Ethiopië en Soedan.

De eerste indruk van het Ethiopische deel van Moyale was enorm verschillend van de Keniase kant, het leek wel een beetje op India. Een drukke straat met heel veel mensen er op. Tot onze verrassing wel een geasfalteerde weg en dat zou volgens zeggen door heel Ethiopië zo blijven. Toen we uit het stadje waren konden we zien hoe het Ethiopische platteland er uit zag. Als je aan Ethiopië denkt, zie je droge woestijnen en hongersnood, maar dat zal wel een ander deel van Ethiopië zijn, want hier was alles doornat en weelderig groen. Toen we een kilometer buiten het stadje waren vonden we het tijd voor een koffiestop. We konden dan ook de grensdocumenten en dergelijke weer netjes in de kluizen stoppen. Ik miste alleen het Lonely Planet boek, dat was waarschijnlijk op het douane kantoor blijven liggen. Het zou wel erg lastig zijn als we het kleine beetje informatie wat we bij ons hadden over de landen die we nog te gaan hadden ook moesten missen, dus ik ben toch maar even terug gereden. Het boek was al keurig opgeborgen in de kast. Er zat een briefje met onze namen op, maar nu herkenden ze me nog wel dus ik kreeg het zonder legitimatie mee.

Het bleef regenachtig en dan is rijden altijd de prettigste bezigheid. Het was nog vroeg dus we besloten om te proberen Awasa te halen. Awasa is een plaatsje op zo'n vijfhonderd kilometer van de grens, maar over asfalt is dat op één dag wel te doen. De Oostenrijkers die we tegen gekomen waren hadden ons een foldertje gegeven van een goed guesthouse annex camping  en als we daar in één dag naartoe zouden rijden konden we daar mooi een dagje rust houden. Een uurtje later werd alweer duidelijk dat zoiets plannen niet werkt. Ethiopië bleek ook een bergachtig land te zijn en zoals in de meeste Afrikaanse landen  is ook hier de gedachte dat de kortste weg tussen twee plaatsen een rechte lijn is en als er dan een berg tussen ligt is de weg maar wat steiler. Normaal is dat niet zo'n probleem, Herman geeft met zijn zescilinder het tempo aan en ik volg wel, soms op wat meer afstand, maar ik kan altijd zo weer naar Herman toe rijden.

Deze keer was het echter anders, er zat totaal geen gang meer in mijn Jeep en het was niet het probleem wat ik eerder wel eens gehad had met de brandstofpomp. Het was wel hoog, tussen de 2000 en 2500 meter, maar als het probleem daar in zat zou Herman er ook last van moeten hebben en die merkte niets bijzonders. Boven op een berg waar ik weer als een slak naar boven was gegaan draaide ik de ontsteking wat vroeger en toen liep mijn Jeep weer een stuk beter. Ik dacht dat de ontsteking wel verlopen zou zijn op de hobbelwegen van de dagen ervoor. Het hielp echter niet zo lang, mijn Jeep begon steeds meer vermogen kwijt te raken. Het kwam goed uit dat we voor de volgende dag een rustdag in Awasa gepland hadden. Als we dat zouden halen kon ik mooi daar kijken wat er aan de hand was. Zo ver kwamen we echter niet, toen ik in een dorpje een keer af moest remmen sloeg mijn Jeep af met een soort ratel uit de motorruimte en ik kreeg hem niet meer gestart. Ik riep door het bakkie Herman terug en zocht het sleeplint maar vast op. het zou wel slepen worden naar een kampeerplekje, want het was al bijna donker en awasa was nog honderd kilometer. Toen ik mijn sleeplint op aan het zoeken was begon ik al te merken dat Ethiopië wat de mensen betreft wel een beetje op India leek. Overal kwamen ze vandaan en keken van heel dichtbij wat ik aan het doen was, ondertussen de drie woorden engels die ze kenden continu herhalend. Herman was er inmiddels ook weer en we maakten het sleeplint vast. Het werd weer snel donker en langs de weg was nergens ruimte om te staan, dus we reden nog een heel tijdje door tot we een grasveldje langs de weg zagen. We parkeerden de jeeps en dachten daar de nacht door te brengen. Het was ook daar al direct weer een drukte van belang, maar toen we in mijn auto in het donker een biertje gingen drinken gingen de mensen langzamerhand weg. Als we het licht weer aandeden waren ze er ook direct weer en ook toen er een auto bij ons stopte. Er kwam een man uit die redelijk Engels sprak en die vertelden dat we beter naar de stad konden gaan die een paar kilometer verderop lag. Het was daar veiliger. Ik voelde er niet zoveel voor, maar Herman vond dat je zo'n advies niet moet negeren en vond het toch beter om verder te rijden. We sleepten mijn Jeep dus weer uit het grasveld en vervolgden onze weg weer. Al vrij snel zagen we een pompstation. Het was wel gesloten, maar we reden toch het terrein op en de gewapende bewaker die er liep, zei direct al dat het geen probleem was als we daar de nacht zouden doorbrengen. Op straat liepen ook weer veel mensen, die veel belangstelling voor ons hadden, maar die werden door de bewaker keurig van het terrein af gehouden. We konden zo nog even rustig zitten bij de Jeeps. In koken had herman geen zin meer, dus we deden het met een biertje en een grote zak chips.

