Mongolië.


In Ulan Ude zijn we twee nachten gebleven. Het was tenslotte een aardig stadje, met een gezellig centrum met veel terrasjes en daar kunnen we altijd wel van genieten  Je waande je wel meer in China of Japan, want de mensen op straat oogden niet meer als Russen, maar echt als Aziaten. Het grootste probleem van deze stad is het vinden van een toilet, dat is toch wel een probleem als je een paar biertjes op hebt. We zijn na weken ook weer eens een keer uit eten geweest, lekker gegeten voor niet te veel geld en zonder zelf te hoeven koken. De rest van de avond brachten we op de kamer door. We zouden de eerste avond eigenlijk het verslag af gaan maken en emails beantwoorden, maar we zijn blijven steken in het kijken van foto’s van andere vakanties. De taken werden dus tot de volgende dag uitgesteld. Na het ontbijt zijn we een paar uur bezig geweest en toen was het verslag klaar en de emails moesten nog uitgetypt worden. Er moesten ook nog boodschappen gedaan worden, een scheerapparaat voor Herman, nieuwe schoenen voor Arjan en nog een paar dingen. Toen we de straat op gingen zagen we dat er weer mensen in mijn auto geweest waren. Er liepen daar veel zwervers rond en één had kennelijk de verleiding niet kunnen weerstaan om een jas en een trui, die in de Jeep voor het grijpen lagen, mee te nemen. Gelukkig verder geen schade, maar vooral de jas was lastig. De boodschappen lukten aardig en we vonden ook weer een restaurantje waar we lekker konden eten en zo kwamen we de dag weer door. ´s Avonds weer op tijd naar de kamer om de emails af te maken.

 Op vrijdag was de voornaamste klus een visum krijgen voor Mongolië. We kwamen vroeg uit bed en sjouwden alle spullen naar de auto´s. Weer waren ze in mijn auto geweest, alles lag op een andere plaats. Het leek wel of alles op straat gelegen had en dat een goedwillende burger alles weer binnen gelegd had. Weer was er niet veel weg, maar voor de volgende hotel overnachtingen zal ik toch een soort slot op de deuren moeten maken. Om tien uur waren we bij het Mongolische consulaat, na een half uur wachten konden we naar binnen. Na binnen nog een poosje wachten werden we een kamertje in geroepen. Daar kregen we een ander adres, met de mededeling dat we daar maar heen moesten gaan. Wij baalden, want we zagen het somber in dat we die dag nog een visum zouden krijgen, maar we gingen toch maar naar het adres. Het was niet ver lopen en het was van een reisbureautje. De dames waren direct enthousiast en vertelden dat een visum dezelfde dag geen probleem was. Het kostte één dollar meer dan het bedrag dat we op het consulaat gezien hadden. Voor 61 dollar per persoon zou het goed komen. Het was wel makkelijk dat we het nu niet zelf hoefden te regelen. Om zes uur konden we onze paspoorten weer ophalen. In de tussentijd konden we mooi boodschappen doen en internetten. We hadden toen we de stad in reden een grote Cash & Carry gezien en daar gingen we dus maar naartoe. Het was een goede winkel, waar we zonder moeite voor een week inkopen konden doen. Daarna naar het internet café waar we al eerder geweest waren. Met enige moeite en in een zeer laag tempo lukte het om het verslag op het net te krijgen. Dus thuis konden ze ook weer genieten van onze belevenissen. Toen we daar klaar waren was het tijd om de paspoorten te gaan halen. Ze waren er nog niet, maar een van de dames holde even naar het consulaat en kwam na een paar minuten terug met de paspoorten. We konden dus toch nog vertrekken, we kwamen nog een Duitse 4x4 camper tegen bij een pompstation en maakten nog even een praatje met het echtpaar wat erin zat,  ze kwamen uit Mongolië en zij waren er zeer enthousiast over. Toen we een stukje onderweg waren begon mijn Jeep weer brandstofproblemen te krijgen. Jammer genoeg hadden we in deze stad geen gaspomp gevonden, de gastanken waren dus leeg en ik kon niet op gas overschakelen. We moeten dus ook met lege gastanken Mongolië in. We zochten dus maar een plekje om te kamperen. Ik keek nog even snel of het filter weer dichtzat, maar dat was nu niet het geval. Het moest dus toch weer aan de pomp liggen, ik had wel een paar ideeën wat ik kon doen, maar ik heb het maar tot de volgende morgen laten zitten. ’s Avonds om tien uur was de temperatuur al gezakt tot 8 graden dus het werd weer een koude nacht. De volgende morgen, nadat ik het de drukregelaar in de benzinepomp een beetje gemodificeerd had, zijn we vertrokken richting de Mongoolse grens. Het was toch nog een heel stukje rijden, dus we waren pas om vier uur ’s middags bij de grenspost. Er stonden 4 rijen, het is altijd een gok welke rij je moet nemen, maar wij namen de meest rechtse rij, omdat daar de meeste personenauto’s in stonden. Het schoot niet erg op, er werd steeds één auto het douane terrein op gelaten en bij het hek was er dan hevige discussie uit welke rij die mocht komen. Uit onze rij ging er geen enkele auto naar binnen, maar wij hadden geen haast en het kon ons dus niet zoveel schelen. Er kwamen mensen vertellen dat we best langs de rijen konden rijden, maar wij hadden geen zin in woorden bij het hek, dus we bleven lekker staan. Na een paar uurtjes gekeken te hebben hoe het allemaal ging hadden we wel door dat alles onderling geregeld werd, alle auto’s zaten bijna vol met in Rusland gekochte spullen en er werd volop gehandeld en geruild. Om kwart over zes ging de douane naar huis, om de volgende ochtend om negen uur weer terug te komen. Het werd dus overnachten in de rij voor de grens. Dat was geen probleem, want we hadden proviand genoeg bij ons. De mensen in de rij, vooral de kinderen, waren heel erg belangstellend en ook heel vrij om alles vast te pakken en aan te raken. Met al deze drukte om ons heen hadden we geen zin om een uitgebreid maal te koken, dus we hebben het gedaan met koffie en boterhammen. Het was inmiddels heel gezellig rond onze Jeeps, de kinderen deden spelletjes op mijn telefoon en bestudeerden de woordenboeken en de ouders bekeken de Jeeps en de atlassen die we bij ons hadden. Wij deelden koffie uit en later werden er een paar flessen bier gehaald, die rond de Jeeps met zijn allen opgedronken werden. Zo ging de avond vrij snel om, rond tien uur begon het te regenen en iedereen zocht een droge plek in zijn eigen auto. Wij gingen ook in mijn Jeep zitten en vierden op die manier zaterdagavond, met een biertje, een zak chips en een muziekje. We hadden geen zin om de tenten op te zetten en om een uur of één gingen we ieder in onze eigen Jeep proberen te slapen. Dat lukte aardig, om vier uur werd ik voor het eerst wakker omdat er een SMS-je van Gea kwam met de eindstand van Armenië – Nederland. Jacob en marjan waren erbij, maar reageerden niet op onze SMS-jes. Kennelijk kwamen ze niet door, of de antwoorden kwamen niet door bij ons. Om een uur of zeven begon er weer wat leven in de rij te komen. Overal werden er auto’s verplaatst om de volgorde te bepalen waarin ze naar binnen mochten. Op een gegeven moment kwamen er een paar mensen naar ons toe, met de mededeling dat we de Jeeps voorin de rij mochten zetten. Zonder protesten werden alle auto’s achteruit gezet en konden we er tussen. Als tweede en derde auto na negen uur gingen we naar binnen. Toch aardig van de mensen. Bij de Russische uitgrens werden de auto invoerpapieren en de immigratiekaart weer ingenomen en moest er weer een declaratie formulier ingevuld worden. Dat was nu makkelijk, want die konden we overschrijven omdat we die van de inreis ook nog hadden. De bagage van de Jeeps moest ook nog gecontroleerd worden. Herman moest heel wat uitpakken, maar ik kwam als tweede en bij mij bleef het meer bij kijken. We konden door naar de Mongolische douane. Daar kregen we een formuliertje waar we vier stempels op moesten verzamelen, autoverzekering, auto invoer, gezondheidsverklaring en douanecontrole. Het ging allemaal een beetje ongeorganiseerd, maar steeds kwam er wel iemand te hulp als je even stond te kijken waar je heen moest en zo lukte het allemaal toch vrij vlot. In het douane kantoor ontmoetten we nog de Japanse, die we al eerder ontmoet hadden, die met de motor de wereld rond reed. Zij kwam net terug uit Mongolië. Later, toen we op de laatste controle stonden te wachten, kwam ze nog een praatje maken. Zij was ook zeer enthousiast over Mongolië. Inmiddels was de douane gekomen en we wensten elkaar goede reis en ze ging weer. De controle stelde niet veel voor en nadat bij de slagboom alle stempeltjes in orde waren bevonden, konden we Mongolië inrijden. Het hele gedoe had van negen uur tot half twaalf geduurd. We reden een stuk richting de hoofdstad Ulan Bator, om drie uur zochten we een plekje aan een rivier en konden nog een paar uurtjes lekker in de zon zitten.

Herman zocht hout voor een vuurtje om in de avond de kou te kunnen trotseren. We hadden nog geen zin om de grote tent op te zetten. De volgende morgen bij het ontbijt was er een ijzig koude wind en de zon scheen nog niet erg veel, het was dus je broodje klaarmaken met koude handen en de koffie snel opdrinken omdat het anders koud was. Gelukkig ging de zon later wel schijnen en werd het toch weer lekker weer, zo’n 20 graden. Voordat we naar de hoofdstad Ulan Bator vertrokken heb ik eerst nog een blokkering op mijn deuren gemaakt. Een slot wil ik het niet noemen, maar zonder gereedschap krijg je mijn deurtjes nu niet meer open. Dat is na de ervaringen van de laatste steden toch een lekkerder gevoel al s je de Jeep parkeert en wegloopt. De route naar Ulan Bator was nog een goede asfaltweg. Het landschap was kaal, met groene heuvels met alleen gras, geen bomen. Af en toe een dorpje en overal ger’s of gerren, de ronde tenten waar de rondtrekkende mongolen in wonen. Af en toe zag je ook een ger tourist camp, een groepje gers, vaak met een restaurant en sanitair er bij. Om daar nu te overnachten hadden we nu nog geen zin in, maar dat zal er nog wel eens van komen. Overal in het landschap zie je wilde paarden lopen. Ook zie je veel paarden die bereden worden, zo hard als het maar kan over het ruwe terrein en door de rivieren, onbegrijpelijk dat die paarden dat allemaal kunnen. Het plaatselijke vervoer gaat met vrachtwagentjes die nog een slagje ouder zijn als in Rusland. Ook weer met een achtcilinder benzinemotor, dus ook weer met het mooie Jeep geluid, alleen de bijbehorende gaspomp was niet te vinden.

