cm te ver naar achter, met als gevolg steeds aanlopen bij ver inveren. Het kostte een flinke dag sleutelen, zeker omdat de accuboor moeite had om het gat van de torenbout om te boren, maar ik ben tevreden over het resultaat. Omdat de achterwielen er toch af moesten gelijk de remmen maar gecontroleerd en schoongemaakt. Herman heeft ook al zijn wielen er af gehad, remmen schoongemaakt en alles gecontroleerd. 

De auto’s waren  weer prima in orde, alleen moest er nog wat laswerk gedaan worden aan de chassis steunen als we een keer een stopcontact zouden vinden. ‘sAvonds barstte er een flink onweer los, we hadden het zeiltje wel opgezet, maar door de grinderige ondergrond hielden de haringen niet echt. Tijdens het eten waaide het zaakje opeens los, alle spullen over de vloer en we hebben de maaltijd in de auto’s af moeten maken. Het bleef de hele avond regenen, toen de wind wat minder werd hebben we het zeiltje weer opgezet, zodat we nog even lekker konden zitten en daarna naar bed. Er was in totaal 30 mm water gevallen, de koffiekopjes doen het perfect als regenmeter, maar de tentjes bleven perfect droog. De volgende morgen was het nog steeds regenachtig, Herman was nog niet klaar met zijn onderhoudsbeurt en ik had ook nog wat klusjes te doen, dus we bleven nog even staan op ons plekje bij de rivier. Uiteindelijk vertrokken we om kwart over vier, richting de Altai republiek. Toen we net de autonome provincie inreden werden we weer aangehouden. Een vriendelijke politieman nam ons mee het kantoortje in en noteerde al onze gegevens en onze reisplannen in zijn schrift. Later las ik dat dit normaal is in Altai, als je met de trein komt moet je dat ook regelen bij een kantoor in de hoofdstad. Na deze politiecontrole reden we langs een rivier, we zagen steeds meer plekken waar tenten opgezet waren en waar mensen zaten te recreëren. Wij zochten ook een plekje langs de rivier en na een ritje over een paar honderd meter grove keien vonden we een mooie plek aan de waterkant

.

 We namen een biertje en genoten nog even van het mooie weer, toen Herman net eten wilde gaan koken kwam er een Japanse terreinwagen heel voorzichtig aan hobbelen over de keien. Er kwamen twee stellen, en een klein kind uit, ze kwamen naar ons toe e één van de dames vroeg in vloeiend Engels waar we vandaan kwamen en hoe het met ons ging, het bleek dat ze Engelse les gaf en het een prachtige gelegenheid vond om eens Engels te spreken met iemand. Ook de andere dame sprak aardig engels, zodoende werd het een leuk gesprek over alle interessante plaatsen in het gebied waar we waren. Zij waren ook op vakantie en kwamen van een paar honderd kilometer noordelijker. Ze wisten ook nog een plek waar we zeker moesten gaan kijken, die volgens hun ‘Het Zwitserland van Siberië wordt genoemd. We haalden de atlas erbij en het bleek dat we die route gepland hadden als we verder gingen richting het Baikal meer. Nadat de mannen ook nog de auto’s uitgebreid bekeken hadden, met de dames als tolk, gingen ze weer en konden wij verder met het eten. Het werd inmiddels donker en we zetten de tentjes op. Deze keer geen ongedierte, dus we hadden een hele lekkere avond.

's Morgens was het weer mooi weer, dus we deden rustig aan met opbreken. Ongeveer twaalf uur vertrokken we in zuidelijke richting Altai in. Het eerste stuk was heel toeristisch, met allemaal stalletjes langs de weg en ook veel vakantiekampen. Na ongeveer 20 kilometer kwamen we bij een waterval die onze bezoekers van de avond te voren ons aangeraden hadden. We parkeerden de auto’s en begonnen een flinke wandeling. Na een half uurtje lopen kwamen we bij de waterval, niet spectaculair, maar wel leuk, omdat allerlei Russen er onder wilden staan. Het water was flink koud en dat leverde vermakelijke plaatjes op.

 

 

We kochten een cola en nadat we die op hadden wandelden we terug. We reden verder in zuidelijke richting. We hadden in de Lonely planet gelezen over een vakantiekamp in het zuiden, met een behulpzame engels sprekende beheerder en een goed café. Dat leek ons een mooi doel om op aan te rijden door deze mooie streek. In de middag gingen we zelfs een pas van 1700 meter hoog over, eindelijk moesten de Jeeps weer eens een beetje klimmen.

Aan het einde van de middag werd het weer slechter, er vielen een paar regenbuien en doordat de wegen soms onverhard waren was het weer snel gedaan met de mooie schone Jeeps. De zijkanten zaten binnen een paar kilometer weer onder de bagger. We moesten nog wat inkopen doen, maar dat viel niet mee. We kwamen op deze route alleen maar door hele kleine dorpjes. De winkeltjes die daar waren stelden niet veel voor, maar het meest noodzakelijke, een pak zout konden we toch vinden. Een stukje vlees voor de avondmaaltijd zat er niet in. Rond half zeven zochten we een plekje, we kwamen uit in een soort steengroeve. Het uitzicht was wel mooi, maar er zaten wel heel wat muggen en het was een stuk frisser, want we zaten op 1300 meter hoogte. Er zaten dreigende wolken in de lucht, dus we hebben maar direct het zeiltje neer gezet. Gelukkig scheen de zon nog even dus we konden nog even lekker zitten. Herman zocht wat hout bij elkaar voor een vuurtje, zodat we in de avond de kou konden trotseren. Bij het ontbijt hoorden we een geluid dat we eerst niet thuis konden brengen, maar toen we beter keken zagen we dat het gemaakt werd door een grote roofvogel die boven ons vloog. Toen herinnerde ik me het geluid uit Amerikaanse films die zich in de bergen afspeelden. Het moest haast wel een adelaar zijn. Later zagen we er nog veel meer, die minutenlang op de thermiek rondzweefden zonder met hun vleugels te bewegen.

Er zaten daar ook veel soort eekhoorntjes, die er een sport van maakten om vlak voor je wielen de weg over te steken, dat zal het voedsel van de adelaars daar wel zijn, we hebben gezien dat één met zo’n eekhoorntje in zijn klauwen rondvloog. Het weer was weer goed, dus we vertrokken vol goede moed richting Tjungur, waar het genoemde kamp moest zijn. Het landschap was schitterend, de wegen soms goed, soms verschrikkelijk slecht, maar wel lekker rustig, dus we schoten lekker op. Na ongeveer 100 kilometer kwamen we bij een politiepost met een slagboom. We moesten meekomen het kantoortje in en daar lag weer zo’n schrift, waar een paar dagen ervoor onze gegevens in geschreven waren. We dachten dat het weer zoiets was, maar de politieman begon te zeuren over de registraties van onze visa, dat er geen registratie in Altai bij zat. Na een poosje overleggen met de collega’s, nog weer eens naar buiten lopen, even bellen, kregen we toch te horen dat we in de hoofdstad (300 kilometer terug) eerst een stempel moesten gaan halen. Ik probeerde nog te vertellen dat al onze gegevens en onze plannen genoteerd waren bij de politiepost bij de grens, maar dat hielp niets, er stond geen stempel op de immigratiekaart dus we mochten er niet door. We keerden dus de Jeeps maar en gingen terug. Een positieve bijkomstigheid was dat we nu niet 240 kilometer heen en weer hoefden te rijden naar het vakantiekamp, waar we na alles wat we tot nu toe in deze provincie gezien hadden, toch al niet al te veel meer van verwachtten. Het mooie landschap hadden we inmiddels toch ook al goed bekeken. Het leek hier niet meer op Rusland zoals we dat tot nu toe gezien hadden. De dorpjes zagen er heel anders uit, met allemaal ronde houten bouwsels, een soort houten wigwams, en de mensen hadden een Mongools of Chinees uiterlijk. Het zag er eigenlijk uit zoals we verwachten dat Mongolië er uit ziet.

We zochten dus een andere route op de kaart om terug te rijden. Ook dit was weer een erg slechte weg, en het begon ook nog te regenen. Toen het rond een uur of vijf even droog werd zochten we een plekje op in een weiland bij een riviertje. Het begon direct weer te regenen, dus we zetten snel het zeiltje op. Toen het weer droog werd ging Herman hout hakken en ik moest een paar kleinigheidjes aan mijn Jeep verhelpen. Het veertje in één van de ruitenwissers was gebroken, zodat hij nu heen en weer flapperde zonder iets te doen en de dynamo laadde niet meer bij. Het bleek dat de V-snaar er af  was, hoe het kan is me een raadsel, maar alles was nog heel en ik heb hem er maar weer op gedaan. Ook de ruitenwisser was te repareren,dus de volgende dag kon ik weer regen hebben. Inmiddels stonden we met onze tenten midden in een kudde koeien, die kennelijk vonden dat het hun weiland was waar we stonden. Ze deden verder niets en na een poosje trokken ze verder, je moest daarna alleen wel uitkijken waar je liep, want er waren een flink aantal verse koeienvlaaien achter gebleven. ‘sAvonds zaten we tussen de buien door bij het vuurtje dat ondanks het natte hout goed brandde.

