Zambia en Malawi.

Op de maandag nadat Arno weer vertrokken was gingen we de stad Lusaka in. We moesten internetten, geld zien te krijgen en boodschappen doen. Ik had ’s morgens het verslag nog afgemaakt, zodat het op de site gezet kon worden. We zagen in de Lonely Planet dat in Lusaka alle belangrijke winkels, banken enzovoort langs de Cairo straat zaten, dus daar reden we direct maar naar toe. We vonden een parkeerplaatsje op het parkeerterrein van een bank. We hoefden niets te betalen, ze dachten zeker dat we klanten waren en toen we terugkwamen was de Jeep nog gewassen ook. Het was wel opvallend dat de zwarte verkopers, die je steevast aanspraken met ”Hey Bigman” direct vroegen naar Desperado. We waren drie dagen geleden één keer door de stad gereden en nu waren we met Herman’s Jeep. Kennelijk wordt je als blanke toerist aardig in de gaten gehouden. We vonden al snel een Internet zaak. Ze hadden wel een goede snelle verbinding, maar het was bijna een maand geleden dat we voor het laatst een Internet computer gehad hadden. We hadden een hoop te bekijken en het verslag moest er ook nog opgezet worden, dus we waren wel bijna drie uur bezig. Helemaal op de hoogte van de situatie thuis wandelden we de Cairo straat weer in. We vonden uiteindelijk alles wat we nodig hadden, maar we waren de stad toen weer goed zat. De hele tijd ”Hey bigman change dollars”,”Hey bigman give me money” en ”Hey bigman buy souvenir” wordt je op een gegeven moment toch wel zat. In de winkelcentra buiten de stad deden we nog boodschappen om de proviandkist te vullen en toen konden we weer terug naar de camping. Al met al waren we de hele dag weg geweest. Op dinsdag vertrokken we weer, we gingen in de richting van Malawi. Er was een hoop op te ruimen na een paar dagen staan, dus we vertrokken niet erg vroeg. Voordat we de stad uit konden moesten we ook nog tanken, deze keer 307 liter voor 1,8 miljoen kwacha (€450). Ik denk het grootste bedrag dat we ooit in één keer getankt hebben. Nadat we uitgezwaaid waren door een blije pomphouder konden we eindelijk vertrekken.

Het reed prima over de goede asfaltweg, maar ik zag al snel dat het losse draadje wat ik gevonden had het probleem van mijn niet ladende dynamo niet had opgelost. De spanning werd steeds lager, dus zonder computer, radio en bakkie werd het een hele rustige rit. Rond drie uur kwamen we bij de Luanga rivier. We hadden in de Lonely Planet gelezen dat er een "Luanga river bridge kamp" moest zijn, een ideale rustplaats tijdens de rit van Lusaka naar Malawi. W vonden het kamp en we werden hartelijk ontvangen door de Nederlandse eigenaar, voor 5 euro per persoon konden we kamperen. Er was een gezellig barretje, waar ook een stel Engelse motorrijders zaten die ons onderweg al een paar keer ingehaald hadden. We hadden er graag bij gaan zitten om een biertje mee te drinken, maar helaas moest er gewerkt worden, eerst moest de dynamo gerepareerd worden. Op het laatste beetje stroom in de accu startte mijn jeep nog een keer en we konden naar een kampeerplekje rijden. Na een snel bakkie koffie en een biertje maar aan de slag gegaan. De koolborstels van de dynamo waren aardig ver weggesleten, maar na het vervangen van de borstels deed hij het nog steeds niet. In de onderdelen kist lag nog een andere dynamo, met een kapotte spanningsregelaar. Na het uitwisselen van de spanningsregelaar de andere dynamo er maar in gezet en toen liep de spanning weer op. Het was inmiddels donker en Herman had het eten klaar.