Toen we bij Ulan Bator kwamen werd het drukker en in de stad was het een verkeerschaos die een beetje begon te lijken op steden in het midden Oosten of zuid Italië. Er rijden hier niet veel Lada’s meer rond, alles is bijna Japans of Koreaans, inclusief de vele Toyota landcruisers met grote imperiaals en lampen rekken op het dak. In het begin dachten we elke keer dat er een buitenlandse reiziger aankwam. We zochten en vonden een PIN automaat, alleen met Visa Card, maar we konden in ieder geval onze noodvoorraad contante dollars in tact laten. Na een kort bezoekje aan een internet café, waar we even aan thuis moesten melden dat we in Mongolië aangekomen waren en dat de telefoons geen bereik hadden, bezochten we ook nog een landkaarten winkeltje. We kochten daar een paar kaarten en een atlas van Mongolië, wel vrij duur, maar onontbeerlijk als je het land door gaat reizen. ’s Avonds reden we de stad weer uit en vonden nog binnen de gemeentegrens een leuk plekje aan een rivier. Na drie maanden hebben we de grote tent weer eens opgezet. De tent was achterin de Jeep wel een paar keer nat geworden, maar hij zag er nog prima uit. We konden nu lekker binnen zitten en eten koken, lekker warm bij de benzinebrander. De volgende dag was het mooi weer en we besloten om maar op ons plekje aan de rivier te blijven staan, ik wilde nog wat aan mijn camera rommelen en de atlas die we gekocht hadden digitaliseren, ( foto’s maken met de digitale camera ) zodat ik de kaarten op mijn computer kon gebruiken. Herman had nog wat te wassen en vond een dagje luieren in de zon ook prima.

 Af en toe kwam er iemand even kijken bij onze tent en de hele dag kwamen er mensen baden in de rivier. Ik moest nog een pickup lostrekken uit de rivier, die dacht er wel even in te kunnen rijden om vaten met water te vullen. Dat ging wel, maar midden in de rivier stond hij zo vast als een huis. Met de tent opgezet op het dak ben ik er heen gereden en heb hem weer los getrokken. Later hebben we nog een wodka-tje gedronken met de mannen. ’s Avonds zaten we weer lekker bij het kooktoestel als kachel in de tent. We besloten dat we de volgende dag naar de stad moesten gaan om uit te zoeken hoe we onze reis konden vervolgen. We vonden de plek die we hadden zo goed, dat we de tent maar lieten staan toen we naar de stad gingen. Het zou makkelijker zijn om met één Jeep te gaan, maar een Jeep de hele dag onbewaakt achter laten durfden we toch niet. In de stad hebben we eerst een poosje op internet gezocht naar gegevens over China met eigen auto, maar daar was eigenlijk niets over te vinden. Toen zijn we maar naar een reisbureautje gegaan, zoals ik al dacht werd er meteen gezegd dat het geen probleem was om met de auto naar China te gaan. Ze konden een Chinees visum en een visum voor Laos, wat aan de andere kant van China ligt regelen en de autodocumenten waren ook geen probleem, ze wisten alleen nog niet wat dat ging kosten. We namen de gok maar en lieten onze paspoorten en de 230 dollar achter. De visa zullen wel goed komen dachten we en dan konden we later weer verder kijken hoe we de auto’s China in krijgen. We kregen een paar kopieën mee van onze paspoorten en de Mongolische Visa voor de controles onderweg en we gingen weer. Aan de ene kant een beetje gevoel van ‘het klopt niet, het gaat te makkelijk’ en aan de andere kant een lekker gevoel van ‘we hebben de eerste stap gezet voor het vervolg van de reis’. Het was prachtig weer, dus we namen een biertje op een terrasje. In deze stad zag je wel veel westerse toeristen met rugzakken tussen de Aziatisch ogende mensen rondstappen, hier was dat een stuk makkelijker te herkennen als in Rusland. Na het biertje liepen we nog even een groot warenhuis in, hier staan een hoop dingen ook weer in het Engels, dus dat is een stuk makkelijker winkelen. Ik kocht voor 20 euro een nieuwe slaapzak, want in de oude begonnen de gaten te vallen, en keek nog even naar digitale camera’s, want de mijne gaf toch wel veel onscherpe foto’s de laatste tijd. Er was wel heel wat te koop, maar de modellen die me wel aanstonden kostten toch nog wel 500 euro. Dat vond ik toch te veel geld, dus ik zou het nog maar even zo goed en zo kwaad als het gaat met de oude moeten doen. Rond zes uur waren we weer bij de tent, alles stond er nog zoals we het achter gelaten hadden. We kookten weer een maaltje en zaten ’s Avonds bij de kachel toen we dichtbij stemmen hoorden. Toen we de deur open ritsten stonden er vier mannen. De jongste van het stel hadden we al eerder gezien, hij was al eens een praatje komen maken en hij vroeg of we konden helpen. Ze kwamen van het Ger kamp even verderop, waar ze aan yak-polo deden ( een yak is een soort langharige koe).

 

 De accu van de auto waarmee ze naar huis moesten was leeg. Zoiets kun je natuurlijk moeilijk weigeren dus ik zocht mijn startkabels op en Herman startte zijn Jeep. Over de aarde donkere vlakte, die dan toch nog aardig hobbelig is, reed Herman met zijn ‘camper’ (tent nog uitgeklapt) naar het kamp, de auto startte weer en de mannen waren weer gered. Wij reden weer terug en vonden na een beetje zoeken de tent weer. Daarna mijn nieuwe slaapzak in. Een enorm verschil met de oude, ik had het nu zonder deken erover weer warm genoeg. Ergens in de nacht werd ik wakker van een enorm kabaal. Het was gaan stormen en mijn tentje klapperde aan alle kanten en de Jeep stond hevig te schudden. Inmiddels had ik wel vertrouwen in mijn tentje, maar ik maakte me wel zorgen over de grote tent. Ik deed de rits een kiertje open en zag dat hij stond te dansen in de elastieken, maar gelukkig was de grond stevig en hielden de haringen goed. Na een poosje werd het weer wat rustiger en kon ik weer gaan slapen. De volgende morgen was het weer prachtig weer en konden we aan onze tour door Mongolië beginnen. We reden eerst nog naar de stad om bij de enige Pinautomaat nog geld te pinnen om een paar weken eten en brandstof te kunnen betalen. Daarna nog naar een grote supermarkt die we op de heenweg gezien hadden om eten in te slaan.

In tegenstelling tot Rusland liggen de supermarkten hier weer vol met geïmporteerde spullen uit het westen en Japan en Korea. We konden dus alles kopen wat we nodig hadden, zelfs uit Holland geïmporteerde blikken Bavaria bier, die waren net zo goedkoop als de Koreaanse en Japanse bieren, dus dan is de keuze niet moeilijk. Nadat alles in Herman's Jeep gestouwd was, reden we de stad uit. Ik kon direct mijn gefotografeerde kaarten en de navigatie software, die ik afgelopen winter gekocht had, proberen. De eerste kilometers waren nog asfalt, de kaart klopte goed , dus we konden een onverhard pad gaan proberen. Al snel werd het een klein spoortje over de onmetelijke vlakte, maar de vorm en richting klopte nog steeds goed met de kaart en door de GPS wist je steeds precies waar je was en in welke richting je reed. Het werkte perfect. Zo reden we een paar uur over het Mongolische platteland.

 Op veel bergtoppen  en kruisingen kwam je hopen stenen tegen, waar allerlei spullen opgelegd of aan vast geknoopt waren. We lazen dat het heilige plaatsen waren, waar je iets kon offeren als je er langs ging. Wij offerden maar een stickertje van onze Jeep Tour. Rond een uur of vijf zochten we een plekje waar we een prachtig uitzicht hadden over een vallei.

We dachten dat we uit de wind zaten, maar dat viel later toch tegen. De grote tent had het weer zwaar. ’s Avonds genoten we midden in Mongolië van een heerlijke oer Hollandse maaltijd met aardappels, sperziebonen en een gehaktbal en natuurlijk een heerlijk Hollands biertje. Toen we de volgende morgen onze tent aan het opruimen waren kwamen er een jongen en een meisje op paarden kijken wat we aan het doen waren Tijdens het kijken rochelden en spuwden ze telkens op de grond. Het was ons al vaker opgevallen dat de Mongolen dat deden, kennelijk zit dat er al vroeg in. We wilden wat geven, maar het enige wat we hadden was een Hollands biertje. Dat namen ze grif aan en dronken het meteen leeg. Ze bleven kijken tot we alles ingepakt hadden, toen ze weggingen vroegen ze om nog een biertje. We hebben het maar gegeven, we zijn tenslotte te gast in hun land.

We reden die dag een heel mooie route door een prachtig woest landschap, met prachtig zonnig weer. In de avond onze tent opgezet in een dal, weer uitkijkend over een vallei. Na een poosje kwam er een man op een motor aan rijden. Hij had ook nog een kleine jongen bij hem. We boden hem een biertje aan, wat hij graag accepteerde. Hij maakte duidelijk dat hij van de ger verderop kwam en probeerde iets te vertellen over iets Mongools, wat hij voor ons zou gaan halen. Toen de grote bierfles leeg was nam hij hem mee en vertrok weer op de motor. Even later kwam hij terug, de fles was gevuld met een soort wei of karnemelk. We dronken er wat van en bedankte hem. We gaven nog wat fruit mee voor de kleine en toen ging hij weer. We dachten dat de kous hiermee af was, maar een poosje later kwam hij weer terug. Ze zaten nu met z’n vieren op de motor, de man en het kind en nog een oudere vrouw met een nog kleiner kind.

 Ze begonnen direct te vragen of we mee kwamen naar de ger .(of Yurt, zoals ze hem zelf noemden) Wij probeerden duidelijk te maken dat we bij onze eigen tent wilden blijven, maar ze bleven aandringen en uiteindelijk zijn we maar overstag gegaan. De oudere vrouw stapte bij mij in de Jeep en Herman kon mee achter op de motor. Eerst vroeg de man nog of we wat benzine voor hem hadden en goedgeefs als we zijn gaven we hem een oliekannetje vol benzine. We reden naar de ger, om benzine te besparen zette hij zijn motor zelfs uit bij de afdalingen.

 Toen we bij de ger kwamen moesten we binnen komen, we werden achter de tafel gezet en er werd weer dezelfde wei ingeschonken en er werden een schaal met brood en zure harde kaas en een schaal met vlees voor ons gezet. We namen wat van alles en vonden het wel goed zo, maar moeders bleef maar aandringen, dus we bleven maar door eten. Er was ook nog een soort spelletje, wat we nog steeds niet helemaal snappen, maar als je verloor, of won? Leverde dat weer een bordje wei op. Het was natuurlijk wel leuk om eens in een ger te kijken. We werden voorgesteld aan de hele familie. Opa en Oma en dan dochter en schoonzoon met drie of vier kinderen. De ger zag er goed uit met zeil op de vloer en kleden aan de wand met allemaal afbeeldingen van dieren of andere natuur zaken. Er stond in het midden een kachel annex kooktoestel (waar heb ik dat meer gezien?) en langs de wanden stonden kastjes en een spiegel met daarop familiefoto’s. Er stond een radio, een ouderwetse naaimachine en er hingen allerlei zaken voor het paardrijden aan de wand. Op het stel stond een grote schaal met een soort brokkelige pap.