Op zondag hebben we een korte etappe gereden, terug naar de rivier waar we al eerder aan gestaan hadden. We hoopten daar van een lekkere zondagmiddag aan het water te genieten. De plek aan het water vonden we, maar het weer was niet echt geweldig. Het bleef gelukkig wel zo’n beetje droog, zodat we toch lekker aan de waterkant konden zitten. Ik wilde ook een poging doen om mijn camera te repareren, de reparatie van de lens was goed gelukt, maar de belichtingsregeling deed nu helemaal niets meer. Toen ik de lens weer open maakte zag ik dat het kabeltje naar de sluiter en het diafragma gebroken was. Ik wilde een poging doen om er iets anders tussen te solderen, maar daarvoor moest wel de hele camera uit elkaar, een hachelijke onderneming op een strandje. Ik ben er vol goede moed aan begonnen en uiteindelijk had ik hem weer zover in elkaar dat ik hem kon proberen. Het diafragma werkte weer, maar de sluiter nog niet en de knopjes op de achterkant deden het niet meer. Het was inmiddels bijna donker, dus ik heb alles maar ingepakt om er later nog eens aan verder te gaan. De volgende dagen dus geen foto’s. Met een beetje onvoldaan gevoel begon ik aan de avond. Herman had hout gehakt, dus we konden wel lekker bij een vuurtje zitten. Na een poosje klaarde mijn humeur weer een beetje op, we praatten over onze vakantie vierende familie en vrienden en SMS-ten naar huis om te horen hoe het daar ging. Alles was goed en met een beter gevoel dan aan het begin van de avond ging ik weer slapen. De volgende morgen regende het, het zag er niet naar uit dat het een buitje was, want het was egaal grijs. Het regende inderdaad de hele tijd vanaf het moment dat we uit bed kwamen totdat we een paar uur gereden hadden. We waren toen aangekomen bij Biysk, een iets grotere stad waar we inkopen wilden doen voor de komende week en eventueel een goedkope digitale camera ter overbrugging. We vonden wel een paar winkeltjes waar ze digitale camera’s hadden, maar ik vond de keuze toch te krap en besloot nog maar even te wachten. Toen op zoek naar een fatsoenlijke supermarkt, waar je met een karretje rond kan lopen. Dat is hier vrij bijzonder, de meeste winkels hebben een toonbank waar alles achter staat en dan moet je als je de taal niet kent alles aanwijzen. Dat gaat wel voor een paar dagelijkse boodschapjes, maar als je voor een week inkopen gaat doen werkt dat niet echt. We reden de grote hoofdstraat, die net als in bijna elke Russische stad de Leninstraat heette, op en neer. Natuurlijk viel dat op en werden we weer eens aangehouden voor een politie controle. De politieman bleef maar zeuren over een Russische vertaling van het rijbewijs. Hij liet zijn rijbewijs zien en daar stond zijn naam in Russische en onze letters op. Dat konden wij hem natuurlijk niet aanbieden, maar toen ik uiteindelijk de Russische pagina van mijn internationale rijbewijs gevonden had was hij tevreden. Hij wilde die van Herman ook nog zien, maar die lag diep weg onder alle bagage. Dat vond hij te lang duren dus we konden weer gaan. We vonden uiteindelijk een supermarkt. Er waren daar wel karren, maar het personeel was duidelijk niet gewend dat die helemaal vol geladen werden. Toen we met onze kar bij de kassa kwamen, kwam iedereen kijken naar de vreemdelingen die de winkel leeg kochten. Nadat we ook nog gas getankt hadden , deze keer voor 17 cent, konden we vertrekken. We wilden een oversteek maken naar de volgende hoofdweg een paar honderd kilometer verder op en daar verwachtten we geen gaspompen, dus met alle tanken vol vertrokken we. Aan het einde van de middag vonden we een plekje in het weiland. Er was een hele steile oprit en het was een leuk gezicht en gehoor om daar de vrachtwagentjes (met 8 cilinder benzinemotor die net klinkt als een Jeep en waarschijnlijk de reden waarom al die gaspompen hier zijn) omhoog te zien gaan. Ik haalde voor de verandering de K.. benzinepomp weer eens onder mijn Jeep vandaan, want als mijn tank driekwart leeg was deed hij het niet meer op benzine. Het drukregel zuigertje zat weer vast, na het weer gangbaar gemaakt te hebben de pomp er weer onder geschroefd en toen deed hij het weer. Hopelijk nu voor langere tijd. Inmiddels had herman het eten klaar en genoten we van de maaltijd. Het was ongeveer de tijd dat de zon onder ging en daar waren ze weer, na een paar avonden geen last terug van weggeweest, de muggen. Het was gelukkig niet zo erg als we eerder meegemaakt hadden, maar je merkt dan pas hoe lekker het is als ze er niet zijn.

De volgende dag begonnen aan ‘de grote oversteek’, eerst nog een keer gestopt voor nog een keer die K.. benzinepomp, weer het zuigertje los gehaald en toen de veer maar flink strakker gezet. Dan maar een paar bar meer druk op de benzineleidingen, de carburateur leek er tegen te kunnen. Ik moest wel een beetje in de gaten houden of het niet ging lekken, maar ik kon in ieder geval de tank weer leeg rijden. Na ongeveer 30 kilometer ging de gele weg op de kaart over naar witte weg. Het leek allemaal te kloppen totdat we in een dorpje kwamen wat niet op de kaart stond. Er waren vier mogelijkheden om het dorp uit te rijden. De eerste die we probeerden kwam na ongeveer 10 kilometer uit in een weilandje. De tweede liep wel door, wel een beetje de verkeerde kant op, maar we konden verder. Na ongeveer 30 kilometer kwamen we bij een groter pad. De ene kant leidde naar een dorpje en hield daar op. De andere kant liep wel door en draaide uiteindelijk ook nog aardig de goede kant uit. Twintig kilometer te ver naar het westen kwamen we op de ‘gele’ weg aan de overkant. Jammer genoeg waren ze de volle twintig kilometer aan de weg bezig, zodat we van de ene naar de andere kant naast de weg gestuurd werden met enorme diepe kuilen en grote bulten. Toen we bij de plek kwamen waar we eigenlijk bij de weg hadden moeten komen waren wij en de Jeeps totaal door elkaar gerammeld. Ze kunnen hier toch kennelijk wel wegen bouwen, want de volgende kilometers waren weer prima. Om een uur of half zes kwamen we bij een brug over een rivier, we reden er een stukje langs en kwamen op een strandje met stenen. Herman vond het te veel in het openbaar, maar ik vond het een prima plek. Toen we aan een biertje zaten kwamen een paar jongens aan gelopen. Ze wilden van alles weten over de Jeeps en zo goed en zo kwaad als het ging probeerde ik alles uit te leggen. Het bleek dat ze in een soort kamp aan de overkant van de rivier zaten. Later kwamen ze terug met alle kinderen uit het kamp en moesten er foto’s gemaakt worden bij de Jeeps en souvenirs uitgewisseld worden. Ik dacht aan de stickers die ik thuis gemaakt had en daar waren ze schijnbaar heel blij mee. Toen de rust weergekeerd was kookte Herman een macaronimaaltje en konden we lekker rustig eten. Aan de overkant klonk het gezellig, want er was met het bootje wat kennelijk de enige verbinding was met het kamp een stereo installatie aangevoerd. Ik heb me nog even gewassen in de rivier en kon met een lekker schoon gevoel van de rest van de avond genieten. De tweede etappe van de grote oversteek begon met een goede asfaltweg, het landschap was mooi, met heuvels en dalen en riviertjes er tussen door. Onderweg nog een keer de benzine tanken gevuld, want de gastank wilden we vol houden als laatste reserve of voor bij problemen met benzine. Op één of andere manier kregen we 10 liter meer als we besteld hadden, dus toen zaten alle tanken ook echt vol. In het plaatsje Tasthagol hield de hoofdweg op en moesten we over kleinere wegen gaan rijden. Aan het begin van de plaats werden we weer aangehouden bij de politiepost. Er moest gebeld worden over onze paspoorten en op een gegeven moment maakte de politieman duidelijk dat we achter hem aan moesten rijden. We werden naar het stadhuis gebracht en daar werden onze paspoorten bij een loketje afgegeven. Na een poosje werden we bij een dame op een kantoortje geroepen. Ze vroeg waarom we voor het laatst twee weken geleden in Omsk een visum registratie hadden. Wij probeerden uit te leggen dat we nooit ergens bleven en dat we niet in hotels sliepen. Het was een moeilijk gesprek, maar later bleek dat ze niet begreep waarom we daar waren, want er was daarvandaan geen weg naar Irkoetsk, de plaats die we genoemd hadden als ons einddoel. Ik haalde de atlas uit de auto en wees de weg aan die we wilden gaan rijden. Ze probeerde wat uit te leggen, maar dat lukte niet echt, toen ging ze weg en kwam terug met een andere dame die een beetje Engels sprak. Ze vertelde ons dat er geen goede weg was tussen daar en Abakan, de plaats aan de andere kant. We vertelden dat we het juist een sport vonden om over kleine wegen te rijden, dat begreep ze en ze zei dat ze het uit ging leggen. Wat ze daar mee bedoelde begrepen wij weer niet, maar even later kwam ze terug met een politieman, die kennelijk veel van de buiten gebieden wist. Hij vertelde, met de vrouw als tolk, dat de weg die we wilden rijden niet kon, omdat er een rivier tussen zat. Er was wel een andere manier, maar die stond niet op de kaart. Hij begon een kaart te tekenen en de vrouw vertaalde de uitleg die hij er bij gaf. Het was in de trant van, Bij het dorp de rivier over, over de berg, dan weer een rivier over, dan kom je bij een dorpje waar geen mensen meer wonen. Dan 16 kilometer langs de rivier, dan kom je bij een verlaten dorpje met 3 huizen. Dan weer een berg over, langs de rivier dan kom je bij een dorpje waar 3 mannen wonen. Die kunnen je vertellen hoe je in de richting van Abakan moet gaan. Dan nog dertig kilometer heel slechte weg, dan nog een berg over en dan kom je bij de goede weg naar Abakan.