De volgende morgen toen we wakker werden was het pompstation wel open en konden de mensen ook weer het terrein op. Het was dus al snel weer druk rond de Jeeps. Toen we de tentjes opgeruimd hadden begon ik te zoeken wat er mis kon zijn met mijn Jeep. Ik controleerde de benzine toevoer en de carburateur, maar dat leek allemaal in orde. Toen de ontsteking, de vonk leek me een beetje zwak, dus ik begon met het één voor één vervangen van de onderdelen van de ontsteking. Het hielp allemaal niet veel, soms leek de Jeep aan te willen slaan, maar echt starten was er niet bij. Ik werd zo langzamerhand helemaal gestoord van alle mensen die mee stonden  te kijken. Ze stonden telkens precies in de weg als je ergens bij wilde en gaven steeds nutteloos commentaar met de drie technische Engelse woorden die ze kenden. Ik was het flink zat en zag geen mogelijkheid meer om mijn Jeep ter plaatse aan de gang te krijgen dus ik vond dat we maar moesten gaan slepen naar de camping die we op het oog hadden. Herman was inmiddels met me eens dat het het beste was, dus ik ruimde alle spullen weer op en we vertrokken. Ik had wel een idee wat het probleem was, ik dacht dat de kleppen niet meer op tijd stonden, maar dat repareren was geen klus die je langs de kant van de weg gaat doen. Je moet dan wel een plekje hebben waar je rustig kunt werken en waar je je spullen kunt laten liggen en we hoopten dat de camping zo'n plekje zou zijn. We schoten niet erg op, want het was flink heuvelachtig en soms moest Herman terug naar de lage gearing om de bergen op te komen met tweeënhalve ton extra aan de trekhaak.

Het was overdag wel een stuk makkelijker slepen en ik had zelfs nog wel wat tijd om om me heen te kijken. Het was weer een mooie rit door het groene Ethiopië. De dorpjes volgden elkaar snel op. De mensen, vooral de kinderen waren erg enthousiast en overal werden we uitbundig toegezwaaid en toegeroepen met de kreet:"Joejoejoejoejoejoejoe", geen idee wat het betekende, maar het klonk wel grappig. Rond een uur of drie kwamen we in Awasa aan. We hadden een kaartje en GPS coördinaten van de camping, dus die vonden we al vlot. Het was nog even flink manoeuvreren om de twee Jeeps op het niet al te grote terreintje te krijgen, maar uiteindelijk stonden ze netjes op het veld, met ruimte genoeg om de motorkap om overal goed bij te kunnen. Het sleutelen lieten we voor de volgende dag, we namen nu een lekker biertje uit de koelkast die volstond met koude flessen. Toen we net aan het biertje zaten kwamen de Australiërs, die we al eerder ontmoet hadden in Nairobi, ook het terrein op rijden. Ook zij hadden de zware weg via Moyale dus volbracht met hun Mitsubishi Pajero. De gastvrouw was een hartelijke Duitse vrouw en haar man een aardige Ethiopiër, die ook goed Engels en Duits sprak. We vertelden van de problemen en hij wist meteen al een goede garage. Ik zei dat ik eerst zelf wilde kijken en dat vond hij heel verstandig.

We sloegen de uitnodiging voor het diner af en kookten zelf een maaltje, het was alleen wel jammer dat het weer ging regenen onder het eten. Na het eten werd het weer droog en zo hadden we toch een lekkere avond. De volgende morgen konden we ontbijten met lekker vers brood, wat we op aanwijzing van onze gastvrouw haalden bij een winkeltje op de hoek van de straat. Na het ontbijt ging ik aan het werk aan mijn Jeep. Ik haalde er een kleppendeksel af en controleerde de timing van de kleppen. Ze gingen zo'n 50 graden te laat open, mijn vermoeden klopte dus. Waarschijnlijk was de distributie ketting zover uitgerekt dat hij over de tanden van het aandrijvende tandwiel heen gegaan was. Na tweehonderd duizend kilometer is dat natuurlijk niet echt vreemd. Het is allen een flinke sleutelpartij om bij de ketting te komen, alle dingen zoals stuurbekrachtigingpomp, waterpomp, compressor enzovoort moeten er af. Als je dan bij de ketting bent ben je er natuurlijk nog niet. dan moet er ook nog wat aan gebeuren. Vervangen is natuurlijk het beste, maar waar vind je in Ethiopië een distributie ketting voor een 1977er AMC 360. Het zou dan wel opsturen uit Nederland worden, maar dan zou onze planning wel in gedrang komen, want we hadden nog maar tien dagen voordat het visum voor Soedan afliep. Ik begon maar te slopen en bedacht ondertussen hoe ik met wat improviseren de ketting weer zou kunnen spannen, zodat ik ieder geval weer door kon rijden. Aan het einde van de ochtend had ik de ketting bloot en hij was inderdaad flink uitgerekt en drie tanden verlopen. Er was nog wel wat ruimte aan de niet trekkende kant voor een soort kettingspanner. Na een poosje kijken en redeneren kwamen we tot de oplossing om een dynamo lagertje te gebruiken als extra geleidingsrol. We dachten dat het niet al te zwaar belast zou worden en dat het wel tot thuis zou kunnen houden. Ik ging aan de slag en aan het einde van de middag had ik de ketting weer gemonteerd met de extra rol. De ketting stond weer keurig strak en de kleppen stonden weer op tijd.