De andere bezoekers die regelmatig binnen kwamen lopen werden hierop getrakteerd. Aan ons ging deze eer (gelukkig) voorbij. Na een uurtje wilden wij wel weer vertrekken, maar daar was nog geen sprake van, we gingen maar weer zitten en verder eten en drinken. Ik had inmiddels wel mijn camera gepakt en toestemming gekregen om binnen wat foto’s te maken. Op een gegeven moment werden we naar buiten geroepen, daar waren twee mannen bezig met een soort lasso een paard te vangen. Uiteindelijk lukte dat, later bleek dat het paard geslacht moest worden.

Twee van de mannen vertrokken met de UAZ ‘jeep’ en de motor naar Ulan Bator en dat was voor ons een mooie gelegenheid om weer te vertrekken naar onze ger. We namen afscheid en bedankten en reden achter de anderen aan. Bij de tent aangekomen besloten we maar niet meer te gaan koken, we zaten aardig vol. Bij ons kooktoestel / kachel hebben we nog een bak koffie genomen en naar de wereldomroep geluisterd. Toen we net op het punt stonden om naar bed te gaan kwamen er weer een paar motoren aan rijden. Eén van de mannen keek even binnen, maar werd door de vrouw die er bij was weer naar buiten getrokken. Daarna startten ze de motoren weer en reden weer weg. De volgende morgen was het bewolkt, dus het was fris,niet veel warmer als tien graden. Na het ontbijt snel de tenten opgeruimd en weer op weg. Lekker met de raampjes dicht en de kachel een beetje aan. We moesten onderhand benzine tanken, want dan konden we ongeveer bepalen hoe het verbruik op dit soort wegen zou zijn. Het pompstation wat we de vorige middag bezocht hadden had alleen maar benzine met oktaangetal 80 en dat leek ons niet zo’n goed idee om dat te tanken, dus we moesten nu ongeveer 50 kilometer rijden naar een grotere plaats in de hoop daar 92 benzine te vinden. Toen we een poosje onderweg waren stond er een vrachtwagentje langs de kant. Er zat een aanhanger achter, waar één van de wielen afgeschroefd was. Twee mannen stonden met een fietspomp de band op te pompen. Ik stopte en pakte de luchtslang achter uit de jeep en zette de compressor aan. De mannen stonden met grote ogen te kijken hoe in vijf minuten de grote band weer op 5 bar gepompt was. Inmiddels stonden er ook een paar bij Herman zijn Jeep en die wezen op de lier en ze maakten een gebaar met hun handen naar hun been boven de knie. We dachten dat ze bedoelden dat we de lier wel nodig zouden hebben, maar dat was het toch niet. Ze wilden meerijden, bij mij kon dat wel, maar bij Herman niet en de man die bij hem in wilde stappen pakte een motor, die ze ook bij zich hadden. Hij ging er als een haas vandoor en wij er achter aan. Even later begrepen we wat ze bedoeld hadden. In een rivierbedding stond er een vrachtwagen verzakt. We probeerden hem eerst los te trekken met de lier, maar dat lukte niet. Toen met twee Jeeps en toen kwam er beweging in. Even later was hij weer los en toen kwam ook de andere vrachtwagen, met het wiel inmiddels weer gemonteerd er aan en konden ze gezamenlijk weer verder. Wij gingen ook weer verder naar het dorpje. In het dorp waren wel benzinepompen, maar ze verkochten ook alleen maar 80 benzine. Na even twijfelen toch de tanken maar volgegooid. In de rest van het land zal het niet veel beter zijn en we willen tenslotte een rondrit door het land maken. Mijn tank was aardig leeg, dus ik reed direct op vrijwel pure 80 benzine, maar de motor liep er goed op zonder pingelen. Het was natuurlijk koud en op de zandwegen rij je met weinig gas, maar het was voor mij toch een meevaller. Hoe het is als het nog eens warmer wordt en met meer klimmen zouden we later wel zien. ’s Middags reden we verder naar een meertje wat we op de kaart gezien hadden. De paden waren veel slechter als we tot nu toe gewend waren, met hele stukken wasbord. Dat zijn ribbels in het zand op ongeveer 30 centimeter van elkaar, waar je hele auto voor je gevoel op uit elkaar rammelt. We kwamen nog een familie in een Japanse personen auto tegen, die wanhopig onder de motorkap stonden te rommelen. We stopten en zagen dat de startmotor niet rond ging, hij klikte allen maar. We rolden de hulpstartkabels uit, maar dat hielp ook niet. Ik heb nog even mijn overall aan gedaan en ben nog onder de auto gekropen en heb met onze hamer een paar klappen op de startmotor gegeven, maar dat hielp ook niet. Hiermee hielden onze mogelijkheden om te helpen op. Aanslepen kon ook niet, want het was een automaat, dus we hebben ze toch maar achter gelaten. Aan het eind van de middag kwamen we bij het meertje. Het dreigde te gaan regenen, dus we hebben direct alle tenten opgezet. Daarna zaten we nog even onder de luifel en toen kwam er een herder op een paard, met een kudde koeien langs.

Hij stapte ook weer even af om te groeten en na een biertje vertrok hij weer. Later toen we in de tent zaten kwam er nog een echtpaar op een motor langs. Ze kwamen binnen en de vrouw liet een kaartje zien dat ze van de natuurbescherming was en dat we iets moesten betalen. Ik had daar wel eens iets over gelezen, dus we betaalden maar en toen vertrokken ze weer. De rest van de avond bleef het rustig en na een frisse nacht vertrokken we weer voor een vrij korte etappe, het begon met bewolkt weer, maar het werd later beter. We moesten het een beetje rustig aan doen, want de voorschokbreker van Herman zijn Jeep brak bijna uit het chassis. Onderweg werd het weer beter en toen we in het zonnetje koffie stonden te drinken stonden we midden tussen een kudde kamelen. Voor het eerst in onze reis carrière hebben we kamelen met twee bulten in het wild gezien.

 ’s Middags kwamen we in het stadje Tsjetserleg. Het was een soort toeristisch stadje, je hoorde zelfs Nederlandse stemmen op straat We konden daar op het postkantoor even internetten, om zo toch nog een zondags berichtje naar huis te kunnen sturen, want de telefoons deden het niet in Mongolië. Aan het eind van de middag reden we de stad uit en vonden een mooi plekje langs de weg en de rivier. De mensen die langskwamen toeterden of riepen wel, maar we hebben geen bezoek gehad. We stonden midden in het weiland tussen de geiten en de Yaks. Het plekje beviel goed, dus we zijn nog een dag blijven staan. Herman zijn schokbreker steun gelast, olie ververst en nog wat andere klusjes aan de Jeeps gedaan. Ook is eindelijk mijn haar geknipt. Eerst geprobeerd met de tondeuse, maar daarvoor was het veel te lang, toen heeft Herman de schaar maar ter hand genomen en er een flink stuk afgeknipt. Naar mijn idee zit het weer prima. Ik heb nog wel geprobeerd Herman zijn haar ook wat in te korten, maar ik ben al snel weer gestopt. Een coupe knippen gaat nog niet lukken, als het alleen maar kort moest, zoals bij mij, is het niet zo moeilijk, maar echt model er in knippen laat ik aan de professionals over.

We zaten op 1700 meter hoogte, dus het werd ’s nachts flink koud, gelukkig deed mijn nieuwe slaapzak het prima. Het vroor nog net niet ’s nachts, maar het scheelde niet veel. Als overdag de zon scheen was het weer lekker weer. Het werd niet warmer dan 16 graden, maar in de zon voelde het als 25. Van Tsjetserleg gingen we richting Tsagaan Nuur, een vulkaanmeer in een natuurpark. Voordat we de stad uit gingen keken we nog even op internet, er waren weer goede berichten van thuis en toen vertrokken we. We konden de grote weg volgen, maar hier in Mongolië is dat geen garantie dat het ook een goede weg is. Soms was het redelijke gravelweg, maar soms heel erg slecht met grof wasbord of helemaal geen weg en moest je kiezen uit de sporen die de plaatselijke bewoners gemaakt hadden. Het voordeel als je over de grote weg rijdt is dat je soms andere reizigers tegen komt. Op een stuk waar je goed door kon rijden zagen we opeens een paar westers ogende fietsers. We stopten, het duurde even voordat we stil stonden, en reden achteruit terug. Het bleek een Duits koppel te zijn, met twee fietsen waarvan er één voorzien was van een aanhanger, met daarin het drie jarige zoontje. We boden ze een koud biertje aan, wat de man graag accepteerde, voor de moeder en zoon had Herman nog wat fruit en zo konden we gezellig een half uurtje langs de weg kletsen.

Ze waren al anderhalf jaar onderweg. Ze waren in Portugal begonnen en door Zuid Europa , Turkije, Iran , Kazakstan en Rusland in Mongolië terecht gekomen. Ze hadden al een visum voor China en wilden ook door naar Australië. Een hele prestatie, met ongeveer 35 kilometer per dag de wereld rond fietsen. Na deze onderbreking reden we verder en toen kwamen we een paar wandelaars tegen. De nationaliteit weet ik niet meer, maar ze hadden eerst zes maanden door Afrika gewandeld en nu waren ze zes maanden deze hoek van de wereld aan het verkennen. Ze waren net bij een afslag, en zij gingen de andere kant op als wij, dus we konden ze geen lift aanbieden. Het was inmiddels tegen de avond, het meer gingen we nog niet halen, dus we zochten maar een plekje bij de rivier die op een paar kilometer met de weg op liep. Het is in Mongolië geen probleem om dwars over te steken, want nergens staan hekken en het landschap is glooiend zodat je overal kunt rijden. Toen we de tenten hadden staan scheen de zon nog volop en het was zowaar eens windstil, dus we konden nog lekker in de zon zitten en badderen in de rivier. Toen de zon onderging werd het snel kouder, maar in de tent was het goed toeven.