 Na de maaltijd even lekker douchen met heet water uit een houtgestookte boiler en toen genieten van de eerste avond in Afrika dat het echt niet meer koud werd. Voor het eerst hoefde de sweater de hele avond niet aan. De volgende morgen om half zeven werd het al weer rumoerig op de camping, alle andere gasten begonnen hun spullen alweer in te pakken. Om half acht kwamen wij de tentjes uit en was de camping al weer leeg. Wij genoten op ons gemak van een ontbijtje, de temperatuur was ook nu al weer aangenaam, zo’n beetje voor het eerst in Afrika kon direct uit bed de korte broek aan. Na het ontbijt kwamen de camping eigenaar en zijn vrouw nog even buurten. Ze wilden van alles weten over onze reis een vertelden over allerlei kennissen die ook alles opgegeven hadden om een reis te gaan maken. We vroegen nog even waar de eerste benzine pomp was, dat bleek honderd kilometer verderop te zijn. Het volgende kamp in de richting die wij wilden gaan was volgens hen het ”wildlife” kamp, maar dan moesten we wel een beetje doorwerken, want het was een flinke dagetappe rijden. Het maakte ons niet uit of we het zouden halen, dus we deden verder alles rustig aan. Toen we net het pad van de camping af gereden waren zakte opeens de accuspanning van mijn Jeep weer onder de twaalf volt. De dynamo leek het alweer opgegeven te hebben. Toen ik een beetje aan het rommelen was zag ik opeens uit de hoek waar de accessoire  accu stond rook omhoog komen. Een doorgesleten snoertje maakte kortsluiting. Nadat de kortsluiting verwijderd was werkte alles weer normaal. Na deze vertraagde start konden we toch nog op tijd vertrekken.

Na honderd kilometer kwamen we bij de benzine pomp. Het was iets te laat, want we hadden al uit de reserve tank moeten tanken. Het voordeel was wel dat we nu bij de pomp alleen de reserve tank hoefden te vullen. Aan de andere kant van de pomp stond een Ierse priester. Hij vermaakte de hele groep mensen die om hem heen stond en ons ook met zijn digitale camera. Nadat hij ook foto’s van ons bij de Jeeps genomen had en we onze  Internet adressen uitgewisseld hadden vertrokken we allemaal weer. Bij het volgende dorpje gingen we linksaf de hoofdweg af in de richting van het ”south Luanga National Park”. De eerste vijf kilometer waren nog asfalt, maar daarna werd het stof. Het was een prachtige route door de binnenlanden van Zambia. Het was een zware route voor de Jeeps, met veel stenen en diepe door het water (in de regentijd) uitgesleten gaten. Sommige stukken was het paadje nog geen twee meter breed, met aan beide kanten manshoog riet of gras. Tussen dat gras liepen dan ook nog mensen die je pas zag als ze al bijna onder je voorwielen zaten, voorzichtigheid was dus geboden. Het was heel heel leuk rijden, maar het duurde wel lang.

We hoopten tussen drie en vier uur een kamp te vinden, maar er was niets, alleen maar heel veel kleine dorpjes met kinderen die om geld snoep en allerlei andere zaken riepen. We dachten toen maar door te rijden naar het kamp wat de camping eigenaar ’s morgens genoemd had. Om een uur of zes waren we ongeveer op de plek waar we dachten dat  het kamp zou moeten zijn, maar we zagen alleen maar een school. Later toen we vijf kilometer verder waren zagen we in de spiegel een bord waarop stond dat er bij die school ook een camping was. Het was al donker en mijn tank was ook alweer bijna leeg, dus we zijn maar niet meer terug gereden. We zijn een stukje het bos in gereden en hebben de Jeeps geparkeerd. We waren allebei hard aan een biertje toe en die smaakte dus ook prima. Vrij dichtbij op de achtergrond hoorden we geluiden die volgens ons alleen maar van nijlpaarden konden zijn. We waren blij dat we daktenten hadden en niet op de grond hoefden te slapen. Toen we aan het koken waren kwam het licht van autolampen door het bos schijnen. Het bleek een landrover te zijn, die onze kant op kwam. Toen ze ons lampje gezien hadden kwamen ze luid toeterend op ons af rijden. Een van de drie mannen die uitstapten sprak engels en vroeg of we problemen hadden en vanaf welk kamp we kwamen. Toen we vertelden dat we geen problemen hadden, maar gewoon gestopt waren omdat het donker werd waren ze een beetje teleurgesteld. Ze vertelden dat ze van het ”Croc farm camp” kwamen 35 kilometer verderop. Ze waren aan het zoeken naar een klant die met de auto was vertrokken en kennelijk in de problemen was geraakt. Nadat wij ze verteld hadden over onze reis en dat we geen gestrande auto’s tegen gekomen waren gingen ze maar weer verder zoeken. Het was wel heel apart om de avond zo in de wildernis door te brengen. We hoorden heel dicht bij het gebrul van wat volgens ons alleen maar een leeuw kon zijn. Hij zat helaas niet aan de kant waar de koplampen naartoe schenen en de zaklantaarn die we hadden was niet erg fel. In het schijnsel van de lantaarn zag je alleen maar een paar ogen oplichten. Voor de zekerheid heb ik mijn camera’s maar meegenomen de tent in. Het zou toch jammer zijn als de volgende morgen de leeuwen en nijlpaarden rond het kamp zouden lopen en ik kon er geen foto van maken. Helaas bij het wakker worden geen beesten rond de Jeeps, wel direct lekker weer. Het ontbijt hoefde niet eens meer in de zon om het lekker warm te zitten. Voordat we de route vervolgden reden we eerst nog even door een klein paadje in de richting van de rivier om te zien wat we voor beesten gehoord hadden.