Hij schreef nog een brief voor de mannen in het laatste dorp in het Russisch met wat de bedoeling was en na alles nog een keer doorgenomen te hebben in het Engels konden we gaan. We kregen onze paspoorten weer en er werd hartelijk afscheid genomen. Ruim een uur later konden we weer verder. We reden het dorp uit naar het eerste dorpje waar de routebeschrijving begon. We moesten eerst vijf kilometer rijden met de rivier rechts van ons. Dan moesten we bij een dorpje komen en de rivier oversteken. We reden het dorp in maar de rivier lag aan de verkeerde kant. Er was wel een voetgangersbrug, maar daar konden we met de Jeeps niet overheen. We reden een paar keer het dorp op en neer, maar vonden geen andere brug. We lieten de naam van het dorpje aan een bewoner zien en hij wees naar het dorpje wat in de verte aan de overkant van de rivier lag. We moesten dus toch de rivier over. We hadden wel gezien dat boeren met hun trekker de rivier overstaken op een ondiepe plaats, dus dat moesten wij dan ook maar proberen. We reden een poosje langs de rivier en vonden een plek waar het wel leek te kunnen. Er stonden daar ook mensen te kamperen en het was inmiddels al half vijf en ik wilde nog aan mijn camera werken. We besloten om daar maar te kamperen, dan konden we mooi te voet de rivier verkennen. Er liepen een heleboel wilde paarden in de rivier en je kon al zien dat het niet erg diep was. Ik ging aan de slag met mijn camera en Herman ging op verkenning uit. Een paar uur later, toen het donker werd moest ik stoppen met het sleutelen aan mijn camera. Het leek of hij het weer aardig deed, maar het was te donker om hem nog in elkaar te zetten. Herman had inmiddels eten gekookt en een vuurtje gemaakt. Hij vertelde dat de rivier goed te doen was, dus dan konden we verder. Alleen bellen met broer Jacob op zijn verjaardag kon wel eens lastig worden, want in de bossen tussen de grotere plaatsen had je meestal geen bereik.

De volgende morgen nog even mijn camera in elkaar geschroefd, hij leek het weer enigszins te doen. Na een lekker ontbijtje konden we aan de derde etappe, met het echte werk, van de grote oversteek gaan beginnen. Herman stuurde zijn Jeep de rivier in, zijn verkenningswerk was goed geweest, want nergens was het dieper dan net boven de naven. Aan de overkant reden we een stukje langs de rivier en kwamen toen bij een stel mannen die een vrachtwagen stonden te lossen. Ze vroegen waar we heen wilden en zeiden dat we op de verkeerde weg waren. We moesten de rivier over en een eind verder weer, waar de weg begon. Het leek ons vrij diep, maar volgens de mannen kon het best. We namen de gok en het ging inderdaad, de wielen gingen net niet onder. We waren dus weer terug aan de overkant, waar we de vorige middag ook al aan het rondrijden geweest waren. We reden nog maar eens naar de voetgangersbrug, daar naast waren de resten van een oude brug te zien, en aan de overkant een weg. Onze ideeën over doorwadingen waren inmiddels wat ruimer geworden, dus we probeerden het maar weer.

Het was weer goed te doen en eindelijk waren we dus waarschijnlijk op de goede plek aan de overkant. We reden het dorp uit over een redelijke grindweg. We twijfelde een beetje of we nu nog in het eerste dorp waren, of dat we al in het dorpje waren waar we volgens de routebeschrijving de rivier weer over moesten. Op een gegeven moment liep er een oud vrouwtje op de weg, Ze had een rugtas en een enorme zak macaroni bij haar. Toen de Jeeps aan hoorde komen maakte ze een gebaar dat ze mee wilde. Bij Herman kan dat niet, want zijn bijrijders stoel staat vol met spullen, maar bij mij is het met wat reorganiseren wel te doen. Ze stapte in en het lukte om al haar spullen kwijt te raken. Ze had ook nog een hoop gevonden roestige ijzers bij haar, ze moest zeker iets gaan verstevigen Ze moest naar Parlagol, het dorpje waar wij de rivier weer over moesten, we wisten nu dus zeker dat we op de goede weg waren. Na een paar kilometer gebaarde ze dat ik moest stoppen. Met een zeer enthousiaste dankjewel en tot ziens stapte ze uit en verdween in haar huisje. Wij moesten nu gaan zoeken waar we de rivier weer over moesten. Dat was niet moeilijk, want na een paar kilometer kwamen we bij een ingestorte brug en het pad ging verder aan de overkant. Er waren sporen naar de rivier en ook weer aan de overkant. Ik reed de rivier in en stak recht over,  bij de overkant was het flink diep, want het water spoot onder mijn deuren door naar binnen, maar de motor bleef goed lopen, dus deze hindernis was ook weer genomen. Herman wilde nog even naar de ingestorte brug rijden voor een foto, maar daar was het echt te diep. Toen hij er toen uitreed reed hij over een betere route dan ik, want zijn deuren bleven droog. Volgens de routebeschrijving moesten we nu een berg over en dan zouden we bij een verlaten dorpje komen. Toen we aan de route over de berg, wat niet meer was dan een heuvel, bezig waren stond er een Russische UAZ terreinwagen met pech met drie mannen erbij. Op zo’n punt kun je het niet maken om er zomaar voorbij te rijden, du we stopten. Ze hadden het luchtfilter er af en vroegen waarschijnlijk of we een UAZ carburateur bij ons hadden, of  dat we er wat vanaf wisten, maar we konden ze niet helpen. Toen vroegen ze aan ons waar we naartoe moesten. Ik liet de kaart zien  en een van de mannen begon met veel gebaren van alles te vertellen waar we niet veel van snapten. Toen lieten we de routebeschrijving zien, die we van de politieman gekregen hadden. Eerst klopte er niets van, maar toen één van zijn maatjes erbij kwam bleek het opeens toch wel aardig te kloppen. Hij wees op zijn horloge en maakte duidelijk dat het volgens hem in een dag moest kunnen. We wezen op de tenten, maar dat was volgens hem niet aan de orde. We namen afscheid en vervolgden onze weg weer, we moesten nog een paar keer een rivier door naast een ingestorte brug en zouden dan zo onderhand bij het verlaten dorpje moeten komen. We kwamen bij een zijweg, maar daar lag allen maar een hoop oud roest, het leek niet op een dorp. We reden verder en kwamen nu weer voor een rivier. Er liep wel een pad aan de overkant, maar dat was een stuk minder dan het pad waar we op reden. In de verte zagen we wel een betere weg lopen, maar hoe kwam je daar? Toen we een poosje besluitloos stonden te kijken wenkte er opeens een man een eindje verderop aan de overkant van de rivier. We besloten het maar te proberen en reden de rivier een stuk uit naar een opritje aan de overkant waar de man stond. We lieten de routebeschrijving aan hem zien en hij herkende alle plaatsen. De hoop oud roest waar we net geweest waren was inderdaad het verlaten dorpje. Het volgende dorpje, met drie huizen, lag de kant op die we dachten te moeten gaan en toen hij de naam zag van het dorpje waar de drie mannen woonde werd hij enthousiast. Daar moest hij naartoe en het was duidelijk dat hij zijn kans schoon zag om een flinke wandeling uit te sparen. Wij vonden het ook niet gek om hem mee te nemen, want dan wisten we zeker dat we goed reden. We gebaarden hem dat hij mee kon. Hij wees naar boven en liep toen hard weg. We vermoedden dat hij nog wat moest halen of gedag zeggen, dus ik ruimde mijn bijrijders stoel weer leeg. Na een paar minuten kwam hij terug en hij stapte in. We reden een paar honderd meter en toen gebaarde hij dat ik moest stoppen. Hij stapte uit en rende een heuvel op, hij dook het struikgewas in en kwam terug met een geweer. Ik geloofde niet dat hij er wat verkeerds mee van plan was, dus ik liet hem weer instappen en we gingen verder.