Toen we naar bed gingen schrokken we wel even van de buitentemperatuur. Het was al gezakt tot 1 graad, dus het zou wel de eerste nacht met vorst worden. De volgende morgen toen we uit bed kwamen vroor het inderdaad nog een graadje, maar het warmde door de zon snel op. Toen we vertrokken was het inmiddels al weer 15 graden. We hoefden nog maar een klein stukje naar het meer, dus alles kon op het gemak. We reden rustig over de slechte weg en dronken een bakje koffie onderweg. Toen we bij het plaatsje aan het begin van het natuurpark kwamen moesten we tanken. Er waren een paar benzinestations, maar het was bij de meeste erg rustig. We stonden een beetje te kijken en toen werden we opeens in het Nederland begroet. Een Belgische jongen kwam op ons af stappen. Hij was op zoek naar een lift voor hem en zijn vriendin en hun para gliding uitrusting. Ze trokken de hele wereld rond om te para gliden. (Met een parachute van de bergen af zweven). Ze vonden onze trip ook erg interessant. We wisselden gegevens uit en er werd vol bewondering naar mijn navigatie uitrusting gekeken. Inmiddels kwamen er een paar Jeeps (Uaz, geen echte natuurlijk) en een vrachtwagen aan, en gingen ze vragen om een lift en wij gingen naar de enige pomp die nog werkte. Er moest wel met de hand geslingerd worden om de 76 oktaan benzine in de tanken te krijgen, want stroom was er niet.

Toen we daar mee bezig waren kwamen de Belgen vertellen dat ze tweehonderd kilometer mee konden met de vrachtauto. Ze vroegen ons of we even de uitrusting op wilden halen uit het kamp waar ze zaten. We reden even met ze mee en praatten nog verder over de reizen en de auto’s. We pikten de vier grote tassen op in het ger kamp en brachten ze weer terug naar de vrachtauto. Zij vertrokken naar het westen en wij vertrokken, nadat we eindelijk onze vuilnis van de laatste dagen in een vuilnisvat konden dumpen en de blikken afgewerkte olie bij de pomphouder achter konden laten, richting het meer. Het meer lag in een natuurreservaat en bij de ingang er entree betaald worden. Toen we betaald hadden werd er gevraagd of er een vrouwtje een stukje mee kon rijden. Dat kon natuurlijk en na een ritje van een paar kilometer door prachtige woeste natuur kwamen we bij een groep gers. Het vrouwtje stapte uit en onmiddellijk kwamen er allerlei mensen informeren naar de auto’s en of we in het ger kamp wilden slapen. We hoefden dat niet zo nodig, we hebben tenslotte onze eigen ger, maar de thee die ons aan geboden werd konden we natuurlijk niet afslaan.

We werden uitgenodigd om in de ger te komen zitten en kregen een schaaltje zoute gekookte melk, dat was volgens ons tenminste, wat door hen thee genoemd werd. Het smaakte eigenlijk nog niet eens erg slecht, beter dan de zure wei die we eerder wel eens gekregen hadden. Na de ‘thee’ gingen we weer verder richting het meer. Toen we bij het meer aankwamen viel het meteen al op hoe hard het waaide. Er waren wel ger kampen, maar we kampeerden liever zelf. We stonden zo een beetje te twijfelen en toen kwamen er een stel taxichauffeurs aan lopen, die met 4x4 busjes toeristen naar het meer brengen. De Jeeps werden van onder tot boven uitgebreid bestudeerd. We konden niet zeggen of ze het goed vonden wat ze zagen, of dat ze dachten, "dat dat heel blijft een Uaz is veel beter", maar ze vonden het in ieder geval heel interessant. We zochten een plekje , zo veel mogelijk uit de wind en zetten de tenten op. Het was nog even lekker zonnig, maar toen kwamen er donkere wolken aan. Het meer ging er heel dreigend uit zien en het begon nog harder te waaien. We hadden de plek goed gekozen, want bij de tent viel de wind mee en we konden weer lekker in de tent van de maaltijd en de avond er na genieten.

De volgende dag was  een bewolkte regenachtige dag. We hadden in de atlas een weg gezien die tussen hoge bergen door liep, die wilden we gaan rijden. Het eerste stuk was nog de grote gravelweg, maar bij een plaatsje 50 kilometer verder moesten we linksaf de kleine weggetjes op. De route liep langs een rivier, en was dus in het begin gemakkelijk te volgen. Soms moest je een dwars riviertje door, maar die waren niet diep, dus dat was geen probleem. We reden door een brede vallei tussen de bergen door, op de hogere toppen leek er sneeuw te liggen.

Af en toe kwam je langs een groepje gers, met een kudde vee er omheen. Onbegrijpelijk dat ze daar zo afgelegen wonen. We kwamen ook nog een paar families tegen die aan het verhuizen waren. Dichter bij de hoofdstad ging dat met de vrachtwagen, of met busjes, maar hier met een complete karavaan karren door yaks voortgetrokken.

 We zagen nog zo’n kar die defect achtergelaten was, het is helemaal van hout en ijzerdraad, zelfs de wielen eigengemaakt van hout. Om een uur of half vijf kwamen we langs een verlaten boerderij, we hebben nog even gedacht om daar te gaan bivakkeren, maar we vonden het nog te vroeg. Het was slecht weer en dan zit je in de auto het lekkerste. Langzamerhand kwamen we steeds hoger en de temperatuur begon te zakken richting het vriespunt en de neerslag die viel was inmiddels sneeuw geworden. We moesten een pas over, maar een kilometer of tien er voor hield het pad op.

Er stonden hier en daar nog wel wat spoortjes, maar daar zat niet veel lijn in. We probeerden met de GPS en de kaart de goede richting op te rijden, maar het werd steeds steiler en dus te gevaarlijk om verder te rijden. We reden weer terug naar het punt dat we nog wisten dat we goed zaten en probeerden opnieuw het pad te vinden. Het leek weer een stukje in de goede richting te gaan, maar al snel draaide het weer te veel naar links en we strandden in een rivierbedding. Het leek een plek redelijk uit de wind, dus we hebben de tenten daar maar opgezet. Het was wel op 2500 meter hoogte, dus om zes uur ’s avonds begon de temperatuur al onder nul te zakken. In de tent met de kachel aan was het goed uit te houden, maar buiten zakte de temperatuur steeds verder. Herman begon bezorgd te worden over het koelwater in zijn Jeep. Hij reed al een poosje met een lekkende radiateur rond en had regelmatig bijgevuld met water, de antivries zou er dus wel zo’n beetje uit zijn. Hij heeft dus voor de zekerheid zijn koelsysteem maar afgetapt. Op het einde van de avond werd het in de tent toch ook wat frisser en nadat de wereldomroep om elf uur afgelopen was gingen we dus maar naar bed. Met alle dekens en slaapzakken die voorhanden waren is het toch gelukt om warm te blijven, ondanks dat de temperatuur tegen de ochtend onder de min tien gezakt was.

Toen we uit bed kwamen was met tien graden vorst en een harde wind, het scheren en tanden poetsen bij de deur van de Jeep niet te doen, dus dat hebben we maar een keertje over geslagen. Alles wat we aan water bij ons hadden was stijf bevroren. Ook het aftappen van het koelsysteem van Hermans Jeep was niet overbodig geweest, want op de emmer koelwater zat ook een laag ijs. We hebben maar snel de kachel in de tent weer aangezet en hebben eerst uitgebreid zitten ontbijten. Het was nu wel mooi weer, dus de zon deed zijn best de wereld weer een beetje op te warmen. In de zon en uit de wind was het al snel weer lekker, maar bij het afbreken van de tenten kreeg je toch nog wel zulke koude handen dat je er bijna misselijk van werd. Uiteindelijk was alles weer ingepakt, het koelsysteem van de Jeeps weer gevuld en de Jeeps gestart. Dat starten viel ook nog niet echt mee, op 2500 meter bij vrieskou hebben de Jeeps wel een poosje nodig voordat ze weer netjes lopen.

We konden weer verder op zoek naar de bergpas. We reden nu nog wat verder terug om een zijweg te zoeken. We vonden de weg niet, maar we zagen wel een vallei waar een riviertje doorheen liep, die in de richting van de pas ging. We volgden het riviertje een poosje en kwamen zowaar weer een spoortje tegen dat de goede kant op ging. Van een weg was inmiddels geen sprake meer. Het ging over grote stenen, steile hellingen en rivierbeddingen, maar het kon allemaal net. We raakten het spoor weer kwijt, maar op de kaart konden we zien dat we een stuk opgeschoten waren, dus we gingen maar weer verder in dezelfde richting. Van boven af werden we bekeken door een enorme adelaar, zo'n echte met een witte kop zoals je vaak bij de Amerikaanse vlag ziet. De spanwijdte van het beest was minstens anderhalve meter, de breedte van onze Jeeps. Toen we in de buurt kwamen waar de bergpas moest zijn zagen we sporen die van de andere kant kwamen, dat gaf ons weer moed toch de weg te vinden, dus we probeerden ze te volgen. Het ging steeds hoger, maar het was goed te doen, de sporen liepen naar een top van ruim 3000 meter hoog, die nog met sneeuw bedekt was. Met voorzichtig rijden kwamen we boven.

Ik gleed nog een keer zijwaarts weg, maar kon met behulp van het sleeplint weer omhoog komen. Boven op de top konden we het punt zien, waar de weg de berg over ging. Er was weer een berg stenen gemaakt waar spullen geofferd worden. Van het punt waar we nu stonden konden we niet rechtstreeks naar de weg rijden, we moesten dus weer een stuk terug en een andere route zoeken. We reden terug en ik meende in de verte een spoortje te zien. We dachten er rechtstreeks heen te rijden, maar door de smeltende sneeuw had zich een soort moeras gevormd. Afdalend was het nog wel te doen, maar stijgend was er niet door te komen. We moesten dus nog een wijdere boog maken. Uiteindelijk kwamen we bij het spoortje en het liep inderdaad in de goede richting de berg op. Het ging alleen weer door zo’n moeras. De andere auto was van boven gekomen, dat was wel te doen, maar wij moesten naar boven en dat ging niet lukken. We zochten weer een omleiding, het werd een vrij steile helling, die wel droog en mooi egaal was. Een bijkomend probleem was dat de Jeep van Herman niet goed liep, telkens als hij een beetje vermogen vroeg begon hij te stotteren. We deden een lint tussen de jeeps en zo ging het naar boven. Met volgas in de lage gearing kon ik het hele spul net naar boven krijgen. Ik was blij dat de TH400 automaat onder mijn Jeep een beetje over bemeten is, want het was wel heel erg zwaar trekken. Toen we boven stonden probeerde Herman zijn Jeep weer te starten, en toen deed hij het weer goed. Waarschijnlijk stond hij te steil, zodat de aanzuigbuis van de bijna lege tank niet meer in de benzine zat. Uit mijn reserve tank vulden we de tanken weer en daarna waren er geen problemen meer. We konden van deze plek vrij makkelijk naar de bergpas rijden. Wij offerden ook nog een blikje bier en een holland shirt en we liepen drie keer in de richting van de klok om de hoop heen. We hadden gehoord dat je dan een wens mocht doen. We deden ieder een wens, we zullen later nog wel eens melden of de wensen uitgekomen zijn.