Bij de rivier zagen we een paar krokodillen en een hele kudde nijlpaarden. De geluiden die we ’s nachts gehoord hadden waren dus echt van nijlpaarden geweest. We reden nog een poosje door over de kleine paadjes langs de rivier en kwamen uiteindelijk uit bij een kamp waar ze jacht safari’s organiseerden. Wij zijn niet echt geïnteresseerd in jagen, dus na een praatje zijn we maar weer vertrokken. We hadden daar wel gehoord dat we het "wildlife" kamp, waar we de vorige dag naartoe wilden nog niet voorbij gereden waren. Het lag ongeveer veertig kilometer verderop bij het plaatsje Mfuwe. We vonden het een goed idee om er een rustig dagje van te maken met een korte rit en we reden dus alleen maar het stukje naar het genoemde kamp. De route was wel mooi met flinke hindernissen in het pad in de vorm van rivierbeddingen en steile klimmen en afdalingen en zelfs ook nog een bosbrandje.

 Na twee uurtjes lekker sturen kwamen we bij het ”wildlife”kamp aan. We betaalden de camping voor één nacht en konden bij de bar de verleiding niet weerstaan een koud biertje te nemen. Onze koelkast had het een paar weken eerder opgegeven en nu de nachten ook warm bleven hadden we zelf geen koude biertjes meer. Na nog een tweede biertje zijn we naar de camping gegaan. We rommelden nog wat aan de Jeeps en daarna genoten we van de zonsondergang boven de rivier. We zagen twee nijlpaarden die elkaar achterna zaten en verbaasden ons er over hoe hard die beesten konden lopen. Als er met die snelheid één op je af zou komen rennen zou je het toch knap benauwd krijgen. Ze waren gelukkig ver genoeg weg zodat we er rustig naar konden kijken. De avond brachten we rustig door bij de tentjes, het werd gezellig druk op de camping zodat er regelmatig iemand langs kwam om een praatje te maken De volgende morgen bij het ontbijt maakten we nog een praatje met onze Zambiase buurman. Hij reed in een soort camper op basis van een Russisc he IFA truck. Wij hadden in Rusland vaak van deze voertuigen gezien en vaak tegen elkaar gezegd dat je er een mooie 4x4 camper van kon maken en nu zagen we er één. Het bleek dat hij gekocht was van iemand uit Oost-Duitsland die hem uit Rusland gehaald had en tot camper had verbouwd. Het was alleen jammer dat er geen dikke achtcilinder op benzine in zat, zoals bij de meesten in Rusland, maar een viercilinder dieseltje.