Met een goed gevoel dat we na nog een dagje sleutelen weer verder konden gingen we douchen en daarna eten samen met de andere gasten. Het werd een gezellige avond met de Australiërs en nog een paar Duitse gasten die een fietsvakantie aan het houden waren in Ethiopië. De volgende morgen begon ik alle onderdelen weer aan mijn Jeep te sleutelen. Een kleine tegenvaller was dat de ketting toch nog aanliep tegen het distributie huis, maar na een poosje vijlen was ook dat opgelost en kon ik verder bouwen. Rond een uur of twee kon ik weer gaan proberen de motor te starten. Ik had op het oog de ontsteking een beetje op tijd gezet en met één tik sloeg de motor aan. Nog even de ontsteking echt op tijd zetten en controleren op lekkages en de klus was weer geklaard, we konden weer verder. Herman had zich de afgelopen dagen bezig gehouden met het repareren van zijn lier en nog een paar kleine dingetjes. Toen ook hij klaar was konden we met een voldaan gevoel een biertje nemen. Bij het opruimen zag ik wel de volgende sleutelklus alweer aankomen. Rechtsvoor waren twee veerbladen gebroken, dus daar moest in de komende dagen ook wat aan gedaan worden. We hoefden daar geen onderdelen voor te kopen, want we hadden nog wel wat spullen over van de veerpaketten die we gekocht hadden om Hermans Jeep te repareren, maar het moest wel weer een keer gebeuren. De komende dagen moest ik in ieder geval een beetje rustig aan doen op de slechte wegen. 's Avonds kookten we weer ons eigen maal en maakten we nog de Ethiopia lettertjes voor op de deuren, zodat we de volgende dag weer helemaal up to date konden vertrekken. Er kwamen ook nog twee Duitse motorrijders de camping op rijden.

We maakten direct een praatje en het bleek dat ze uit het Noorden kwamen, via Egypte en Soedan, ze hadden dus waarschijnlijk heel wat interessante informatie voor ons. De volgende morgen spraken we voordat we vertrokken nog uitgebreid met de motorrijders. Ze hadden veel informatie over de route die wij nog te gaan hadden. We hoorden wel dat het over het algemeen een vrij aardige weg was, dus we kregen direct alweer ideeën om alternatieven te zoeken. We vinden het een beetje vreemd dat al die zogenaamde avonturiers allemaal dezelfde goede wegen rijden en ook allemaal op dezelfde plaatsen kamperen. Het is natuurlijk best wel eens gezellig om andere reizigers te ontmoeten, maar het avontuurlijke gaat er op die manier toch wel een beetje af. We kwamen ook nog tot een vorm van ruilhandel waar we nog nooit aan gedacht hadden, wij hadden nog geen kaart van Soedan en zij hadden hem niet meer nodig. Wij konden wel een paar kaarten van zuidelijk Afrika en Tanzania missen en zo waren we allebei geholpen. We namen ook nog voor een paar Euro de overgebleven Egyptische ponden en Soedanese dinars over en toen konden we op pad. In eerste instantie niet zo ver, want we wilden eerst nog in het dorp naar de kapper. Het was precies een half jaar geleden dat we ons in India kaal hadden laten scheren en we hadden inmiddels allebei een meer dan weelderige haardos. Het was nog even zoeken naar een herenkapper, maar uiteindelijk met wat hulp van de straatjongens vonden we er één waar geen lange rij wachtenden zat. De kapper begon met Herman, hij wilde ook gewoon kort geschoren worden, zelfs zijn matje mocht er af, maar de kapper vond dat duidelijk eng. Waarschijnlijk was hij bang dat hij het verkeerd begrepen had, want hij sprak geen woord Engels. Langzamerhand, laagje voor laagje haalde hij uiteindelijk alle haren eraf tot op een paar millimeter na. Al met al duurde het meer als een uur. In tegenstelling tot de kapper destijds in India, was deze man heel precies en hij stopte niet tot alle haartjes tot op de tiende millimeter even lang waren. Bij mij ging het ietsje vlugger, want hij begreep nu wel dat het menens was met het kort scheren, dus uiteindelijk na ruim twee uur waren we onze haren kwijt. Het kostte de enorme som van 10 birr (€0,90), wat we maar verdubbeld hebben, want dat vonden we wel een heel mager uurloon. Na de kapper gingen we nog even een internet café in om het thuisfront te melden dat de telefoon geen bereik had en uiteindelijk pas tegen drieën vertrokken we uit Awasa. Mijn Jeep liep weer prima, ik meende op de achtergrond wel een licht gezoem te horen, maar dat klonk me alleen maar als muziek in de oren.