Toen we bij Sarasut het dorpje met de drie huizen kwamen moest ik weer stoppen. Hij rende weer weg, naar één van de huisjes en kwam even later terug met een rugzak en een hond. Hij vroeg netjes of ik het goedvond dat hij de hond meenam de auto in en ik kon het natuurlijk moeilijk weigeren. Ik reed verder op zijn aanwijzingen en het klopte redelijk met de routebeschrijving. Als er een brug in het pad zat die niet meer te vertrouwen was wees hij de omleidingroute en zo kwamen we na een uurtje bij het dorpje aan waar de drie mannen moesten wonen. Ik liet hem de brief zien die ik van de politieman mee gekregen had. Zijn ogen begonnen te glimmen, want de naam die erboven stond was zijn naam. Hij wees welke richting we op moesten, gebaarde dat we niet over de bruggen moesten gaan en had het over een kabel, wat hij daar me bedoelde was me niet duidelijk. We namen afscheid en reden verder, volgens de routebeschrijving zou de weg nu slecht worden met lang gras, veel water en diepe sporen en het zou dertig kilometer zijn. Na een paar honderd meter stopten we om een kopje koffie en een broodje te nemen, ik zette de kilometer teller van de GPS op nul en we vertrokken. Het pad was nog aardig goed, maar werd al snel slechter. Er had zo te zien ook hier weer zo’n 6x6 vrachtwagen gereden, waardoor er soms ook weer diepe sporen zaten. Het voordeel was wel dat je goed kon zien waar het pad heen liep, want door de begroeiing was dat soms niet helemaal duidelijk meer. Het pad werd steeds slechter, met diepe sporen die door het water waren uitgesleten, stenen en diepe modderpoelen. De lier moest er regelmatig aan te pas komen om Herman die voorop reed door een modderpoel te sleuren. Ik kon er dan soms doorkomen, omdat Herman het spoor gemaakt had, of Herman kon mij er met het sleeplint doorheen trekken. Na een paar kilometer kwamen we weer bij de rivier, bij weer een ingestorte brug. Het pad ging weer door de rivier, maar waar het pad de rivier uit kwam was het te diep voor onze Jeeps. We konden een stukje door de rivier rijden, tot een plek waar het weer te doen leek om op het pad te komen. Ik probeerde om de rivier uit te rijden, maar kwam dan dwars op het pad te staan, met mijn voorwielen in het spoor en de beschermplaat op de grond, waardoor de achterwielen geen grip meer hadden.

 Herman trok me terug en probeerde het ook, het resultaat was hetzelfde, maar Herman zijn lier deed het beter als de mijne en hij kon zich met veel moeite op het pad lieren. Toen hij op het pad stond probeerde ik het ook nog eens. Er was nu immers een spoortje getrokken, misschien dat het nu beter ging. Ik gaf wat meer gas, om met een beetje snelheid om hoog te komen, toen ik met mijn voorwielen op het pad was stuurde ik naar rechts, het leek te lukken, maar toen mijn achterwiel op het randje kwam, ging ik waarschijnlijk iets te schuin, want het volgende moment lag ik op mijn zij op mijn deurtje, met alle rommel die op de andere voorstoel lag en mijn camera en laptop over me heen. Mijn Jeep lag dus op zijn kant in het pad.

De motor was afgeslagen en ik hoorde Herman vragen of alles goed was, er was verder niets aan de hand, dus met enige moeite klom ik door de bijrijders deur omhoog. Gelukkig zaten de tankdoppen aan de hoge kant, zodat er geen benzine uit liep, er was dus niet veel gevaar voor brand. We bekeken de situatie, en het leek me het beste om de lier aan één van de chassissteunen vast te maken om hem weer overeind te trekken. Herman keerde zijn jeep en zonder moeite trok hij de Jeep weer op zijn wielen, zo te zien zonder dat er iets beschadigd was. Er was nergens olie of water uit gelopen, dus ik probeerde weer te starten. Met een flinke blauwe rookwolk uit de uitlaat sloeg de motor weer aan en leek alles weer in orde. We verzamelden de rommel die uit het raam gevallen was en we konden weer verder. Doordat alles zo volgepakt zit lag verder alle bagage nog op zijn plek, dus dat was makkelijk. We ploeterden nog een paar kilometer door en toen kwamen we bij een splitsing. Er was ons verteld dat er maar één weg was, maar hier konden we toch echt kiezen. Naar rechts ging het pad steil omhoog met diepe sporen, naar links een beter te berijden pad met één vrachtwagen spoortje. We kozen de linkerkant en reden een paar honderd meter. Daar zagen we een plek waar een bivak geweest was en de vrachtwagen sporen hielden op. We reden verder en al gauw leek het pad op te houden. We reden toen maar achteruit terug naar de oude kampeerplek. We parkeerden de Jeeps en gingen lopend op onderzoek uit. Het bleek dat we weer voor een ingestorte brug stonden. We liepen naar de overkant van de rivier en zochten waar het pad weer verder ging. We konden eigenlijk geen echt pad vinden, alleen een spoor van een rupsvoertuig, door vrijwel onbegaanbaar terrein. We bedsloten dat dit niets was en dat we de volgende morgen terug zouden gaan naar de splitsing en dan de andere mogelijkheid proberen. We liepen terug naar de Jeeps en daar maakten wij ook ons kamp. We hadden alles bij ons, dus we stonden eigenlijk net zo als iedere avond, het enige verschil was dat alles aan de Jeeps onder een dikke laag modder zat en dat het inmiddels donker was tijdens het eten koken. We maakten een vuurtje en konden net als altijd de dag afsluiten met een kopje koffie en een biertje.

Toen we de vierde etappe begonnen hadden we zeven kilometer van de laatste dertig afgelegd. Na een stevig ontbijt reden we terug naar de splitsing. Door de sporen van de vorige dag ging dat vrij vlot en zo konden al gauw met goede moed aan het andere pad beginnen. Het was een steile helling, en omdat het ook nog regende was alles spekglad. De enige mogelijkheid om boven te komen was lieren. Aan de sporen kon je zien dat de vrachtwagen ook niet verder gekomen was en  ook hier waren alleen de sporen van een rupsvoertuig te zien. Na een paar uur lieren, waarbij je om de kabel vast te maken door het struikgewas en het hoge gras naar de stevige bomen moest klauteren, waardoor je helemaal nat werd, waren we halverwege de helling. We hadden inmiddels de Jeeps aan elkaar geknoopt met een lint, zodat in één moeite door beide jeeps boven kwamen. Dit werd echter te veel voor de lier, opeens riep Herman dat hij vlammen boven zijn motorkap uit zag komen en dat de lier in brand stond. Ik rende er naartoe en hoosde wat water over het vuurtje. De kabels waren zo heet geworden dat de isolatie en het afdekkapje in de brand gevlogen waren. Gelukkig werkte de lier nog en nadat we de kabels met wat ducktape weer geïsoleerd hadden, konden we hem weer gebruiken. We behandelde hem nu wel wat voorzichtiger, steeds maar één auto tegelijk en af en toe ook mijn lier gebruiken. Ik moest er dan wel aan denken om mijn auto niet uit te zetten, want anders kon ik niet meer starten, kennelijk was mijn accu niet zo best meer en voor Herman was het dan knap lastig om te weer bij me te komen om de startkabels te gebruiken. Na een paar uur ploeteren waren we boven aan de heuvel. Er was daar een gebouwtje van de elektriciteitsmaatschappij, met bordjes dat er een kabel lag. We begrepen nu wat de man bedoeld had met de kabel, we moesten kennelijk met de elektriciteitskabel op blijven rijden. We namen een bak koffie en keken wat rond. Het pad werd nu een moeras met modderpoelen en riet. We liepen een stuk vooruit en ons bange vermoeden werd bevestigd, we waren op dezelfde plek als waar we de avond tevoren gelopen hadden. We bestudeerden de situatie en zagen dat de grond naast het pad vrij stevig was. Bomen waren er niet veel, dus de lier konden we niet gebruiken. We liepen terug naar de auto’s en probeerden om de modderpoelen heen te rijden, dat lukte niet altijd, maar dan kon ik Herman weer terug trekken of Herman kon mij vooruit trekken en zo langzamerhand kwamen we verder. 