Om onze route te vervolgen moesten we door het South Luanga National park. We moesten dus de entree prijs voor het park betalen om er door te mogen. De prijs viel niet mee, 30 dollar per persoon en 15 dollar per auto. 90 dollar voor alleen maar een stukje slechte weg door een park, wel veel geld. We konden weinig anders dan maar betalen en na de mededeling van de parkwacht dat ons toegangsbewijs geldig was tot de volgende morgen kwart over tien konden we onze weg vervolgen. Het kostte nog wat moeite om de goede weg het dorp uit te vinden, maar na een poosje zoeken zaten we op de goede route. Na een paar uur kwamen we bij de ingangspoort van het park. De man bij de poort vertelde dat we gewoon het grootste pad moesten volgen en dan bleven we vanzelf op de route. We reden door het park, maar het landschap was niet spectaculair, veel grasland en afgebrande bomen. We zagen nog wel een kudde olifanten en een nijlpaard en enorme aantallen apen.

Na ongeveer 25 kilometer reden we het park al weer uit. De route ging verder over dezelfde soort wegen. Bij een rivierbedding kwamen we achter een vrachtwagen te staan die vast stond in het zand. Er waren een hoop mensen aan het duwen en graven, maar er kwam geen beweging in. Wij vonden het een mooie test voor Herman’s gerepareerde lier. Herman keerde zijn Jeep en de lier trok zonder moeite de vrachtwagen weer los.

Na dit oponthoud vervolgden we onze route weer, de weg was enorm slecht, we reden door een soort opgedroogde modderpoelen, die helemaal kapot waren gelopen door de nijlpaarden. Het hobbelde bijna nog erger als wasbord. Na een paar uur hobbelen kwamen we bij het volgende nationale park, het Laumbe Nationaal park. We gingen er van uit dat ons toegangsbewijs nog geldig was en lieten dat zien aan de bewaker bij de poort. Hij vond het prima en na het inschrijven van onze namen en de kentekens van de Jeeps konden we verder. Midden in het kamp lag een camping, het was onderhand tijd om te stoppen dus dat kwam prima uit. De camping lag aan de Luanga rivier en van onze kampeerplek hadden we uitzicht op een enorme kudde nijlpaarden. Toen we met een biertje naar de herrie makende beesten zaten te kijken, kwam de beheerster van de camping de kampeerkosten innen. Het kamperen was al vrij duur 12 dollar per persoon, maar toen begon ze dat we ook nog entree voor het nationale park moesten betalen. Wij vonden dat we al betaald hadden en dat ons toegangsbewijs voor dit park ook geldig was en betaalden alleen de camping kosten. Het vrouwtje dacht dat het niet klopte maar liet het maar zo, we zouden volgens haar de volgende morgen bij de uitgang de toegangsprijs van het park nog wel moeten betalen. Wij waren dat niet van plan en zouden wel zien hoe we dat op gingen lossen.

De rest van de avond zaten we bij de tentjes met op de achtergrond het gebrul en geknor van de nijlpaarden. De volgende morgen gingen we direct uit bed toen we wakker werden, we hadden geen tijd om ons nog een keer om te draaien, want we wilden in ieder geval voor tien uur het Laumbe nationaal park uit zijn. Om acht uur reden we de camping af in de richting van de poort van het park. Na een uurtje waren we er. Er stonden twee vrolijk gestemde mannen bij de slagboom. We moesten zoals gewoonlijk onze namen en de kentekens van de Jeeps weer in een boek schrijven en ze vroegen natuurlijk ook naar het toegangsbewijs van het park. Ze bekeken het papiertje aandachtig en nadat we verteld hadden waar we heen gingen en nog een keer wijzen op de geldigheid tot kwart over tien was het in orde. Zonder bijbetalen mochten we het park weer uit.

De route was mooi door de binnenlanden van Zambia. Op één of andere reden waren de paden veel beter te rijden dan de vorige dagen. De wegen werden hier en daar zelfs onderhouden en we zagen nog een bord met daarop dat met Nederlandse steun een brug was gebouwd. In de dorpjes werden we zoals altijd weer enthousiast begroet. Je voelt je alleen soms wel een beetje bezwaard als je niets hebt om weg te geven of als je lifters niet meeneemt terwijl je een lege stoel naast je hebt. Om het geweten maar een beetje te sussen hebben we in het laatste dorpje in Zambia onze Kwacha’s opgemaakt bij de groente en fruit stalletjes langs de weg. De verkoopsters waren er in ieder geval blij mee.