We hadden gepland die dag naar Addis Abeba te rijden. We moesten daar zijn omdat daar de enige PIN automaten van Ethiopië staan en we wilden onze contante dollars en Euro's nog even bewaren. De weg naar Addis Abeba was prima, maar door alles wat erop liep kon je toch niet erg hard rijden. In en ook tussen de stadjes moest je de hele tijd tussen de voetgangers, ezelskarren, koeien, geiten en wat dies meer zij door manoeuvreren. Het was dus al donker toen we de voorsteden van Addis Abeba bereikten. We hadden van de Duitsers gelukkig GPS coördinaten gekregen van het backpackers hostel waar je ook kon kamperen. Het hostel lag midden in het centrum, maar met behulp van de GPS reden we er feilloos in één keer naartoe.(lekker avontuurlijk hè)  We vroegen ons af hoe zo'n hotel midden in het centrum kampeerruimte had en dat hadden ze ook niet. Maar omdat onze tenten op de auto's zaten mochten we gewoon op de kampeerplaats kamperen, met gebruik van de sanitaire voorzieningen van het restaurant, prima geregeld dus.

Op de parkeerplaats een maaltijd koken zagen we niet zo zitten, dus in datzelfde restaurant aten we een heerlijke hamburger met veel patat en bier voor weinig Birr. De volgende morgen wandelden we Addis Abeba in op zoek naar een PIN automaat. We gingen alle banken af, maar overal zat de PIN automaat binnen en was op zondag de deur op slot, we zaten dus nog steeds zonder geld. Bij de laatste bank stond een jongen die vroeg of we problemen hadden. We vertelden ons verhaal en hij wist te vertellen dat in één van de duurste hotels van de stad een bank zat die open was en waar ze Visa kaarten accepteerden. Hij bracht ons er heen en nadat we door de uitgebreide veiligheidscontrole heen waren kwamen we bij de bank. We hadden alleen geen paspoort bij ons.Na een poosje aandringen accepteerde de man Herman zijn ID kaartje, wat hij wel in zijn zak had. Helaas werd toen om één of andere reden de Visa kaart geweigerd, dus we konden toch nog zonder geld vertrekken. We wisten toen in ieder geval waar we geld konden halen, we haalden de Jeeps op bij het hotel en ik ging met mijn Visa kaart, paspoort en voor in het slechtste geval een pak Euro's de veiligheidscontrole van het dure hotel weer door. Ik liep direct door naar de bank, maar die was tussen de middag een uur dicht, dat werd dus een half uurtje wachten. Om de tijd te doden liep ik een beetje door het gebouw te dwalen en opeens zag ik in een donker hoekje een apparaat staan wat wel een beetje op een PIN automaat leek. Het was gewoon maar een los apparaat, alleen maar een stekker in het stopcontact, maar kennelijk kon het toch met mijn kaartje overweg, want binnen no time kon ik het gewenste bedrag eruit halen. Met een dikke portemonnee konden we dus naar een pompstation om even 250 litertjes benzine te gaan halen. Met alle tanken weer vol reden we de stad uit.

We wilden in Noordelijke richting, maar van borden hadden ze daar kennelijk nog niet gehoord. Zo kwamen we uiteindelijk na een beetje zigzaggen over wat wij dachten grote doorgaande wegen uiteindelijk in Westelijke richting de stad uit. De weg was goed en de omgeving was ook mooi, dus we vonden het niet erg. Er zou vast wel een keer een zijweg komen naar de weg die we we eigenlijk wilden rijden. Het was wel een beetje vervelend dat mijn computer het niet deed, want de enige kaart van Ethiopië die we hadden stond in mijn computer. Na een kilometer of vijftig kwam er inderdaad een zijweg. Er stond zelfs een bord bij waar een naam op stond met 46 kilometer er achter. Ik dacht dat we met 46 kilometer onderhand wel op de goede weg moesten zijn dus we probeerden het. Na ruim 46 kilometer door elkaar gerammeld te zijn op de grove stenenweg, kwamen we bij een grote cementfabriek. De naam op het bord was kennelijk de naam van het bedrijf en de weg hield daar gewoon op. We konden het hele stuk dus weer terug rammelen. Toen we weer bij de hoofdweg kwamen hadden we geen zin om weer terug te gaan naar Addis Abeba. We gingen dus maar verder in westelijke richting. Het was inmiddels al donker geworden en we hadden nog geen idee waar we konden slapen. We reden bij het eerste pompstation wat we zagen het terrein op en vroegen of we daar konden overnachten. Er bleek ook een hotel achter te zijn, dus dat was geen probleem. Tegen een kleine vergoeding konden we onze auto's op de binnenplaats van het hotel parkeren en daar de tentjes opzetten. De andere gasten vielen ons niet lastig, dus we konden daar lekker een maaltje koken en een rustig avondje doorbrengen. Het sanitair was iets minder. Het hok wat het toilet voor moest stellen kon wat stank en hoe het eruit zag de vergelijking met een varkensstal goed aan.