 Om een uur of drie hadden we het ergste gehad en namen we een bak koffie. We besloten om het pad eerst maar eens een stuk uit te lopen om de situatie te beoordelen. We liepen een paar kilometer. Eerst waren er nog een paar diepe modderpoelen, maar daar was met een beetje goede wil wel omheen te komen. Dan was er weer een ingestorte brug over de rivier, maar de doorwading was goed te doen. Daarna waren er nog een paar modderpoelen maar leek het pad iets beter te worden. We liepen een paar kilometer door , maar echt onoverkomelijke hindernissen kwamen we niet tegen. We zagen nog wel steeds het spoor van het rupsvoertuig, dat gaf ons moed dat het pad toch nog steeds doorliep. Toen we terug waren bij de Jeeps besloten we door te rijden tot bij de rivier. We zochten omleidingen om de laatste modderpoelen heen en dat lukte aardig, dus na een uurtje, om zes uur ongeveer, stonden we aan de overkant van de rivier. Met enige moeite vonden we een vlak plekje voor allebei de jeeps en konden we weer een kamp opslaan. We opende de laatste fles bier die we bij ons hadden en zaten nog even lekker na te praten over de dag. We hadden de hele dag hard gewerkt, maar we waren maar een kilometer in de goede richting op geschoten. We wisten door onze wandeling dat de eerste paar kilometers redelijk te doen waren en dus hoopten we dat we de volgende dag wat meer kilometers zouden maken.

Voor de vijfde etappe hadden we besloten om iets beter te gaan zoeken naar omleidingen om de slechte plekken. We zijn dus vanaf de kampeerplaats direct door het bos gaan lopen, om te zien of we om de eerste moddergaten heen konden komen. Dat leek mogelijk, dus na het ontbijt en het opvouwen van de tentjes stuurde Herman zijn Jeep het bos in, voorafgegaan door mij om lopende te verkennen of het allemaal te doen was. Het ging aardig, af en toe moest er een klein boompje weggezaagd worden, alleen dikker als 3 centimeter, anders wist de voorbumper er wel raad mee,  maar na een poosje stond herman zijn Jeep voorbij de grootste moddergaten op het pad. Ik kon het door herman gemaakte spoor volgen , dus even later konden we samen onze weg weer vervolgen. We maakten nu weer een beetje meters, er waren nog wel veel modderpoelen die niet door te komen waren zonder lier, maar de meeste kon je wel omheen. Het kostte dan wel wat zagen en hakken, maar dat was beter dan de modderpoel in rijden en dan weer eruit lieren.

Het ging geen paar uur zo door, totdat we op een gegeven moment weer bij een serie modderpoelen kwamen, die samen wel een paar honderd meter lang waren. We reden het bos in om een omweg te zoeken, maar dat viel ook niet mee dus we moesten eerst lopend gaan kijken hoe het verder ging. Ik liet mijn Jeep draaien, want ik had heel wat gelierd en was bang dat hij niet meer zou starten als ik hem uit zette. We liepen een stukje en vonden een route die wel te doen was. Ik liep voor en Herman stuurde zijn Jeep door het dikke struikgewas. Na tien minuten stond Herman weer op het pad en ik liep terug naar mijn Jeep om weer aan te sluiten. Toen ik bij mijn Jeep kwam zag ik dikke rookwolken uit het raampje komen. De motor liep nog, dus die zette ik snel uit. Ik dacht dat de 220 volt omvormer in brand stond, maar die deed het nog gewoon, het was de vloermat die rookte, de hitte zat dus onder de vloer. Ik keek onder de jeep en zag dat aan de bestuurderskant langs het schutbord de vlammen omhoog liepen langs de bedrading. Ik probeerde met nat gras de vlammen te doven, maar dat lukte niet echt goed, maar toen kwam Herman, die op mijn roepen af was gekomen met een pan water. Dat hielp beter, toen die over de vlammen geleegd was, was het vuur gedoofd. Ik kon nog starten, dus ik reed door het spoor ook naar het pad, waar we wat ruimte hadden om de schade te bekijken. Er was waarschijnlijk wat brandbaar spul op het uitlaatspruitstuk terecht gekomen, wat in brand gevlogen was. Daardoor was de bedrading naar de versnellingsbak en tussenbak en de kilometertellerkabel in brand gevlogen en daardoor weer de bedrading naar de benzinepomp. Kennelijk is het kontaktslot bij Jeep wat hoog afgezekerd, want toen de isolatie van de bedrading van de benzinepomp afgebrand was en er dus kortsluiting was is de hele bedrading van het kontaktslot naar de gas/benzine schakelaar en de schakelaar zelf gesmolten zonder dat er een zekering uit is gegaan. Verder rijden was dus niet meer mogelijk, dus ik begon maar met de verkoolde draden eruit te trekken. De bedrading naar de versnellingsbak was niet zo belangrijk, dat was alleen maar voor een paar controlelampjes, dus dat kon afgekoppeld worden, maar de bedrading voor de benzinepomp en benzine en gas afsluiters moest wel gerepareerd worden. Ik begon met goede moed aan de klus, maar toen brak er een enorme regenbui los. Ik had geen zin om me helemaal nat te laten regenen, dus ik ging in mijn Jeep zitten en ging vast wat kabelboompjes in elkaar zetten. Herman was inmiddels een stuk vooruit gelopen en kwam in de stromende regen terug. Hij vertelde dat het pad wel doorliep, maar niet veel beter werd. Ik vertelde dat het nog wel een paar uurtjes zou gaan kosten voordat ik weer kon rijden, dus we besloten maar op de plek waar we nu stonden te kamperen. Ik sleutelde nog een poosje door, toen het weer begon te regenen hield Herman een paraplu boven me zodat ik door kon werken. Na een paar uur had ik de belangrijkste dingen weer aan de praat. Mijn Jeep deed het weer op benzine en op gas. Verder was er zo te zien niet te veel schade, alle metertjes en dergelijke werkten nog. We konden de volgende dag dus weer verder. We zetten het zeiltje neer, want het bleef regenen en we maakten een vuurtje, Herman kookte een lekker maaltje en daarna dronken we koffie. Een biertje zat er niet in, want de voorraad was inmiddels uitgeput. We gingen op tijd naar bed, ondanks de ietwat klamme tenten na twee avonden regen sliepen we snel in. Toen we de volgende morgen wakker werden regende het nog steeds. De sporen die door onze kampeerplaats liepen stonden vol met water, dat beloofde niet veel goeds voor de rest van de route. We aten onze laatste boterhammen op, want die voorraad was nu ook uitgeput en klapten de natte tenten in en gingen beginnen aan de zesde etappe. Het pad werd iets beter en we schoten nu een paar kilometer in een uur op. De bewolking brak en de zon ging schijnen.