We waren eigenlijk niet van plan om al op zaterdag de grens met Malawi over te gaan, maar we waren nog vroeg en vonden geen camping meer voor de grens, dus we reden toch maar door. Het was een van de gemoedelijkste grensovergangen die we gehad hebben deze reis. Aan de Zambia kant moesten we even onze gegevens en de gegevens van de jeeps in een paar boeken schrijven en toen werden direct de paspoorten en de invoerpapiertjes van de Jeeps afgestempeld. Na een praatje over het hoe en waarom van deze reis konden we naar de Malawi kant. Ook daar weer douane zonder uniform en zeer goed gestemd. Ze waren meer bezig met uitleggen hoe we moesten rijden naar het eerste motel op de route dan met onze papieren, maar tussen de route beschrijving door stempelden ze keurig onze carnets en de paspoorten ook nog af. Na een welgemeend goed reis en welkom in Malawi konden we onze weg vervolgen. We besloten inderdaad maar richting het motel te rijden. De wegen waren wel iets slechter dan in Zambia, maar de mensen waren zeker zo enthousiast. Na een uurtje rijden reden we door een rustige streek en het leek ons een goed idee om daar maar te kamperen. We reden het bos in en we parkeerden de Jeeps. We zaten een stuk hoger, dus het was weer fris geworden. We moesten de truien en lange broeken weer aan doen. Er lag hout genoeg voor een vuurtje, dus we konden lekker warm van de eerste avond in Malawi genieten.

De volgende morgen waren we al snel bij een asfaltweg. Het was de hoofdweg van zuid naar noord door Malawi. De eerste grotere plaats die we tegenkwamen was Mzuzu. In Mzuzu waren PIN automaten en benzine pompen, dus daar konden we even zaken doen. We wisten nog geen koers van de Malawische Kwacha’s, maar volgens de pompbediende kostte de benzine ongeveer een dollar per liter, gelukkig weer een stuk goedkoper als in Zambia. In Mzuzu begon de kustweg langs lake Malawi, een groot zoetwater meer tussen Malawi en Mozambique. Volgens de Lonely Planet moest er langs de kustweg een goede camping zijn, waar veel overland trucks stopten, met een gezellige bar en restaurant. Na zes dagen achter elkaar rijden waren we wel weer aan een paar dagen rust toe, dus dat leek ons een goede plek om naar toe te rijden. Het was wel wat verder als we dachten, maar het was inderdaad een heerlijk plekje om een paar dagen te blijven. Goedkope koude biertjes, veel gezelligheid omdat er elke avond wel een paar trucks met Engelse toeristen stopten, ook hier weer dezelfde trucks die we in Botswana en Namibië ook al ontmoet hadden. De camping lag aan een prachtig strand met kristalhelder zoet water en het was overdag heerlijk weer.

We bleven er twee dagen en in die tijd deden we lekker weinig. Een beetje kleding wassen en wat computeren. Verder brachten we de dagen door met een lekker koel biertje in de bar of aan het strand. Het enige minpuntjes waren dat het Internet café steeds geen verbinding had en dat de mobiele telefoons het niet deden. We hadden dus geen verbinding met thuis en konden niets mailen voor de bruiloft van Margriet en Sebastiaan en we konden geen informatie zoeken over de komende landen op de route, waar we eigenlijk op gehoopt hadden. Na twee dagen waren we weer genoeg uitgerust, dus op woensdag vertrokken we weer, om een mooie route naar Tanzania te zoeken. Toen we gingen afrekenen deed opeens de internet verbinding bij de receptie het weer. We konden dus weer even de e-mail bekijken. Er was een laatste wanhopige oproep van Sabine om een bericht voor de bruiloftskrant van Margriet en Sebas. We konden eindelijk ons berichtje mailen, maar waarschijnlijk te laat. Op een ander email adres vonden we 3000 berichten van onbekende afzenders vol met rommel, kennelijk had één of ander virus dat email adres gevonden en gebombardeerd met mailtjes. Toen ik een stel mails gewist had, begonnen er direct weer nieuwe binnen te komen, dus daar ben ik maar mee gestopt. Weer wat beter op de hoogte van de situatie thuis konden we dus vertrekken. Bij de receptie hing ook een mooie kaart van Malawi, dus daar maakte ik nog even een foto van. Deze kaart was veel gedetailleerder als de kaart die ik had, en er stonden een paar kleine wegen op in de richting die wij wilden rijden. We hoefden dan tenminste niet dezelfde weg terug als we gekomen waren. Al snel vonden we het begin van het weggetje en het eerste stuk klopte nog redelijk. Al snel werden de paadjes echter smaller en was er geen doorkomen meer aan. We reden dus toch maar weer terug naar de asfaltweg om zo naar Mzuzu terug te rijden. Eigenlijk reed het wel heel erg lekker zonder gehobbel en zonder stof. We reden tussen rubber plantages door en langs de weg stonden jongens hun zelf gemaakte rubber ballen te verkopen.