De volgende morgen konden we na een noodgedwongen bezoek aan de "varkensstal" weer op tijd vertrekken. We hadden op een kaartje in de Lonely Planet gezien dat er tweehonderd kilometer verderop een onverharde weg naar het noorden liep. Inmiddels deed de computer het ook weer en ook op de kaart die ik in de computer had stond de weg. Het was geen hoofdroute, dus het was lekker rustig op de weg. Het landschap was mooi, een beetje Frankrijkachtig, dus het werd een lekker vakantie ritje. Door alles wat ook hier weer op de weg liep en door de vele gaten in het asfalt konden we niet erg hard rijden, maar als je maar niet te veel stopt gaan de kilometers toch wel lekker onder je door. Rond een uur of drie kwamen we bij Nekemte, de plaats waar we af moesten slaan in Noordelijke richting. We gooiden de tanken nog maar weer eens vol en sloegen de onverharde weg in. De weg was redelijk goed en ook hier was het landschap weer mooi. Het was een agrarisch gebied met heel veel kleine boerderijtjes. Omdat overal hekken stonden voor de weilandjes en akkers, verwachtten we dat het wel weer lastig zou worden om een kampeerplekje te vinden. Het geluk was deze keer met ons, want een half uur voordat het donker zou worden zagen we een mooi grasveldje zonder hekken, met aan de achterkant een rij bomen.

We parkeerden onze jeeps daar en namen een biertje. Een paar herders kwamen even kijken. Er was ook een oudere man bij en die wees op een grote bult op zijn rug. Waarschijnlijk denken de mensen hier dat elke blanke met een terreinwagen arts is en dus dacht hij kennelijk dat ook wij artsen waren of zo iets, want hij trok zijn shirt uit en liet een gezwel zien ter grootte van een sinaasappel. Toen we duidelijk gemaakt hadden dat we geen artsen waren en dat wij hem er ook niet mee of af konden helpen deed hij zijn shirt weer aan. Even later vertrokken ze weer, achter de koeien aan. We bleven alleen achter en het werd al snel donker. Het was een prachtige plek, volle maan, op de achtergrond allerlei geluiden van krekels vogels en andere beesten en vuurvliegjes die als lichtgevende stipjes door de lucht vlogen. Zoals vaak op dit soort momenten dachten we aan onze overleden vriend Piet. Hij genoot ook altijd van dit soort dingen en het was toevallig ook nog precies een jaar geleden dat we hem voor het laatst gesproken hadden. Het gaf de avond een heel bijzondere sfeer.

De volgende morgen reden we weer verder het onverharde pad uit. Het was een schitterende route door de hooglanden van Ethiopië. In het begin nog veel akkertjes en maïsvelden, maar later een meer bergachtig landschap. Op de kaart stond maar één doorgaande weg getekend, maar op een gegeven moment kwamen we toch echt op een punt waar we links of rechts konden kiezen. Rechtsaf leek het meest waarschijnlijk, dus die richting gingen we in. De weg liep niet volgens de weg op de kaart, maar ging nog wel redelijk de goede kant uit. We probeerden af en toe nog de richting te vragen aan de mensen die langs de weg liepen, maar bij alles wat je vroeg zeiden of knikten ze ja, dus daar schoten we ook niet zoveel mee op. De weg bleef er redelijk veel bereden uitzien en bleef ook redelijk naar het noorden lopen, dus we reden maar door. Na ongeveer 150 kilometer begonnen we af te dalen naar de Abay rivier, de plaatselijke naam voor de Blauwe Nijl, één van de rivieren waar de Nijl uit ontspringt. We zaten op de kaart een flink stuk naast de plek waar een brug stond getekend, dus we maakten ons een beetje zorgen of er op deze weg wel een brug zou zijn. Als dat niet het geval was zouden we de 150 kilometer weer helemaal terug moeten. Het was wel een prachtige route, maar om die weer helemaal terug te rijden zou toch minder zijn. Gelukkig zagen we opeens na een scherpe bocht een mooie brug over de rivier liggen.