Vanaf nu was het pad weer goed te volgen, de eerste kilometers nog door de sneeuw, later weer door de vallei. Hier lagen alleen heel veel enorm grote stenen, waar je omheen moest slalommen of er heel voorzichtig over heen moest rijden. Het schoot dus niet erg op. We daalden op deze manier maar heel erg weinig af, later werd de weg wel beter, maar toen het tijd werd om de tenten op te gaan zetten zaten we toch nog op 2200 meter.

 

We zochten weer een plekje uit de wind en dachten toch dat het warmer was als de avond er voor. Toen we net stonden kwam er een 4x4 busje aan rijden. Er kwamen twee mannen en vier vrouwen uit. De mannen spraken alleen Mongools, maar één van de vrouwen begon in het Engels dat we 3000 T (€2,50) per persoon moesten betalen omdat we in een natuurpark zaten. Dat was inmiddels bekend, dus dat deden we maar. De mannen waren onder tussen uitgebreid onze Jeeps aan het bestuderen en we merkten toen dat de andere dames Duitse toeristen waren die door het de twee mannen en de Mongoolse vrouw werden rondgereden door de omgeving. We raakten in gesprek en ze wilden alles weten over de reis tot nu toe en de verdere plannen. Na een half uurtje gingen ze weer, ze hadden kaartjes van ons meegenomen en ze lieten nog een paar flessen bier achter. Het was inmiddels wel laat geworden, dus het werd weer in het donker koken. Ik voelde me niet echt lekker, dus ging na het eten snel naar bed. De volgende morgen was ik weer fit en toen ik uit bed kwam en op de thermometer keek stond die toch weer op min acht graden. Weer was alles bevroren en Herman vreesde het ergste voor zijn motor die hij nu niet afgetapt had. In de radiateur zat wel ijs en de waterpomp zat vast, maar na een pan kokend water er overheen kwam hij weer los. Herman startte de motor en het begon gelukkig nergens te lekken. Toen de temperatuur meter uit de hoek kwam zette hij de motor weer uit, met de hoop dat alles nu wel zou ontdooien. We ruimden weer met ijskoude handen de tenten op en we vertrokken. Na een poosje meldde Herman dat de temperatuur meter wel erg op ging lopen, hij stopte en de motor kookte direct. De radiateur zat nog dicht gevroren en er kon dus geen water doorheen stromen. We parkeerden de jeeps met de neus in de zon en wachtten een tijdje. We gooiden het koelsysteem van Hermans Jeep weer vol en startte hem weer. Je kon nu voelen dat een paar kanaaltjes van de radiateur van boven naar onder warm werden, het water stroomde dus weer. We gingen weer rijden en nu bleef de temperatuur goed. Gelukkig geen verdere lekkage als de lekkende aansluiting die de oorzaak was van al deze ellende. Het was weer mooi weer en de weg was nu naar Mongoolse begrippen redelijk. Na een kilometer of veertig kwamen we bij een dorpje met een pompstation. Het was weer een hand slinger pomp, dus we wilden het de pomphouder niet aandoen om de reservetanks ook vol te slingeren. We hebben de reserve tanken overigens niet voor niets bij ons, voor de 300 kilometer sinds het vorige pompstation hadden we samen 250 liter benzine gebruikt. De gebruikelijke 1 op 5 halen we op de Mongolische wegen dus niet. We tankten dus alleen de gewone tanken vol.

De man had nog geen woord gezegd tijdens het tanken en het afrekenen, maar toen dat gebeurd was dook hij in en onder de Jeeps om alles te bekijken, druk redenerend met de andere omstanders. Alles passeerde de revue, verrekijker, camera, computer, boekje over Mongolië. Hij moest alles even vasthouden en proberen. Na een fotootje maken vonden we het wel genoeg en reden we verder. We hadden nu wel genoeg bergen gezien dachten we en we besloten om richting Gobi woestijn te gaan. Het eerste doel was echter een slaapplaats die wat lager lag dan de afgelopen nachten. We reden tot een uur of half zes en kwamen toen bij een groep merkwaardige rotsen in het kale landschap. Het leek ons wel een aardig plekje en we zetten de tenten op. Het was nog wel op 2100 meter, maar de temperatuur viel nog niet tegen, het was zelfs nog lekker in de zon een biertje drinken.

Herman tapte nu voor de zekerheid zijn koelsysteem weer af, maar het werd die avond niet zo koud als de voorgaande avonden. Op zondag reden we verder richting de Gobi woestijn. Op de route lag nog de stad Bayanhongor, daar hoopten we te kunnen internetten, dus daar reden we eerst op aan. We reden op een hoofdweg op de kaart, maar het was toch niet meer als een karrespoor. Als de weg slechter werd, of er zat een moeilijke passage in werden het opeens wel vijf karrensporen naast elkaar. Je moest dan gokken welke de beste was. Op dit soort wegen kun je geen hoog gemiddelde halen, dus aan het einde van de middag waren we ongeveer halverwege de afstand naar Bayanhongor. We zagen een plekje aan een rivier op 1500 meter hoogte. Het was mooi weer en het leek ons na de koude dagen die we achter de rug hadden wel lekker om nog even lekker in de zon te zitten. We reden een stukje de rivierbedding uit en vonden een goede plek om de tent op te zetten. De temperatuur was heel aangenaam en totdat de zon onder ging genoten we van een rustige zondagavond. We besloten om op deze plek maar een dag te blijven staan. De radiateur van Hermans Jeep moest gerepareerd worden en ook aan mijn Jeep was weer wat te doen. Door het vele wringen op de hobbelige paden begonnen weer scheuren in het chassis te ontstaan die gelast moesten worden. De volgende morgen na het ontbijt gingen we vol goede moed aan de slag. Ik maakte ruimte om bij de plekken te kunnen komen die gelast moesten worden en Herman sleutelde de radiateur er uit. We keken de Jeeps helemaal na en smeerden ze door. Na de koffiepauze begonnen we aan het las en soldeerwerk. Het lukte allemaal goed, maar zoals altijd kost het weer veel meer tijd als je denkt. Toen we klaar waren en alles weer in elkaar gezet was, ging de zon al bijna onder. De uitgebreide wasbeurt in de rivier werd dus een hele frisse aangelegenheid. Het wassen moest wel weer eens gebeuren, want tijdens de koude dagen was er niet van gekomen en de volgende dag zouden we naar de stad gaan en dan moet je er toch een beetje toonbaar uit zien. De route naar de stad ging op dezelfde manier verder, er werd wel aan een nieuwe weg gewerkt, maar ondanks de afzettingen werd die toch al volop gebruikt door de Mongolen. Op deze manier was de weg al weer kapot gereden voordat hij klaar was. In de loop van de middag kwamen we in Bayanhongor aan. We hadden besloten deze keer eens een nachtje in een hotel te slapen. In Mongolië hadden we dat nog niet gedaan en we wilden het toch eens meemaken. We zagen een hotelletje en parkeerden de Jeeps voor de deur. Op dat moment stopte er een politiewagen naast ons. De agent stapte uit en vroeg om onze documenten. Onze paspoorten lagen natuurlijk nog in Ulan Bator, maar hij nam genoegen met de kopieën die het reisbureau gemaakt had. We gingen het hotel in en werden verwelkomd door een stel Mongoolse dames. Ze zaten te eten, maar toen we om een kamer vroegen kwam er een naar ons toe en liep met ons mee naar de kamers. Ze liet een kamer met vier bedden zien, met toilet en wastafel. We wilden eigenlijk wel een douche, maar toen we de prijs voor de kamer hoorden, 9000 T (€6,50) gingen we toch akkoord. We liepen mee naar beneden en betaalden. Inmiddels begonnen de andere dames zich er ook mee te bemoeien. Met veel gegiechel, omdat geen van de dames ook maar een woord Engels sprak, lieten ze een menukaart zien. Wij konden er niets van maken, maar toen bedacht ik dat er in het Lonely planet boekje ook een stukje over de menukaart stond. Ik haalde het boek uit de auto en veel van de dingen op de kaart stonden inderdaad in het boek. We kozen een gebakken ei en een gerecht met worst en wezen op ons horloge dat we het om acht uur ’s avonds op kwamen eten. We brachten onze spullen op de kamer en liepen het stadje in. Een stadje in Mongolië bestaat uit een centrum van een paar straten, met de winkels en de openbare gebouwen en daarbuiten de woonwijken. Vaak veel gers en enkele huizen en een paar flatgebouwen. Ons hotel stond in het centrum en aan dezelfde straat lag het postkantoor. Ook hier konden we weer internetten, zodat we de berichten van thuis konden lezen. Na het bezoek aan het postkantoor liepen we het stadje nog even rond om te kijken wat er aan winkels te vinden was. Er waren een paar supermarktjes, die we de volgende dag met een bezoek zouden gaan vereren.

Om acht uur waren we weer terug bij het hotel om te gaan eten. We kregen een complete maaltijd opgediend, met rijst groenten en worsten. Ook het bestelde gebakken ei werd niet vergeten. Ook een kop koffie hoorde erbij. Toen we alles op hadden bestelden we nog een biertje. Er waren inmiddels meer mensen binnen gekomen in het restaurant en sommige daar van spraken Engels of Duits. De meisjes van de bediening hadden ook weer gevraagd of ik het Lonely planet boekje met de woordenlijst wilde halen en die ging van hand tot hand. Zo langzamerhand werden alle namen uitgewisseld. De route die we gereden hadden en die we nog gingen rijden werd besproken en ook onze leeftijden moesten weer genoemd worden, kennelijk is dat erg belangrijk, want dat willen ze altijd weten. Rond een uur of tien zei één van de mannen, die zich voorgesteld had als een hoge politie functionaris, dat we de auto’s bij elkaar moesten zetten, zodat de portier van het hotel ze in de gaten kon houden. Dat vonden wij natuurlijk ook prima, maar toen we naar buiten gingen om de auto’s te parkeren ging het restaurant dicht en was de gezellige avond opeens ten einde. We gingen maar naar de kamer en zaten daar nog een poosje. Er was geen verwarming aan, dus al snel kropen we in bed en vielen in slaap. De volgende morgen toen we naar buiten keken was het bewolkt en het regende. Er zat soms zelfs sneeuw tussen door. We nuttigden ons ontbijt op de kamer en daarna gingen we het stadje in om te winkelen. We bezochten alle supermarktjes die er waren en uiteindelijk konden we zo’n beetje alles kopen wat we nodig hadden. Tot slot nog even langs de benzinepomp, die hier weer eens elektrisch aangedreven was, om al onze tanken weer te vullen. De pomphouder keek heel blij, want ik denk dat er dagen zijn dat hij minder benzine verkoopt als de ruim 200 liter die wij nu in één keer kochten. Uiteindelijk konden we weer vertrekken in zuidelijke richting. Het was nog steeds donker weer en af en toe viel er een spatje regen, hierdoor viel het eens een keertje mee met het stof. We reden in de richting van Bogd, de volgende plaats met een benzinepomp.