In Mzuzu bezochten we weer de PIN automaat en de benzinepomp en toen reden we verder naar het noorden, in de richting van Tanzania. Het landschap was mooi en de weg was goed en het reed wel lekker op het asfalt, maar we hadden nog helemaal geen haast om het lekkere goedkope Malawi uit te gaan. Bovendien is het natuurlijk wel heel erg saai om gewoon de hoofdweg uit te rijden, dus bij het plaatsje Rumphi sloegen we linksaf een zijweg in. We hadden op de kaart gezien dat er verderop een nationaal park lag en we verwachtten daar ook wel een camping te vinden. In Rumphi werd de weg weer onverhard en al snel zagen we een bordje Matunkha centre, met chalets, conferentie ruimte, safari park en kampeerplaatsen. We reden naar de poort en nadat onze namen en kentekens genoteerd waren konden we doorrijden naar het restaurant waar ook de receptie zat. Er waren inderdaad kampeerplaatsen en voor 300 Kwacha per persoon (€2,50) konden we kamperen. We waren de enige kampeerders en we kregen een plekje toegewezen met een eigen toilet en warme douche, alles prima geregeld dus.

Toen we net aan een biertje zaten kwam er een blanke man naar ons toe. Hij begon in het Engels te praten, maar toen hij de kentekens van de Jeeps zag ging hij al snel over in het Nederlands. Hij stelde zich voor als Tim en wist van alles te vertellen over de omgeving, onder meer over een mooie route naar het Nyika nationaal park, waar we de volgende dag heen wilden. Nadat wij ook het verhaal van onze reis verteld hadden vroeg ik aan hem hoe hij hier in Malawi terecht gekomen was. Het bleek dat hij samen met zijn vrouw op het complex werkte. Ze waren een paar jaar eerder in Malawi op vakantie geweest en het land stond ze wel aan, dus ze wilden wel een paar jaar in Malawi gaan werken. De beheerder van het complex, de Nederlandse arts Bert Nanninga was weer een ex-collega van zijn vrouw en zo was het allemaal gekomen. Het hoofddoel van het Matunkha centre was het opvangen van weeskinderen in de omliggende dorp en dan vooral door het geven van adviezen en traningen aan de plaatselijke bevolking, waardoor er effectiever gewerkt werd en uit landbouw en veeteelt meer inkomsten gehaald konden worden. Op het terrein was ook een lagere school en er werkten buiten de Nederlandse leiding ongeveer 80 plaatselijke mensen. Het recreatie gedeelte was erbij om wat  extra inkomsten en extra werkgelegenheid te creëren.  Er werd nog wel gevraagd of we ’s avonds in het restaurant kwamen eten, maar wij hielden het toch maar bij een zelf gekookt maal, altijd goedkoper en het koken is ook altijd een aardig tijdverdrijf. Het werd ’s avonds ook niet koud, dus ook voor de temperatuur hoefden we niet meer naar binnen te gaan. Voordat we vertrokken, kwam onze gastheer Tim nog een plattegrondje brengen van het Nyika park, waar ook de mooie binnendoor route op stond. Goed voorbereid konden we dus op pad. Het was ongeveer 60 kilometer naar de poort van het park en de route was inderdaad heel mooi om te rijden. Veel steile klimmetjes en afdalingen over zand en stenen, een echte 4x4 trip dus. Na het gebruikelijke betalen van de toegangsprijs voor het park en het registreren van de namen en kentekens konden we verder rijden. Het eerste deel van de route door het park was niet spectaculair, een gravelweg door een bos heen, dus heel weinig uitzicht, terwijl dit park het toch meer van de mooie landschappen moest hebben dan van de beesten die er voorkwamen.