Bij de brug was een militaire post. Toen we aan kwamen rijden maakten ze direct gebaren dat we terug moesten. Wij voelden daar niet veel voor, dus we stapten eerst maar eens even uit om daarover te praten. Na een poosje praten viel het allemaal nogal mee. We werden even gefouilleerd op wapens en toen we vertelden dat we die echt niet hadden mochten we verder. Eerst moest er nog iemand meerijden, maar toen ik mijn bijrijderstoel eenmaal leeggeruimd had hoefde dat ook niet meer, waarschijnlijk was de man bang dat zijn broek vies zou worden. Eenmaal over de rivier was het nog ongeveer veertig kilometer naar het plaatsje Bure, dat aan de hoofdweg lag. Bij de hoofdweg aangekomen moesten we nog zo'n 140 kilometer rijden naar Bahir Dar, de plaats waar we wilden overnachten. We konden dat niet meer voor het donker halen, maar de weg er naartoe was een mooie gladde asfaltweg, dus we vonden dat we wel door konden rijden. Na drie uur ontwijken van onverlichte wandelende en overstekende mensen,kuddes vee en allerlei andere zaken die op de weg liepen of reden kwamen we in Bahir Dar aan. Het was een flinke plaats en in het donker naar het hotel met camping zoeken zagen we niet echt zitten. We reden het eerste pompstation op wat we zagen en zoals we al verwacht hadden was daar wel iemand te vinden die ons voor een paar Birr de weg wilde wijzen. Na een poosje zigzaggen door de stad waren we bij het hotel en er was inderdaad ruimte om te kamperen. We parkeerden de Jeeps op een mooi plekje in de tuin en haalden een paar koude biertjes bij de bar. Er waren geen douches op de camping, dat kon in één van de hotelkamers. Deze avond waren alle kamers vol, dus geen douche vrij. Met het stof en de geur van drie dagen wild kamperen zijn we in een donker hoekje van het restaurant maar gaan eten. Het was al laat en de prijs van het eten op de menukaart was zo dat je er zelf nauwelijks voor kon koken. We besloten maar een dagje te blijven staan, we hadden de laatste vier dagen drie keer tot in het donker doorgereden, dus we vonden dat we een dagje rust wel verdiend hadden.

Het werd een lekker dagje op de camping aan het meer. De rust was maar betrekkelijk, want na een paar dagen slechte wegen moesten de Jeeps natuurlijk wel even gecontroleerd en doorgesmeerd worden. Ik moest ook nog de gebroken veerbladen vervangen, maar er bleef toch een redelijke vrije middag over. 's Avonds aten we een lekker traditioneel Ethiopisch gerecht, heel lekker gekruid gehakt met een soort zuur brood, in het gezellig drukke restaurant met heel veel westerse toeristen. De volgende morgen vertrokken we richting Gondar, de laatste echte stad in Ethiopië voor de grens met Soedan. Omdat we toch nog wel één toeristische attractie wilden bezoeken in Ethiopië en omdat we toch het meest geïnteresseerd zijn in mooie natuur, kozen we voor de blauwe Nijl watervallen. De watervallen liggen op dertig kilometer van Bahir Dar in de blauwe Nijl, die verderop in Soedan samen met de Witte Nijl de echte Nijl vormt. Het was een ritje over een redelijke gravelweg, door kleine dorpjes en aan het einde van de weg een waterkracht centrale. Er was ook een Tourist informatie hokje en daar kon je kaartjes kopen. De entree kostte maar drie Euro en je kon met de auto het terrein op. Alleen het laatste stukje naar de watervallen hoefde je te lopen. Een attractie zoals wij het graag zien. Vanaf de parkeerplaats moesten we over de brug linksaf, maar wij namen dat iets te letterlijk en liepen vanaf de brug langs de rivier. Het pad was al snel niets meer en toen we een beetje liepen te zoeken naar de goede route kwam er al snel een mannetje aan die ons de weg wel kon wijzen. Zoals altijd heel vriendelijk, maar uiteindelijk toch alleen maar op geld uit. Hij begeleidde ons naar de waterval en bleef toen natuurlijk om ons heen dralen totdat we hem wat gegeven hadden. Toen hij uiteindelijk ook nog begon te zeuren dat hij onze fooi niet genoeg vond hebben we hem vriendelijk maar dringend verzocht op te krassen. De waterval was de moeite waard, het was natuurlijk geen Victoria Falls, maar toch wel mooi om te zien.