De wegen klopten niet helemaal met wat er op de kaart stond, maar met behulp van de GPS en de computer kwamen we er toch. Er liep een riviertje naar de stad toe, waar zelfs nog een beetje water in zat en daar zochten we maar een plekje om te kamperen bij. Het was lekker laag, zo’n 1300 meter, dus de temperatuur was aangenaam ondanks dat de zon er nog niet echt door wilde komen. Toen we aankwamen maakte Herman zijn Jeep veel herrie, het bleek dat de uitlaat afgebroken was. Toen ik het laswerk van een paar dagen geleden inspecteerde bleek dat er weer scheuren in de chassis balken zaten. We besloten meteen maar weer een dag te blijven om alles te repareren. Het werd een lange dag werken, pas ’s avonds om half negen was alles weer klaar voor de volgende etappe richting Gobi woestijn. Vol goede moed vertrokken we met de gerepareerde Jeeps. We tankten nog even bij de plaatselijke hand slinger benzinepomp en reden het dorp uit. We moesten eigenlijk de rivier weer over, maar we zagen niet direct een doorgang, dus we dachten dat het pad later wel naar links zou draaien om de rivier over te steken. Dat gebeurde niet en na een kilometer of tien kwamen we in de buurt van een meer, waar we eigenlijk langs hadden moeten rijden. We probeerden langs de oever te rijden, maar al snel waren er geen sporen meer te zien en moesten we zelf een route zoeken. Rond het meer was het terrein erg hobbelig, met gaten van een halve meter diep, gevolgd door bulten van een halve meter hoog. Ook waren er stukken met kleine zandduinen met pollen gras er in die zo hard waren als een steen. Er was eigenlijk nauwelijks te rijden en de Jeeps kreunden aan alle kanten. De hoop dat de reparaties wat langer zouden houden als de vorige keer was al snel vervlogen. Op een gegeven moment liep bij Herman, op één van de slechtste stukken de linker voorband van de velg. Met veel moeite krikten we de vooras een stukje op en we duwden de band weer op de velg. Toen we hem weer opgepompt hadden hoorden we het ergens sissen. In de zijwand zat een lek dat we met een paar reparatie touwtjes weer dicht kregen. Na nog een paar kilometer hobbels kwamen we weer bij het pad. We konden eindelijk weer een stukje fatsoenlijk rijden. We reden ook nog door een stukje met zandduinen en daar stopten we voor een bakje koffie en een snelle controle van de Jeeps. De voorband van Herman lekte nog steeds en hij stopte er nog een touwtje bij. Hij vertelde ook dat de rubber eindstoppen die hij in zijn achterveren gemaakt had het begeven hadden. De schroefveren die achter tussen de bladveren zitten klapten nu regelmatig op elkaar. Ik keek naar de zwakke plekken in het chassis en zag dat de ene kant ook weer gescheurd was. Het was gelukkig allemaal nog niet zo ernstig dat we niet meer verder konden rijden en we vervolgden onze route. Het pad liep een droge rivier in en bleef die een hele tijd volgen. Het landschap was schitterend, alsof je door een rivier in de bergen aan het kanoën was.

De kilometers schoten nu wat meer op en aan het einde van de middag kwamen we bij het volgende dorp waar een pompstation moest zijn. Er zou ook een rivier moeten lopen, maar toen we die probeerden te bereiken kwamen we weer in zo’n bobbel veld terecht. Daar hadden we geen zin meer in en we hebben de tenten maar ter plekke opgezet. We zaten weer laag en de zon scheen nog, dus we konden voor het eten nog even lekker buiten zitten, want we hadden nog geen zin om direct weer aan de Jeeps te gaan sleutelen. De volgende morgen besloten we eerst nog maar een stukje te gaan rijden voordat we aan de reparaties zouden beginnen. We hoopten op een plekje aan het water, hoewel dat in de Gobi woestijn natuurlijk wel moeilijk zou worden.

We tankten eerst de Jeeps weer vol en probeerden nog wat brood te kopen in het dorpje Bogd. Dat lukte niet echt, in plaats van brood werden het droge koeken, maar je kunt je er mee redden. Na Bogd reden we de woestijn in. Het pad waar we op reden stond niet op de kaart, maar er lag één berg in de verte, waar we vlak langs moesten, dus dat was een makkelijk baken. Je moest alleen wel erg opletten voor dwarse geulen in het terrein. Als je daar te hard overheen rijdt vlieg je meters door de lucht. De gevolgen voor de auto’s laten zich raden. Toen we bij de berg aangekomen waren was het twee uur. Het leek ons een mooie tijd om te stoppen om te gaan sleutelen.

We trokken de overalls aan en gingen aan de slag. Ik ging aan de gang om een lekkende remleiding te repareren en de hoeken van het chassis weer bereikbaar te maken om te lassen en Herman ging nieuwe eindstoppen voor zijn schroefveren maken. We hadden daar eigenlijk geen spullen voor, We keken al dagen uit naar een oude autoband langs de route, maar op één of andere manier lagen die re de laatste dagen niet meer. Ik had het idee geopperd om een rubber slang om de veer heen te schuiven. Herman zag er niet zoveel heil in, maar het was op dit moment het enige wat hij kon proberen. Zoals altijd als je bezig bent ging de tijd weer snel. Nadat Herman klaar was met zijn auto, begonnen we aan de lasklusjes aan mijn auto. Toen we daarmee klaar waren begon het al te schemeren. Ik wilde mijn auto nog afmaken, zodat we de volgende dag weer op tijd konden vertrekken. Ik moest de stabilisator stang er nog onder zetten en alle chassispunten weer vastzetten. Bij het laatste chassispunt ging het fout. De bout begon steeds zwaarder te draaien en liep vast. Ik kon hem er nog uit krijgen en wilde met een tap de schroefdraad herstellen. De tap liep ook vast en toen ik hem er uit wilde draaien brak de tap af in het gat. Op dat moment was de zin over om nog verder te sleutelen. In het donker ruimde ik de spullen op en daarna hielp ik Herman, die inmiddels was begonnen de tent op te zetten. Herman maakte nog een macaroni maaltje klaar en daarna gingen we op tijd naar bed. Het was een slechte nacht, want ik werd een paar uur wakker gehouden door de lasogen, die op opgelopen had bij het lassen van het chassis. De volgende morgen zette ik me eroverheen en ging weer aan de slag. Ik ging verder met het monteren van de stabilisator stang en de rest wat allemaal los geschroefd was en Herman hield zich bezig met de afgebroken tap. Een gat ernaast boren lukte niet, dus de tap moest er toch uit en met veel geweld lukte dat uiteindelijk. De schroefdraad was wel beschadigd, maar met nog een tap (we hadden gelukkig twee M10 tappen bij ons) kon dat weer opgeknapt worden. Nu kon ook het laatste chassispunt weer vastgezet worden. Alles was nu weer klaar en na een ontbijtje en het inpakken van de tenten konden we weer vertrekken. Het werd toch nog een mooie dag rijden. Het woestijnlandschap was indrukwekkend, de kale vlaktes werden afgewisseld door passages tussen rotsen door en over heuvels. De route was af en toe wel moeilijk te volgen, maar het was goed te doen om weer over te steken naar het pad zoals het op de kaart stond, als we teveel afdwaalden. Om vijf uur stopten we om nog even van een lekkere zondagmiddag te genieten.

Eindelijk weer eens een dag lekker gereden zonder dat er direct weer gerepareerd moest worden aan de Jeeps. Ook de volgende dag reden we relaxte rit door de Gobi woestijn, heel afwisselend landschap, van kale vlaktes met stenen tot grillige bergen van grote blokken steen. Omdat er op sommige stukken buiten de paden bijna niet te rijden is, zijn de grotere paden helemaal kapot gereden. Hele stukken over de hele breedte wasbord, waar je echt niet harder dan 30 overheen kunt. Aan het eind van de dag kwamen we bij een stukje zandduinen. Het was mooi weer en het leek ons wel eens leuk om in de zandduinen te kamperen. Toen we de tenten opzetten was er nog niets aan de hand, maar ’s avonds net na het eten begon het ontzettend te waaien. We hebben eerst een uur samen de tent vast staan houden. Herman had gelukkig de wanden van de tent in het zand gegraven. Ik vond dat ‘s middags wat overdreven maar het was dus toch wel nuttig. Toen het ietsje minder werd met de wind hebben we een Jeep op de rand van de tent gezet.

Op die manier dachten we dat het risico dat de tent zou wegwaaien het kleinste was. Het bleef nog wel hard stormen en het begon zelfs ook nog te regenen, maar we konden nu in ieder geval binnen zitten zonder de tent de hele tijd vast te moeten houden. Tijdens de nacht was de tent goed blijven staan. De volgende morgen was het weer goed weer en de wind was gaan liggen. De eerste vijftig kilometer waren weer slechte wegen, met veel wasbord. Ontzettend slecht voor de auto’s dus. Toen we stopten voor een kopje koffie zag ik dat er bij mijn Jeep een schokbreker bevestiging was afgebroken. We hadden inmiddels zoveel ervaring met het lassen op de accu dat we ter plekke de plaat maar onder de as uit geschroefd hebben en direct het schokbrekerpunt er weer aan gelast hebben. De koffiestop duurde zo wel een half uurtje langer, maar dan heb je ’s avonds of ‘s morgens tenminste geen extra klusjes te doen. Bovendien rijdt het nog lekkerder ook met een schokbreker. We vervolgden onze weg weer en al snel werden de paden beter. Op de vlakke pistes die volgden kon je makkelijk 70 of 80 kilometer per uur rijden, een verademing na die slechte paden. Op het einde van de middag werd het landschap weer heuvelachtiger. Er begonnen weer moeilijke passages in de paden te komen en we besloten dat het wel weer genoeg was geweest voor de dag. De volgende dagen moesten we flinke etappes maken, we moesten voor het weekend in Ulan Bator zijn om onze paspoorten weer op te halen. We hadden nog 150 kilometer woestijnpiste te gaan en dan nog 430 kilometer asfaltweg. We hadden geen reparatieklusjes die morgen, dus we konden redelijk op tijd vertrekken. Dat is meestal toch nog wel zo’n uur of half twaalf, want voor negen uur hoef je je bed niet uit te komen, want dan is het nog donker en veel te koud. De pistes waren redelijk goed, dus we konden lekker doorrijden. Om half vier waren we in het stadje Arvanheer, waar we konden internetten. We gingen naar het postkantoor en mailden naar het reisbureau waar onze paspoorten lagen of ze onze visa met 20 dagen wilden verlengen. We hadden alle scenario’s eens nagegaan en we dachten dat we toch wel tijd te kort hadden en als we zelf pas op vrijdag in Ulan Bator zouden zijn was het waarschijnlijk te laat om de visa te verlengen. We lazen ook nog de berichtjes van thuis, maar op het moment dat we ze wilden beantwoorden viel de stroom uit in het postkantoor. Gelukkig was het belangrijkste, de mail naar het reisbureau gebeurt. Vanaf Arvanheer begon de asfaltweg naar Ulan Bator. De eerste kilometers waren prima. Voor het eerst in drie weken weer asfalt, dat is een verademing.