Rond de middag stopten we weer bij een ingestorte brug bij een riviertje en we genoten in de zon van een kopje koffie. We kregen er weer moed in, inmiddels waren we meer dan 15 kilometer opgeschoten sinds het begin van de route, dus we zouden over de helft moeten zijn. We reden verder en kwamen aan de voet van een steile helling. Door de regen was alles erg glad geworden en er waren diepe sporen uitgesleten door het water. Onder droge omstandigheden zou je wel naar boven kunnen rijden, maar nu was dat veel te gevaarlijk. Als je in zo’n diep spoor zou glijden zou dat zeker betekenen dat je met Jeep en al naar beneden rolde. De Jeeps moesten dus gezekerd worden. Herman reed zover als het ging en we rolden toen de lier zover uit als het kon en maakten hem vast aan een boom. Zo ging Herman naar boven, hij kwam wel helemaal naast het pad uit, maar was in ieder geval een stuk omhoog. Zo goed en zo kwaad als het ging keerde hij zijn Jeep, maakte hem met een sleeplint vast aan een boom en rolde zijn lierkabel weer uit om mij omhoog te lieren. Ik rolde de lierkabel ook een stuk uit en zo konden we ze koppelen. Ik ging op deze manier ook naar boven. Ik kon op het pad blijven en op een gegeven moment toen het minder steil werd op eigen kracht verder rijden. Nu kon ik op mijn beurt Herman weer op het pad trekken, zodat we een paar uur later allebei boven aan de helling stonden. Het pad werd nu iets beter, met moddergaten waar je met een beetje gas gewoon doorheen kon rijden. We schoten nu dus wat beter op. We kwamen weer bij een splitsing, rechts een vrij goed pad, waar alleen het rupsvoertuig had gereden en links een steile helling, waar zo te zien meer voertuigen hadden gereden. We kozen voor links, en na een moeilijke klim kwamen we weer bij een elektriciteitshuisje. Het positieve was dat we waarschijnlijk nog op de goede weg waren, het negatieve was dat de het pad de andere kant op waarschijnlijk de makkelijker te rijden doorgaande route was. We reden verder en kwamen even later, toen we weer afgedaald waren weer bij het andere pad. Het pad werd nu wel steeds beter en we begonnen te denken dat het einde in zicht was. We kregen nog een splitsing, we gokten linksaf, omdat de sporen van het rupsvoertuig daar ook heen gingen. Het pad was redelijk te rijden, alleen zaten er sporen van ongeveer een meter diep. Op een gegeven moment gleed ik met mijn rechter wielen in het spoor en ik dacht echt dat wordt nachtwerk om hier weer uit te komen. Het viel gelukkig mee en na een kwartiertje graven en lieren stond ik weer op het pad. We reden weer verder en kwamen nu voor een enorm steile helling van een paar honderd meter lang. Volgens de routebeschrijving die we gekregen hadden moesten we nog een berg over voordat we op de goede weg naar Abakan kwamen, dit zou dus die berg wel zijn. We liepen eerst een stuk naar boven. Het was wel erg steil, maar er zaten geen rare knikken of bulten in het pad en het pad lag in de zon en was dus aardig opgedroogd. Het enige wat we dus konden doen was proberen of het te doen was. Herman probeerde het eerst en in één laag reed hij zo naar boven. Ik reed er zonder problemen op gepaste afstand achteraan. Toen we boven waren kwam er een gevoel over ons van ‘we hebben het gered, we zijn er’ maar dat viel nog even tegen. De kilometers die volgden waren redelijk, wel flinke moddergaten, maar probleemloos door te rijden, maar toen kwam het slotakkoord nog. Een pad met diepe moddergaten, waar je hopeloos in vastliep. Uiteindelijk waren we ook daar doorheen en toen begon het pad echt op een weg te lijken. De eerste huisjes begonnen te verschijnen en een heerlijk gevoel kwam over ons, we hadden het gehaald. Onze eerste zorg was nu een plek te vinden waar de telefoons bereik hadden. Broer Jacob was donderdag vijftig geworden en het was inmiddels zondagavond en we hadden hem nog niet kunnen feliciteren. We reden door tot de eerste grotere plaats, daar was nog wel een winkel waar we bier voor de avond en brood voor de volgende morgen konden kopen, maar de telefoons hadden nog steeds geen bereik. De volgende plaats lag vijftig kilometer verderop en het werd al donker, dus we besloten maar een kampeerplekje te zoeken. We vonden al snel een geschikte plek. Ik maakte een vuurtje en Herman kookte een maaltje. Daarna namen we nog een biertje op de prestatie die wij en de Jeeps geleverd hadden. We genoten na van  de mooiste Jeep ervaring die we tot nu toe meegemaakt hadden en die moeilijk te evenaren zal zijn. Dagen achter elkaar op jezelf aangewezen. Alle moeilijkheden overwinnen en uiteindelijk toch het einde halen en dat zonder backup van een organisatie of zo iets. Het was ook wel duidelijk dat we zoiets met één auto nooit hadden kunnen doen en waren blij dat we deze reis ieder in onze eigen Jeep maken. In de loop van de avond merkten we toch dat we behoorlijk moe waren en gingen vroeg naar bed. De volgende morgen waren we weer lekker uitgeslapen en het weer was mooi, dus heel erg op het gemak ruimden we de tentjes op en genoten we van een lekker ontbijtje in de zon. Na een paar uurtjes vertrokken we, met als eerste doel een plek te vinden waar de telefoon het weer deed. Ik moest tanken en toen ik bij het pompstation op mijn telefoon keek had ik weer bereik. We stopten na een paar kilometer en maakten een SMS’je naar huis. We kregen al snel een SMS terug en we wisten nu in ieder geval dat ze thuis weer gerust waren. We reden nog een poosje door en kwamen toen over een riviertje heen. Het leek ons een aardig plekje om te blijven staan, dus we reden eerst nog het dorpje in om inkopen te doen en daarna zochten we een plekje langs de rivier. We reden eerst de Jeeps nog een paar keer heen en weer door de rivier om de ergste modder er af te spoelen en parkeerden ze toen op de kant. Deze middag hadden we nog geen zin om iets te gaan doen, maar het voelde toch niet goed, dus we hebben de vetspuit maar gepakt om alle nippels door te smeren. Uit alle kruisjes en stuurkogels kwam water, dus dat was niet voor niets geweest. We besloten om maar een dagje te blijven staan om groot onderhoud aan de Jeeps te doen. Uiteindelijk werden dat drie dagen. Alle wiellagers zaten vol met water, de vooras van Herman’s Jeep stond vol met water en ik moest nog het één en ander aan bedrading herstellen na de brand die ik had gehad. En natuurlijk zaten de jeeps van onder tot boven, binnen en buiten onder de modder, wat natuurlijk ook weer schoongemaakt moest worden.

 

Het was gelukkig de hele tijd mooi weer en de plaatselijke bevolking liet zich niet zien, zodat we ongestoord door konden werken. Op vrijdagmorgen konden we weer vertrekken in schone Jeeps richting Abakan. In Abakan wilden we weer een paar hotel overnachtingen doen, om de visa weer een keer geregistreerd te krijgen. De politie mensen bij de controles begonnen steeds meer te zeuren dat de laatste visum registratie meer dan drie weken geleden was. De wegen in deze provincie waren goed, dus net na de middag waren we in Abakan. We keken in de Lonely Planet waar het goedkoopste hotel was en na een poosje zoeken waren we er. Helaas waren er geen kamers meer vrij, dus we moesten naar het op één na goedkoopste hotel. Daar waren we al langs gekomen, dus na nog een rondje door de stad waren we er. Daar was wel ruimte en voor 2600 roebel (€ 75) konden we twee nachten slapen. We parkeerden de Jeeps voor de deur en brachten de spullen op de kamer.

Daarna liepen we het stadje in op zoek naar een terrasje. Dat viel nog ietwat tegen, maar uiteindelijk vonden we een tentje waar je een goedkoop biertje kon kopen. Later hebben we er ook gegeten, maar dat was niet bepaald goedkoop. Het enige wat we uit de menu kaart wijs konden worden was een chaslik, toen hij geserveerd was rook hij wel erg naar vis en zag hij er wel erg zalmachtig uit. Het was dus een zalm chaslik, peperduur, maar zelfs voor een niet vis liefhebber, zoals ik ben, nog goed te eten. Na dit onverwacht dure maal zijn we dus maar naar de kamer gegaan. Onderweg nog een goedkope fles bier en een zak chips gekocht voor op de kamer en zo hebben we nog een paar uurtjes doorgebracht op de hotelkamer met de foto’s van de reis tot nu toe. Toen we de volgende morgen wakker werden en we uit het raam keken was het heel erg rustig op straat. Het bleek dat het hele centrum autovrij gemaakt was omdat er een feestdag was. We gingen nadat we het ontbijtje genuttigd hadden, wat bij de prijs van de kamer in zat, de straat op. Eerst even een internet computer zoeken om te kijken of het thuisfront nog wat te melden had. Met behulp van het stadsplattegrondje uit de Lonely planet hadden we dat snel gevonden. Er was geen slecht nieuws van thuis, dus met een goed gevoel konden we van een lekkere vrije zaterdag gaan genieten. Het was dus feest in de stad en het werd al snel steeds drukker.

 Het leek erg op koninginnedag bij ons in Nederland. Iedereen liep met feestmutsen en dergelijke, er waren allerlei kinderspelen op straat en langs de kant van de weg waren kraampjes waar etenswaren en rommel te koop aangeboden werd. We vonden een plek op een gezellig terrasje en genoten daar onder het genot van een biertje een paar uur van het fraaie uitzicht wat de meestal jonge dames in schaarse kleding ons boden.

 

Het is wel heel opvallend dat hier de vrouwen heel mooi en slank zijn, maar toch heel vaak met een groot blik bier over straat lopen, dat blijft toch een vreemd gezicht waar we in Nederland niet aan gewend zijn.Na nog een paar keer van terrasje gewisseld te zijn, met tussendoor af en toe een lekkere chaslik  kwamen we terecht op het terras naast ons hotel. We konden nu zien hoe er continu foto’s gemaakt werden van de Jeeps, die nu helemaal schoon waren en er prachtig bijstonden.

 

Na nog wat moeizame contacten met de plaatselijke bevolking vonden we het wel welletjes en gingen we terug naar de kamer. De fut was er onderhand aardig uit bij ons na het vele bier, dus we vielen al snel in slaap. De zondag na de feestdag was het weer rustig op straat.Na het ontbijtje in het hotel weer vertrokken. Nog even een onaangename verassing bij mijn auto. Er was kennelijk iemand die even in mijn auto gekeken had en daar was het niet bij gebleven. De thermometer was er letterlijk uit gerukt, de bedrading hing er nog bij. De afstand bediening van mijn radio was weg en de tondeuse die we gekocht hadden om onze kapsels in te korten was ook verdwenen. Het was natuurlijk wel een beetje mijn eigen schuld, want mijn deuren kunnen niet op slot en dan moet je natuurlijk geen spullen in de auto laten liggen, maar toch is het vervelend.