We zagen al gauw een klein zijweggetje en dat zag er in ieder geval wat terreinrijden betreft een stuk interessanter uit. We gingen dus rechtsaf en al snel kwamen we uit het bos en reden we over een mooi offroad pad door een prachtig berglandschap met prachtige uitzichten. Na een paar uur rijden kwamen we in de buurt van het kamp dat midden in het park lag. We beklommen eerst nog met de Jeeps een uitzichtpunt wat boven op een rots lag. Even lekker ”rockcrawlen” dus, hoewel het met Herman’s jeep met zijn hoge eerste versnelling en de maar 1 op 2 lage gearing van de model 20 tussenbak tamelijk veel geweld kostte om bovenop de rots te komen. Eigenlijk te link om tijdens zo’n reis te doen, maar af en toe wil je toch weer even weten wat zo’n Jeep allemaal kan. Gelukkig zonder brokken kwamen we allebei weer beneden, helaas zijn de foto's van mijn Jeep van iets mindere kwaliteit omdat de kleine camera het even af liet weten.

Na dit speelkwartiertje zochten we het kamp maar op. Bij de receptie betaalden we de kampeerkosten voor twee nachten, want we wilden een dagje blijven. De camping lag een paar kilometer van de receptie af en was een groot veld met een paar overdekte picknicktafels en een toilet gebouwtje, waar zelfs nog een vuurtje aangemaakt werd om het douchewater warm te stoken. Het uitzicht was prachtig, het enige nadeel was dat we op 2400 meter hoogte zaten, en dat was zelfs overdag al te merken aan de temperatuur. Als de zon even achter de wolken verdween was het direct al fris, dat beloofde dus niet veel goeds voor de avond. Hout was er gelukkig wel genoeg te vinden, dus na even twijfelen tussen het opzetten van de grote tent of het maken van een groot kampvuur, kozen we toch maar voor het laatste en gingen we hout sprokkelen. We rekenden er eigenlijk op dat we de enige kampeerders zouden zijn, maar nadat we de tentjes opgezet hadden en het vuurtje aangemaakt hadden kwam er tot onze verbazing nog een auto het terrein op rijden. Onze verbazing werd nog groter toen er ook nog een Nederlands kenteken op de auto (een Toyota Landcruiser) zat.

Het stel wat er uit kwam was inderdaad Nederlands en was op weg van Nederland naar Zuid-Afrika en had de route gereden die wij nog voor de boeg hadden, dus bij het kampvuurtje werd al snel een hoop nuttige informatie uit gewisseld. Toen het donker werd zakte de temperatuur al snel, dus het vuur kwam goed van pas. De volgende dag bleven we een dagje op de camping, we hadden nog wel plannen om een stuk te gaan wandelen, maar dat kwam er niet van. Herman vermaakte zich met hout hakken voor het kampvuur en wat klusjes aan de Jeep en ik probeerde te ontdekken waarom de motor van mijn Jeep de laatste dagen soms veel te veel benzine kreeg en dan afsloeg. Ik vond dat het afsluitertje in de carburateur niet erg goed meer werkte en dat de carburateur dan overliep.

Ik hoopte dat het probleem met het vervangen van de afsluiter door één uit een oud reparatie setje opgelost zou zijn. Voor de zekerheid schroefde ik de druk van de brandstofpomp ook nog iets terug. Aan het einde van de middag maakten we het vuur weer aan. Onze buren Erik en Jolanda, die ook een dagje gebleven waren en wel gewandeld hadden kwamen er ook weer bijzitten en zo hadden we weer een heel gezellige avond. De volgende morgen namen we afscheid van onze nieuwe vrienden, zij vertrokken naar de zuidelijke uitgang van het park. Wij waren van plan om een rondje langs een paar uitzichtpunten te maken en dan via de noordelijke uitgang het park te verlaten om dan in de richting van Tanzania te gaan..

.