We hadden jammer genoeg de thermoskan koffie in de auto laten liggen, dus zonder bakkie koffie wandelden we weer terug. Op de parkeerplaats weer hetzelfde gezeur om fooien van de parkeerwacht. We waren het direct al zat en dit was nog maar Ethiopië. In Egypte zou dat nog veel erger worden. Na de dertig kilometer gravelweg kwamen we weer op de perfecte asfaltweg van Addis Abeba naar Gondar. De rest van de middag konden we dus lekker opschieten, alleen een enorme stortbui met harde windvlagen zorgde nog voor enige vertraging. Toen we in Gondar aankwamen was het gelukkig weer droog. We hadden twee adressen van hotels waar je ook kon kamperen. We reden eerst wat rond, maar het was een vrij onoverzichtelijk stadje en we konden geen van de twee hotels vinden. Ook hier liepen weer allerlei jongetjes rond die je wel wilde helpen dus uiteindelijk heb ik er maar één in laten stappen om met het hotel te wijzen. Het eerste hotel bleek het top hotel van de stad te zijn. Na een kwartiertje wachten bij de receptie kwam de manager vertellen dat we wel konden kamperen, maar dat er geen douche was en dat het 15 euro per persoon kostte. Dat vonden we veel te veel, dus we zijn weer vertrokken. Onze gids liep er ook nog en ik liet hem weer instappen. Voor de fooi die we hem gegeven hadden wilde hij ons ook wel naar het andere hotel brengen. Het tweede hotel was een stuk beter. Er was een binnenplaats waar we voor zes Euro konden kamperen. Ze hadden geen restaurant, maar we konden wel een paar lekkere koude biertjes kopen. We hadden zelf geen bier meer op voorraad, omdat we de volgende dag naar Soedan zouden gaan en Soedan is een Islamitisch land waar alcohol verboden is. 's Avonds aten we bij een restaurantje in de stad, want de prijzen voor buiten de deur eten zijn in Ethiopië zo laag dat je er zelf niet voor kunt koken.

De volgende morgen vertrokken we goed op tijd. Het was nog ruim tweehonderd kilometer naar de grens en we wisten niet hoe de weg zou zijn. We namen eerst nog de verkeerde afslag en daar kwamen we pas na twintig kilometer onverharde weg achter, dus het eerste uur was alweer verloren. Toen we de goede afslag gevonden hadden bleek de weg niet echt geweldig te zijn. Het werd dus nog een flinke dag rijden om de 220 kilometer te overbruggen. Om drie uur waren we bij de grens. Bij de Ethiopische kant kregen we in de plaggenhut die het immigratiekantoor bleek te zijn ons uit stempeltje. Bij de douane wilden we nog ons carnet af laten stempelen, maar ze hadden daar geen stempel, daarvoor moesten we 35 kilometer terug. Het afstempelen van het carnet hebben we dus maar laten zitten. Gelukkig hadden ze bij de in grens van Ethiopië het stempel al op het uit vakje gezet. Aan de Soedanese kant stopten we bij het eerste kantoortje. Het bleek het immigratie kantoor te zijn en daar kregen we na het invullen van een formuliertje het in stempel in het paspoort. We werden doorverwezen naar het volgende kantoortje. Daar werd door iedereen in onze paspoorten gekeken en uiteindelijk werden we weer naar een ander kantoortje gebracht. In dat kantoortje zat een vriendelijke man, die nog redelijk Engels sprak ook en die begon de auto's in te schrijven en hij stempelde de carnets af. Tussendoor werden er allerlei bonnetjes gemaakt. Uiteindelijk kwam de rekenmachine er aan te pas en we moesten een bedrag van 2700 dinar betalen. We hadden nog geen geld gewisseld, maar ik had een paar dagen eerder van de Duitse motorrijders wat dinars gehad en dat bleken er 3000 te zijn, dus genoeg om het bedrag te betalen. We vonden het wel een beetje vreemd, want ze hadden gezegd dat het ongeveer één Euro waard was en we konden ons niet voorstellen dat we voor minder dan een euro twee auto's konden importeren. Nadat we het bedrag betaald hadden wenste de man ons een fijne tijd in Soedan en vertelde ons dat we eerst nog even een paar honderd meter verderop naar het veiligheids kantoor moesten. Bij het veiligheids kantoor werden er formulieren ingevuld, moesten we een pasfoto afgeven en een vingerafdruk zetten en toen mochten we Soedan in. We wisselden buiten nog onze overgebleven Ethiopische Birren in voor Soedanese dinars. We kregen voor 25 euro aan Birr 4000 dinar, ongeveer evenveel als we van de Duitsers gekregen hadden. We wisten alleen nog niet of we opgelicht werden door de wisselaars of dat onze Duitse vrienden wel heel gul geweest waren. Toen we eenmaal van de grenspost af waren was het al bijna donker, we hebben dus maar snel een kampeerplekje gezocht tussen de maïsvelden.