Het was ook de eerste keer dat we een hotel hadden zonder bewaakte parkeerplaats, meestal vonden de prijs die de bewakers rekenden wel wat hoog, maar het heeft dus wel nut. Voordat we de stad uit gingen deden we nog uitgebreid boodschappen, zodat we weer een week konden eten en we keken nog even binnen bij een automaterialen zaak, waar we nog wat olie en wat spulletjes om mijn kilometerteller kabel te repareren kochten. Vanuit Abakan kon je direct de hoofdweg op richting het Baikal meer, maar dan reed je wel een stuk om. Wij kozen een route die als gele weg op de kaart stond. Het begon als een hele goede asfaltweg door een prachtig landschap. Later werd het een steenslagweg, wel een beetje hobbelig, maar goed te rijden. Om vijf uur vonden we een mooi plekje aan een riviertje en daar vierden we de zondagmiddag.

 Lekker in de zon en geen ongedierte. De laatste weken hadden we daar veel minder last van gehad, kennelijk klopt het wat in de Lonely planet stond dat in augustus de muggen verdwenen zijn. We zaten vlak bij een spoorbrug en regelmatig kwamen er met veel lawaai enorm lange goederentreinen voorbij. De treinen gingen de hele nacht door, maar ik heb er niet minder om geslapen. De volgende morgen vervolgden we onze weg over de steenslagweg. Hij kruiste iedere keer de spoorlijn. Het was prachtig weer en ondanks het gehobbel schoten we lekker op. Om een uur of drie waren we bij de hoofdweg. We kwamen er op bij het bord met Irkoetsk 1050 kilometer. Waarschijnlijk dus nog zo’n drie dagen rijden. Rond vijf uur zochten we een plekje. We waren inmiddels weer wat noordelijker gekomen en het landschap leek erg op wat we tot een paar weken geleden gewend waren. We kwamen in een weilandje uit, bij een berkenbosje.

 En waar we al bang voor waren bleek ook waar te zijn: Hier was het ongedierte nog niet verdwenen. Eerst toen de zon nog scheen heel veel kleine vliegen, die gelukkig niet staken, maar wel vervelend kriebelden en toen den zon onder ging kwamen de muggen weer. We beseften direct hoe we de laatste paar weken verwend waren zonder ongedierte. Ik wilde proberen mijn kilometer teller kabel te repareren, dat is ook wel gelukt, maar ik ben tijdens die klus aan alle kanten gestoken door de muggen. Toen de zon echt onder was werd het wel wat minder met de muggen, maar echt lekker zitten was er niet bij. We besloten dat we de volgende dag iets kieskeuriger moesten zijn met de keuze van onze kampeerplek en in ieder geval niet in een weiland bij een berkenbos. We gingen weer verder met een saaie dag over de hoofdweg, een hoofdweg is hier wel wat anders dan we gewend zijn. Er zijn stukken bij die in een jamboree route niet zouden misstaan. Mijn kilometer teller gaf het na vijf kilometer alweer op en we hebben de hele dag door elkaar zitten rammelen. We zijn niet de enigen, want we komen duizenden nieuwe en tweedehandse Japanse auto’s tegen, die door de eigenaars of studenten van Vladiwostok naar de plaats van bestemming gereden worden, allemaal met rechts stuur, maar daar geven ze hier kennelijk niet om. De meeste zijn helemaal afgeplakt tegen de steenslag, maar het nieuw is er toch aardig af na zo’n rit. In ieder geval moeten de schokbrekers denk ik wel vervangen worden.

 Gelukkig is het weer nog lekker en krijg je af en toe nog een leuke reactie van een voorbijganger, anders was er helemaal niets meer aan, ik heb Rusland onderhand wel gezien en kan bijna niet wachten om Mongolië in te gaan. Vandaag wel een groep Duitse en een paar Italiaanse campers tegen gekomen. Jammer genoeg gingen ze de andere kant op zodat je niet veel meer kunt doen als toeteren en je hand opsteken. Het zou onderhand wel eens heel leuk zijn om een praatje te maken met een andere reiziger. ’s Avonds een plekje gezocht in een bos, want de rivier wilde weer niet lukken. Gelukkig wel minder muggen als gisteren. Weer mijn kilometer teller kabel eraf geschroefd om weer een nieuwe reparatie poging te doen. ‘s Avonds wordt het al weer vroeg donker en dan zit je te knoeien bij een lampje met het eten en afwassen. We hebben maar besloten om voortaan direct als we aankomen eten te gaan koken, zodat het in ieder geval dan nog licht is. De volgende dagen weer verder op de M53,  Later minder onverharde stukken, wel veel hobbels. Om te rijden een stuk prettiger, maar voor de auto’s misschien nog wel zwaarder dan de onverharde stukken waar je niet harder dan 40 to 50 km per uur rijdt. Een paar fietsers gezien die we in Abakan ook voorbij hadden zien fietsen. Het zouden wat uiterlijk betreft Nederlanders kunnen zijn. De vrouw die er bij was zwaaide we heel enthousiast terug toen ik zwaaide. Misschien ontmoeten we ze nog in de buurt van het Baikal meer. Weer veel last gehad van brandstof toevoer problemen. Eerst weer het de drukregeling van de brandstofpomp, op een gegeven moment maar helemaal dichtgeschroefd, zodat hij altijd volle druk geeft en in ieder geval het zuigertje niet meer vast kan gaan zitten in open positie. Ik werd wel onderhand ziek van die pomp, vijf jaar een Holley pomp gehad, nooit problemen, nu twee maanden een Mallory pomp, continu problemen. Met het kleinste vuiltje in de benzine doet de drukregeling en daardoor de hele pomp het niet meer! Daarna nog steeds problemen. Filter in de tank weer dicht, twee keer de andere kant op doorgeblazen, dan ging het weer een poosje. Gelukkig op het einde van de dag een gaspomp, zodat alle problemen in één keer opgelost waren. Op een gegeven moment kwamen we op de snelweg naar Irkoetsk, het was nog niet de bedoeling om zover door te rijden, dus maar een afslag genomen het bos in. Zowaar uitgekomen bij een watertje. Een mooi plekje wat nog een paar uur in de zon lag, zodat we nog even lekker konden zitten na de rit.

Eindelijk weer water bij de hand, dus even lekker mijn haar en de rest van mijn lijf gewassen, een heerlijk gevoel. ’s Avonds wordt het als de zon onder is alweer snel koud, de zomer is wel zo’n beetje voorbij wat de zwoele avonden betreft. Het zal waarschijnlijk wel Thailand of India worden voordat we weer lekkere warme avonden kunnen beleven, dus voorlopig de dikke truien en de jassen maar aan. Zo meteen weer vroeg de slaapzak in, daar is het gelukkig altijd lekker warm. Toen we weer vertrokken bleek dat we al heel dicht bij Irkoetsk zaten, dus daar waren we al snel. We hadden besloten om een plek aan het Baikal meer te zoeken op een camping of iets dergelijks om daar een paar dagen te blijven staan. Dan konden we het nodige onderhoud aan de auto’s doen en een dagje met één auto naar Irkoetsk heen en weer om boodschappen te doen en de visa voor Mongolië te regelen. Er stond in de Lonely Planet een toeristisch plaatsje beschreven 65 kilometer achter Irkoetsk. We reden daar naartoe en het was een plaatsje op een mooie plek aan het meer, maar we vonden er alleen maar hotels en kamers te huur. Geen campings of vakantiekampen waar we in de auto’s konden bivakkeren.

We zijn uiteindelijk maar weer terug gegaan naar Irkoetsk, want het was een doodlopende weg. In Irkoetsk hebben we besloten nu maar aan de zuidelijke kant om het Baikal meer te rijden en de inkopen en de visa maar te regelen in Ulan Ude, waar ook een Mongolisch consulaat zit. Het was inmiddels al weer later als we gepland hadden dus we zochten een plekje in het bos. Nog een halfuurtje zon en toen begon het alweer te schemeren. Zaterdagmorgen naar de zuidelijke hoek van het Baikal meer gereden. Een mooie weg, het leek wel of we door zuid Frankrijk reden. ’s Middags om drie uur al een plekje gezocht. We kwamen uit op een stenen strandje aan de zuidkant van het meer. Het weer was niet echt geweldig, maar het bleef gelukkig wel droog. We hebben een lekker rustige zaterdagmiddag gehouden. Er waren in de verte wel mensen aan het zwemmen, maar daar konden wij het te koud voor.