Mijn Jeep reed nog prima op het asfalt, zonder bijgeluiden, maar Herman stopte na een paar kilometer omdat hij iets hoorde tikken. Het bleek dat er weer een schokbreker bevestiging afgebroken was en de schokbreker hing tegen de as te rammelen. Op zo’n vlakke asfaltweg kun je de schokbreker wel even missen, dus na hem er af geschroefd te hebben weer verder gereden. Toen bijna donker werd, dus tijd om te stoppen, hielp mijn Jeep daar een handje bij. Tijdens de drie weken onverhard rijden had ik geen last gehad van brandstofpomp problemen, maar nu na ongeveer 100 kilometer asfalt begon mijn Jeep weer te stotteren. Ik kon nog net een geschikt kampeerplekje halen en toen we de tent opgezet hadden wilde ik de brandstofpomp open gaan maken omdat er waarschijnlijk weer een vuiltje in zat wat de problemen veroorzaakte. Voor de zekerheid probeerde ik hem nog even, en toen merkte ik dat de pomp helemaal niet draaide. Ik rommelde wat aan de draadjes en toen draaide hij weer. Het leek op een draadbreuk of een slecht contact in de pomp, want met het buigen aan de draadjes die de pomp in gingen kon ik hem aan en uit zetten. Ik sleutelde de pomp er onder uit en maakte hem open. Toen ik de pomp open had vond ik tot mijn grote verbazing geen draadbreuk, maar twee versleten koolborstels. Een pomp van drie maanden oud, waarvan de koolborstels versleten zijn, het moet toch niet gekker worden. Ik zat nu wel met een probleem, waar haal je midden in Mongolië een paar koolborstels vandaan? Na een poosje piekeren bedacht ik dat ik nog wat dynamo onderdelen bij me had, met misschien nog wel een paar oude half versleten koolborstels er bij. Ik pakte mijn bagagekist uit en inderdaad, er zaten nog een paar koolborstels in die ongeveer twee keer zo dik waren, maar na een poosje vijlen, pasten ze in de benzinepomp. Ik schroefde hem weer in elkaar en hij draaide weer. Inmiddels was het eten klaar, dus ik besloot om hem er de volgende morgen maar onder te zetten. Het leek weer een koude nacht te worden, dus Herman liet het koelsysteem van zijn Jeep weer aflopen. Het bleek achteraf niet nodig te zijn, meer dan een graadje vorst werd het niet. Toen na het ontbijt de pomp weer gemonteerd was en het koelsysteem weer gevuld konden we weer vertrekken. De eerste kilometers weg waren nog prima, maar toen kwamen we langs een bordje dat we niet konden lezen, maar daarna werd de weg hopeloos slecht. Een woestijnpiste reed nog veel beter. Door de slechte weg ging de gemiddelde snelheid natuurlijk flink omlaag, zodat we pas aan het einde van de middag in Ulan Bator aankwamen. We gingen eerst naar de Pinautomaat, want we zouden wel bij moeten betalen voor het verlengen van de visa en daarna naar het reisbureau. Toen we daar kwamen was de deur al dicht, maar er kwam een meisje aan gelopen wat de deur open deed en onze paspoorten tevoorschijn haalden. We bekeken ze en er zat inderdaad een visum voor China en voor Laos in, maar geen verlenging en geen documenten voor een auto in China. Het meisje kon geen woord Engels en de man die we drie weken eerder gesproken hadden was er niet. We namen de paspoorten maar mee en liepen een poosje te twijfelen wat te doen. We liepen nog een ander bureautje binnen en vroegen of onze visa nog verlengd konden worden. De man twijfelde en raadde ons aan de volgende dag zelf maar naar het ministerie van buitenlandse zaken te gaan. De hele avond zaten we de mogelijkheden te bekijken wat we konden doen. We hadden gehoord dat je een gids moest hebben in China en ik had daar op internet ook wel eens wat over gelezen. Om dat te regelen, hadden we natuurlijk tijd nodig, dus dan zou ons visum verlengd moeten worden. Een andere mogelijkheid was om via Kazachstan naar China te gaan, dan zouden we eerst in Ulan Bator een Kazachstan visum moeten regelen, maar dan zou ook eerst ons Mongolië visum verlengd moeten worden. Als dat verlengen niet kon hadden we nog drie dagen om Mongolië uit te komen. We zouden dan naar Rusland kunnen gaan, want daar hadden we nog een visum voor. Zo zaten we alle mogelijkheden door te nemen, maar van alles was het nadeel dat het tijd kostte en het was eind september al erg koud en dat zou snel nog erger worden. Toen kwamen we op het principe van onze reis, niet veel plannen en zien waar het schip strand. We hadden tenslotte een visum voor China en nog drie dagen tijd. In drie dagen was het met een beetje goede wil mogelijk naar China te rijden. Als je dan voor de grens staat kun je altijd proberen of je met de auto naar binnen mag. Als dat niet kan kun je de auto altijd laten staan en proberen vanuit China te regelen dat de auto’s naar binnen mogen. Als laatste mogelijkheid kun je dan ook nog in Peking een nieuw Mongolië visum gaan halen om weer door Mongolië terug te gaan naar Rusland. Rond middernacht hadden we ons besluit genomen, we zouden naar China rijden en wel zien wat er zou gebeuren. We namen nog een biertje op het besluit en gingen toen naar bed om tijdens de koude nacht te dromen over het nieuwe avontuur. Toen we wakker werden was het nog steeds bitter koud, we namen eerst een ontbijtje en ruimden toen de tenten op. Daarna moest de schokbreker bevestiging van Herman zijn Jeep nog gelast worden, want je kunt zo’n reis niet zonder schokbreker. Toen dat gebeurt was nog even tanken, in het totaal 280 liter en nog wat eten kopen voor onderweg. Om drie uur in de middag konden we vertrekken uit Ulan Bator voor de rit van 650 kilometer naar China. We hadden op de kaart gezien dat de eerste 200 kilometer asfaltweg was en die hoopten we voor de avond nog te kunnen halen. De volgende twee dagen zouden dan lange dagen woestijn piste worden. Na onze eerdere ervaringen met de Mongolische asfaltwegen hadden we er niet zoveel vertrouwen meer in, maar deze weg moest wel de trots van de Mongolische wegenbouw zijn. 240 kilometer asfalt, zo glad als een biljartlaken. 3 uurtjes 80 op de cruise control en we waren bij het einde van de asfaltweg. Je zou bijna terug gaan verlangen naar de Nederlandse snelwegen. Na nog 50 kilometer redelijke piste, hebben we de tenten opgezet en hebben we de avond doorgebracht met eten koken en verslag schrijven. De volgende morgen in de kou de tenten opgeruimd en begonnen aan een rit door de Gobi woestijn. Het navigeren was eenvoudig, want we reden op met de spoorlijn.

De pistes waren redelijk tot slecht. Op sommige stukken kon je 70 rijden, maar op andere stukken moest het een stuk rustiger. Het was zwaar voor de Jeeps, maar ze bleven het redelijk doen. Ik had wel weer de eerste scheuren in het chassis ontdekt, maar die moesten nog maar even blijven zitten. We wilden ’s middags nog even internetten om de mensen thuis te laten weten wat we aan het doen waren. We waren goed op tijd in de provincie hoofdstad. Om drie uur al, maar op het postkantoor werd ons meegedeeld dat er op het moment geen internetverbinding was. Pas om vijf uur zou het weer gerepareerd zijn. Op die manier zouden we alle voorsprong op ons schema weer verliezen, dus na het tanken zijn we maar verder gereden. We zijn gestopt op zo’n 150 kilometer voor de Chinese grens. Deze keer bij licht de tenten opgezet en een rustige avond gehouden. De laatste 150 kilometer waren de wegen niet best, maar toch waren we om vier uur in de middag in de grensplaats. Onder grote belangstelling van de plaatselijke bevolking de Jeeps weer volgetankt en daarna nog even richting grens gereden. Naar de grens zijn ze bezig met een prachtige asfaltweg. Te zijner tijd, waarschijnlijk voor de Olympische spelen van 2008 in Peking, zal de grens wel gewoon open gaan voor auto’s. We zijn nog niet direct naar de grens gegaan, we hebben de tent buiten de stad opgezet en hebben een lekkere zondagavond genoten.

Sinds lange tijd konden we naar huis SMS-en, want via een Chinese provider hadden we weer bereik met de telefoons. Op maandag hebben we eerst uitgeslapen en gewassen en toen zijn we naar de grens gereden. Het vrouwtje aan de poort wilde ons niet binnen laten. Ze sprak nauwelijks buitenlands, verder dan "China No" kwam ze niet. We hadden ons er al mee verzoend om terug te gaan rijden en we namen vlak bij de grens een kopje koffie. Er kwam een jongen bij onze Jeeps kijken en die zei, "on Monday China is closed". Waarop ik hem vroeg wanneer het dan wel open was. Hij schreef in het stof op de Jeeps Tuesday 9:00. Dat gaf weer enig perspectief. Ik peuterde mijn kalender uit de daktent en daarmee gingen we weer richting grenspost. We kwamen er nu niet, want we werden al eerder tegen gehouden door soldaten. Die bevestigden ook dat vandaag "China closed" was, maar morgen "China open". We besloten om dus toch maar een dagje in de stad te blijven. We vonden zowaar op het postkantoor nog een internet computer, waarmee we een paar uurtjes zoet waren. Daarna reden we terug naar hetzelfde plekje en zetten de tenten weer op. De volgende morgen ruimden we alles weer op en reden weer naar de grens. Er stond nu een flinke rij, met voornamelijk Uaz 4x4’s en taxi busjes. Wij gingen ook maar in de rij staan en wachtten af wat er zou gebeuren.

Toen we vlak bij de eerste slagboom waren kwam er een militair naar ons toe, die ons in goed Duits vertelde dat we per auto 18 dollar moesten betalen. Hij reed voor ons uit naar het stadhuis en daar kregen we na betalen een kwitantie waarmee we door de eerste slagboom konden. We werden nog even begroet door de burgemeester, die ook vloeiend Duits sprak en we konden toen weer naar de grens. Bij de grens mochten we toen inderdaad door de eerste slagboom en voor de volgende slagboom sloten we weer aan in de rij. Toen we na een paar uur vlak bij de slagboom waren, kwam er een militair in onze paspoorten kijken. Ze zag natuurlijk dat het visum verlopen was en ze haalde er een collega bij. We werden uit de rij gehaald en hij gebaarde dat ik mijn bijrijders stoel leeg moest maken. Nadat hij, met mijn handdoek, de stoel helemaal schoon gemaakt had om zijn pak niet vuil te laten worden stapte hij in. Zonder te antwoorden op de vraag wat het probleem was, eigenlijk helemaal zonder een woord te zeggen wees hij hoe ik moest rijden en uiteindelijk kwamen we bij het militaire hoofdkwartier. We stapten uit en hij gebaarde dat we bij de poort moesten wachten. Hij zei nog wat tegen de bewaker bij de poort, daarna stapte hij weer in een Uaz en ging hij weer. Wij verwachtten dat we wel opgehaald zouden worden, maar er gebeurde niets. Na een uurtje ging er een loketje open en allerlei mensen kwamen aan rijden en haalden een formuliertje op. Er waren verschillende auto’s bij die we ook aan de grens gezien hadden dus we dachten dat wij misschien ook wat bij dat loketje moesten. We staken onze paspoorten naar binnen, maar verder dan "I don’t know" en "wait a moment" kwam het vrouwtje achter het loket ook niet. Wij wachtten dus maar weer wat er verder zou gebeuren. Aan het einde van de middag, na vier uur wachten, ging het loketje dicht. We probeerden nog een keer te horen wat we moesten doen, maar het loket werd voor ons dichtgedaan. Ik haalde mijn hand die ik er tussen had uiteindelijk maar weg, want ik had geen zin om opgepakt te worden. We besloten nog maar een keer naar de grens te rijden om daar nog eens te horen. De rij was nu weg, dus we konden direct doorrijden tot de laatste slagboom. Toen we daar een poosje stonden kwam de Duits sprekende officier weer naar ons toe. Hij vertelde ons dat er een probleem was omdat ons visum verlopen was. Hij vertelde dat we de volgende dag op het station ons visum konden verlengen en dan naar de militaire basis moesten gaan. Hij vertelde ook nog dat alle auto’s die China in gaan aangemeld moesten zijn. Wij hadden dat niet gedaan, maar hij zou kijken wat hij voor ons kon doen. Als we ons visum verlengd hadden moesten we naar de basis komen en hij schreef wat op een briefje wat we dan daar moesten laten zien. We waren al lang blij dat er op het einde van de dag toch nog weer wat hoop gloorde. We gingen nog even kijken waar het station was en vlak daar bij zagen we een hotel. Een nachtje in een hotel leek ons lekkerder dan weer een nacht in de woestijn, dus we namen een kamer. Voor een redelijke prijs, ongeveer 15 euro een luxe kamer met bad en toilet. Helaas geen warm water, maar je kunt niet alles hebben natuurlijk. Na een lekkere nacht in het hotel gingen we om half tien naar het station.

Het kantoortje waar we moesten zijn was nog dicht, er liep alleen een schoonmaakster. Er zaten buiten nog een paar mensen te wachten, dus we dachten dat het wel snel open zou gaan. Het was gelukkig lekker weer en we zaten lekker in de zon, maar er gebeurde weinig bij het kantoortje. Op een gegeven moment kwam er een soldaat, die bij de deur ging staan, maar verder gebeurde er niets. Af en toe kwam er iemand proberen of het kantoor open was, maar die kwamen steeds snel weer naar buiten. In de loop van de middag kwam er een jongen naar ons toe die ons de vorige dag in de rij had gezien. Hij vroeg waar de auto’s waren en of er problemen waren. Hij kon een paar woorden Engels, dus ik vroeg of hij aan de soldaat kon vragen wanneer het kantoor open ging. We liepen naar het kantoor en de soldaat wilde mijn paspoort zien. Ze stonden wat te praten, maar echt duidelijkheid kreeg ik niet. Toen we weer buiten waren wist hij nog geen openingstijd, maar hij zei wel dat een beetje geld wel zou helpen. In smeergeld praktijken hadden wij nog geen zin, dus we wachtten maar weer. Het werd steeds later, en we besloten om de hotelkamer nog maar een nacht te gaan boeken. Toen we terugkwamen bij het kantoor probeerde ik de deur nog een keer en ik mocht naar binnen. Er zaten nog een paar mensen en ik liet het briefje zien wat ik de vorige dag van de Duits sprekende officier gekregen had. Er werd even gebeld en toen werd gezegd dat we bij de grens een nieuw visum konden halen. We haalden een auto en reden naar de grens. Ik liet daar het briefje weer zien, het bleek dat er een naam op stond en die persoon was niet daar, maar op de basis. We reden weer naar de basis en lieten het briefje weer zien. Na een poosje kwam er een militair die een beetje Engels sprak en die vertelde dat er op de grens een kantoor van de immigratiedienst was waar we een visum konden krijgen. Wij weer naar de grens. We mochten nu overal zo doorrijden en werden al in de rij naar China gezet. Dat was nu ook de bedoeling weer niet en uiteindelijk kwamen we in het kantoor. We konden tien dagen tijd krijgen om het land uit te komen, we kregen wel een boete van 90 dollar per persoon omdat ons visum verlopen was. We konden weinig anders dan dit accepteren, en een kwartiertje later hadden we weer een geldig visum. We hadden het wel gehad voor die dag en gingen terug naar het hotel. ’s Avonds aten we lekker in de stad, voor drie euro een lekker maal met een paar glazen bier. Na weer een lekkere nacht in het hotel vertrokken we nu definitief. We gingen naar de militaire basis en lieten daar ons briefje weer zien. De naam op het briefje bleek van de militair te zijn die ons al eerder te woord gestaan had. Hij vertelde dat de auto’s wel een probleem zouden zijn, maar dat we het mochten proberen. We reden naar de grens en na een paar formaliteiten kregen we ons uit stempel op het visum en mochten we Mongolië uit. We reden naar de Chinese grenspost en daar werden we voor het hek tegen gehouden. De soldaten konden we echt niets aan het verstand brengen, dus we bleven maar wachten. Na een poosje kwam er één van de soldaten met een Chinese toerist die wel Engels sprak naar ons toe. We konden nu onze plannen vertellen. We moesten wachten, in de middag zou hij het aan zijn superieuren melden. In de middag kwamen er een paar hogere militairen naar ons toe. Eén van hen sprak een beetje Engels en vertelde ons wat we eigenlijk al wisten. Auto’s mogen alleen China in als het georganiseerd is, met een gids. Als we de auto’s achter lieten in Mongolië mochten we met de bus of trein China in, geen probleem. Wij probeerden nog of we de auto’s niet daar op het douane terrein konden stallen, maar daar was geen sprake van. Ook probeerden we het nog met het probleem dat ons visum al afgestempeld was en dat we niet terug konden. Maar ook daar hadden ze een antwoord op. Bij de Mongolische post was een immigratiekantoor en daar konden we een visum krijgen. Er restte ons dus niets anders, dan de Jeeps te keren en terug te rijden. Op de Mongolische grens waren ze heel schappelijk, we hoefden geen nieuw visum te kopen, ze zetten een kruis door het uit stempel, met een handtekening erbij en we konden weer gaan. We reden naar een plekje buiten de stad en zetten een kop koffie.

 We moesten dus terug rijden naar Rusland. We realiseerden ons toen, dat door de soepele houding van de douane we nu maar 8 dagen hadden om terug te gaan naar Rusland en een visum voor Kazachstan te regelen. Als we een nieuw visum hadden moeten kopen, hadden we weer 30 dagen gehad en hadden we door Mongolië naar Kazachstan kunnen rijden. We konden nu niet veel anders doen dan zo snel mogelijk terug rijden. We reden nog 70 kilometer en zetten toen de tenten weer op. Het werd weer een koude avond, dus we besloten dat we in het vervolg zouden proberen hotelletjes te vinden. Het is hier heel goedkoop en veel comfortabeler. Een ander voordeel is dat je de tenten niet op hoeft te zetten en af te breken, zodat je langer kunt rijden. Onderweg op een gladde piste klapte er opeens een achterband van Herman’s Jeep. Een stuk ijzer wat in het zand lag had een grote winkelhaak in de zijkant van de band gesneden, gelukkig was het de eerste keer dat zoiets gebeurde, dus er waren nog reserve banden voorhanden. Na het monteren van een ander wiel, wat bijna allemaal door een toevallig passerende Mongool gedaan werd, die elke keer het gereedschap uit onze handen trok, konden we weer verder.

Toen we tegen de avond stopten hing er bij mijn Jeep weer een schokbreker los, dat moest dus ook weer gelast worden voor we verder konden rijden. De volgende morgen begonnen we dus maar met de reparatie van mijn schokbreker bevestiging. Bij inspectie bleek dat er bij Herman's Jeep ook één op afbreken stond, dus die hebben we ook gelijk maar mee gepakt. We hadden nog twee dagen door de woestijn rijden voor de boeg. Inmiddels waren we er wel handiger in geworden, dus we konden lekker opschieten. We reden weer langs de spoorlijn, dus de goede richting was weer eenvoudig te vinden. De eerste grote plaats lag op tweehonderd kilometer en ondanks de vertraagde start haalden we de plaats toch. We wilden daar een hotelletje nemen, maar helaas waren de twee hotels die er waren vol. We moesten dus toch weer kamperen. Na een koude winderige nacht in de woestijn konden we weer verder rijden langs de spoorlijn. Midden tussen de steden in kwamen we opeens een camper tegen met een aanhanger er achter, Er zat een Frans kenteken op en we waren erg benieuwd wat de reden was om hier met een camper te rijden, dus we stopten. Hij stopte ook en we werden uitgenodigd voor een kop koffie. Het echtpaar wat er in zat was op weg naar Cambodja om daar te gaan wonen, in de aanhanger zaten de spullen die ze mee wilden nemen. Ze combineerden de verhuizing met een wereldreis. Ze hadden ongeveer dezelfde reis gemaakt als wij. Zij moesten ook door China, maar hadden het wel helemaal vanuit Frankrijk geregeld. Voor 4000 dollar hadden ze een Chinees rijbewijs, Chinese kentekenplaten en een gids die ze door het land zou leiden. Zij hadden alle tijd, maar wij moesten weer verder, dus na de koffie namen we weer  afscheid en reden verder richting de asfaltweg naar Ulan Bator.


 

's Avonds kwamen we aan bij het stadje aan het begin van de asfaltweg. We vonden nu wel een goedkoop hotelletje waar we voor 5 euro een kamer konden huren en in een restaurantje konden we lekker eten en drinken voor 4 euro. Daar kun je bijna zelf niet voor koken. De hele avond zaten we te praten hoe we onze reis nu verder moesten vervolgen. We wilden naar het zuiden, maar dan zat China in de weg. Ook al zouden we het kunnen regelen was 4000 dollar wel een hoop geld, maar om China heen rijden is heel veel kilometers en dan duurt het nog heel lang voordat we in de warmte zitten. Zuidoost Azië en Australië waren in ieder geval opeens weer heel ver weg. We kwamen er niet uit en besloten er nog maar een dagje over na te denken tijdens de rit over de perfecte asfaltweg naar Ulan Bator.