Zondag verder gereden op zoek naar een camping waar we een paar dagen konden staan. Eerst nog mijn benzinetank leeg geheveld om te kijken of er troep in zat wat het filter zou kunnen verstoppen. In eerste instantie leek het van niet, maar uiteindelijk kwamen er een paar stukjes siliconenkit mee. Toen nog eens geprobeerd de slang goed in de hoek te krijgen en toen raakte de slang verstopt. Na flink er aan zuigen kwam er een grote prop kit door. Door deze behandeling nog verschillende keren te herhalen kreeg ik er een heleboel rommel uit, dus misschien zijn de problemen daarmee opgelost. Dat ik de hele dag nog een benzinesmaak in mijn mond had en opboerde moest ik maar voor lief nemen. De rest van de dag heb ik in ieder geval geen problemen meer gehad. We vonden een hele wijk met vakantiekampen, maar we konden niets vinden waar er gelegenheid was om met een eigen tent te staan. De mensen die hier kamperen staan buiten de kampen, want de voorzieningen zijn op de kampen toch ook minimaal. Wij hebben dus ook maar weer een plekje langs het meer gezocht. Toen we een poosje zaten kwamen er een paar Russische mannen met kinderen op bezoek. Ze maakten complimenten over de auto’s en vroegen wat we van het Baikal meer vonden. Het gesprek was zoals altijd weer heel moeizaam, maar uiteindelijk begrepen we dat De man in Ulan Ude woonde en dat hij ons wel in zijn huis wilde uitnodigen. Wij hadden daar niet zoveel oren naar en we duidden uit dat we bij het meer wilde blijven en dat we een stapel hout gehakt hadden voor de avond. Toen vroeg hij of we dan bij hem wat kwamen drinken, maar daar hadden we eigenlijk ook niet zo’n zin in, want dat loopt meestal ook uit op veel wodka en een zware volgende ochtend, dus dat probeerden we ook op een beleefde manier af te wimpelen. Inmiddels waren er nog een paar kinderen aangekomen met een paar vissen en komkommers en tomaten.

We moesten natuurlijk direct proeven en hoewel ik geen visliefhebber ben moet ik zeggen dat het lekker smaakte. Uiteindelijk vertrokken ze weer en wij aten de rest van de vis nog op en Herman ging eten koken. Na een poosje kwam de hele familie weer terug, met nog een paar mensen meer en een grote pan soep Er werd soep in onze pan geschept en toen werd er afscheid genomen. Er was nu ene Olga bij die wat Engels sprak en die vertelde dat het weekend om was en dat ze weer naar huis gingen. Achteraf hadden we dus wel even mee kunnen gaan voor een snelle borrel, maar dat is altijd heel moeilijk in te schatten. De soep was lekker en dus hadden we een lekker voorgerecht voor bij de macaroni van Herman. Het was door al dit gedoe toch weer vrij laat geworden, dus het was alweer donker toen we klaar waren met eten. Herman maakte een vuurtje met het hout waar hij in de middag twee uur op had staan zweten om het klein gehakt te krijgen en zo zaten we nog een poosje lekker warm van de mooie sterrenhemel te genieten. 

We zaten nog steeds met de lasklusjes die aan de Jeeps moesten gebeuren. Bij mijn Jeep moest nog steeds het chassis gelast worden en bij Herman zijn Jeep was er een schokbreker bevestigingspunt afgebroken. Een stopcontact vinden voor het lasapparaat was niet gelukt, dus uiteindelijk toch maar eens geprobeerd om op een autoaccu te lassen. Eerst op 12 Volt geprobeerd, maar dat lukte niet echt, toen met twee accu’s in serie, dus op 24 Volt en dat ging beter. Een paar proefstukjes gemaakt en Herman was tevreden met het resultaat. We wilden het lassen wel met volle accu’s doen, dus we zijn eerst van ons plekje aan het bailkal meer naar een plekje aan de rivier naar Ulan Ude gereden. Tijdens de rit weer problemen met de benzinetoevoer, dus weer een klusje erbij, proberen nog meer rommel uit de tank te krijgen. Toen we ’s middags aangekomen waren zijn we begonnen met de lasklussen. De schokbreker bevestiging van Herman was mooi oefen materiaal, goed dik, zodat je er niet zo gauw gaten in hebt. Het lassen lukte goed, de stroom was wel wat hoog, maar met wat oefenen lukte het Herman aardig en toen durfde hij het ook wel aan om het dunnere materiaal van het chassis van mijn Jeep te lassen. Ook dat lukte vrij goed, dus na een paar uurtjes waren mijn chassis en de schokbrekerpunt van Herman weer gerepareerd.

We waren net klaar toen er een paar Russen naar ons toe kwamen. Ze waren al een paar uur bezig geweest met het wassen van hun auto en hadden ons dus bezig gezien en nu kwamen ze belangstellend vragen wat we allemaal aan het doen waren. Zo goed en zo kwaad als het ging uitgelegd dat de Jeeps wel goed waren, maar dat duizenden kilometers op de slechte Russische wegen toch wat probleempjes geven. Dat begrepen ze maar al te goed en ze vroegen nog van alles over de auto’s. Na een poosje dacht ik dat er één vroeg wat we van het Russische bier vonden, ik zei dat het OK was, maar kennelijk bedoelde hij of we een biertje wilden, want hij ging direct vier flessen bier en een paar zakken chips uit de auto halen. We stopten onze werkzaamheden toen maar om gezellig een biertje met de mannen te drinken. Met behulp van de taalgids en het woordenboek kwamen we er uit dat de ene bij de politie werkte en de andere een soort rechercheur of misschien wel officier van Justitie was. Hij deed onderzoek en stuurde mensen naar de gevangenis. Na een uurtje moeizaam praten over allerlei zaken gingen ze weer. Wij ruimden onze spullen op en gingen eten koken. Het was toch weer laat geworden, dus het begon toch alweer te schemeren.

De zon ging prachtig onder boven de rivier en daarna werd het snel kouder. We moesten denken aan de nachten in Finland in mei. We hadden geen hout voor een vuurtje, dus toen we het uurtje wereldomroep geluisterd hadden zijn we direct naar bed gegaan. We zijn nog maar een dagje op dezelfde plek gebleven, want er moesten nog kleren gewassen worden en ik moest nog gaan proberen om nog meer troep uit de tank te krijgen. Herman had ook nog wel wat klusjes dus die kon zich ook nog wel een dagje vermaken. Het was ’s morgens nog steeds bitter koud, dus de zin om aan de gang te gaan was wel wat minder, maar als je eenmaal bezig ben gaat het wel. Eerst de kleding in de week gezet en toen met een dikkere slang uit de tank gaan hevelen. Er kwamen weer grote brokken kit mee, dus ik heb de benzine wel 30 keer uit de tank geheveld gefilterd en weer teruggegoten. Het resultaat was een handvol brokken siliconenkit. Op het laatst kwam er niet veel vuil meer mee, dus ik hoop dat ik nu het meeste eruit heb en dat de problemen hiermee opgelost zijn.

Herman was druk doende om zijn uitlaat beter vast te zetten en nog wat andere dingen te doen, dus de dag ging snel om. De avond was weer flink koud, dus we  hebben zitten bedenken hoe we de komende maanden warm kunnen blijven in de avond en nacht. Ik ga in ieder geval een nieuwe slaapzak kopen en in het vervolg gaan we de grote tent maar opzetten, zodat we 's avonds binnen kunnen zitten. De volgende dag zijn we vertrokken naar Ulan Ude, waar een consulaat van Mongolië is, om een visum te halen. We zijn naar het goedkoopste hotel gegaan wat in de Lonely Planet beschreven stond. Het was inderdaad heel goedkoop, 600 roebel (€18) voor twee nachten, maar dat kun je ook wel merken aan de voorzieningen. Eén WC voor de hele verdieping en één douche die het grootste deel van de dag op slot zit.  

 

,s Middags zijn we de stad in gegaan, Ulan Ude bleek een leuk stadje te zijn, met nog veel originele houten huisjes en voldoende winkels om alles te kopen wat we nodig hebben. Natuurlijk is er zoals in elke Russische stad weer een Leninstraat, met op het plein een standbeeld. Deze keer een gigantisch groot hoofd van de man. We vonden een paar internet cafés, dus we konden in ieder geval de berichten van thuis lezen en als jullie dit lezen is het ook gelukt om het verslag op het internet te zetten.

Als het goed is krijgen we op vrijdag 2 september ons visum voor Mongolië, we gaan dan zaterdag direct de grens over. We zijn na tienduizend kilometer en vijf tijdzones  in Rusland inmiddels weer eens aan wat nieuws toe. Inmiddels zitten we op zeven uur tijdsverschil met Nederland en we hebben ongeveer twintig duizend kilometer gereden. We hebben het nog steeds prima naar ons zin en hopen het voorlopig nog een tijdje vol te houden. Hoe de route verder gaat verlopen is nog onzeker. We hopen in Ulan Bator, de hoofdstad van Mongolië meer te weten te komen over de mogelijkheden om met de auto door China te gaan, maar daarover meer in het volgende verslag.