Helaas moesten we het zonder bier doen, we waren net als een jaar geleden in Iran weer te voorzichtig geweest. We hadden achteraf best een koelbox bier mee kunnen nemen, want onze bagage was ook nu weer niet gecontroleerd. Het eerste stukje van de weg naar Khartoum was nog erg slecht, maar op een gegeven moment haalden we een groep wegwerkers in en daarna werd het een goede asfaltweg. We schoten lekker op en rond een uur of één waren we bij de hoofdweg naar Khartoum. Vanaf daar was het nog zo’n 400 kilometer en we besloten maar te proberen om Khartoum die dag te halen. We zouden dan waarschijnlijk wel in het donker aankomen, maar konden dan in ieder geval een rustige zondag houden. De politieposten die we onderweg tegen kwamen waren niet al te moeilijk, meestal even de paspoorten laten zien en dan konden we weer verder, maar soms ook alleen maar een nieuwsgierig praatje. Het oosten van Soedan was niet mooi, zelfs wel saai te noemen, alleen maar kale vlaktes met akkers. Het was dus niet zo’n bezwaar om er snel doorheen te rijden. Rond zeven uur waren we in Khartoum. In het donker zoeken in een stad valt altijd tegen, maar met behulp van het plattegrondje uit de Lonely Planet hadden we de ”Blue Nile sailing club” in een half uurtje gevonden. We konden daar op het terrein kamperen. Een goed plekje bij een tuin met uitzicht op de Blauwe Nijl. We hadden geen biertje, dus we moesten het met een colaatje doen, maar bij een buitentemperatuur van veertig graden smaakt dat ook prima. We konden daar ook nog een lekkere hamburger kopen, dus het avondeten was ook geregeld.

We maakten in de tuin ook nog een praatje met een Italiaanse reiziger die de hele wereld over aan het reizen was per openbaar vervoer. Toen het een beetje afgekoeld was zetten we de tentjes op en namen we nog een bak koffie. ’s Nachts koelde het nog veel verder af en dat was heel prettig slapen. De volgende morgen deden we rustig aan, ontbijtje en koffie bij de tent en later nog een paar koude cola’s in de tuin bij de Nijl. ’s Middags wandelden we de stad in om te kijken waar de Egyptische ambassade en het visa registratie kantoor waren. In Soedan moet je namelijk binnen drie dagen na aankomst in het land je visum laten registreren. We dachten eigenlijk dat het bij de grens al gebeurd was, maar bij de politie controles onderweg bleek dat niet zo te zijn. ’s Avonds wilde ik nog aan mijn verslag gaan werken, maar de computer die het onderweg weer goed gedaan had kon kennelijk de rust niet verdragen en gaf het na een uurtje alweer op. Ik moest dus weer verder op papier en het verslag op internet zetten zou waarschijnlijk niet meer gaan lukken. Op maandagmorgen gingen we vol goede moed de stad in om te registreren en een Egyptisch visum te halen. Eerst moesten we geld wisselen, in Khartoum is bijna op elke straathoek een PIN automaat, maar die accepteerden vanwege een boycot geen buitenlandse kaarten. We wisselden bij de bank wat Euro’s en gingen daarna naar de Egyptische ambassade om een visum aanvraagformulier op te halen. Er stond een enorme rij, maar bij een mannetje op straat kon je voor een paar dinar de formuliertjes kopen.  Hij vertelde ook dat rond elf uur de rij ongeveer weg zou zijn en dat je dan zo naar binnen kon om de visa op te halen. Het kwam ons prima uit, want we konden dan mooi ondertussen gaan registreren en de formulieren invullen en rond de middag de visa ophalen. Alles zou dan mooi in een dag geregeld zijn. Het liep een beetje anders, waar het registratie kantoor moest zijn werd ons verteld dat het kantoor verhuisd was naar buiten de stad. Er stonden wel taxi’s klaar om ons naar het nieuwe adres te brengen en na een ritje van een paar kilometer kwamen we bij het nieuwe ”alien registration office”. Het was er een drukte van belang en na een poosje zoeken en vragen hadden we het juiste loketje gevonden. We kregen een formuliertje, vulden het in en gingen toen het stempeltje in onze paspoorten halen. Bij het loket vroegen ze waar het stempel van onze verblijfplaats was. Wij wisten nergens van, dus dat stempel hadden we niet. Zonder stempel konden we niet registreren en we konden de ambtenaar en zijn chef niet om praten. We konden dus met onze formuliertjes weer terug naar de Blue Nile Club om een stempel te gaan halen. Overdag was er alleen niemand van de leiding aanwezig, dus dat zou wel lastig worden. Eén van de schoonmakers zei dat de baas om twaalf uur zou komen. Dat zou net op tijd zijn, want het registratie kantoor zou tot één uur open blijven. Ik ruimde mijn tentje vast op, zodat we als het stempel hadden snel weg konden en we wachtten op de baas. Om precies één uur kwam de baas aanrijden. Hij was kennelijk al gebeld, want hij zat al klaar met zijn stempel. Om kwart over één waren we weer op het registratie kantoor, alles was nog in vol bedrijf en de chef keurde nu ons stempel goed. Na betalen van 16500 dinar (€65) kregen we de registratie in onze paspoorten. Omdat we nu toch een auto bij ons hadden reden we nog even naar de stad om nog even langs de Egyptische ambassade te gaan. De inlevertijd voor de formulieren was wel voorbij, maar je weet maar nooit. We hadden deze keer geen geluk en er werd ons verteld dat we de volgende morgen maar terug moesten komen. Na de ambassade gingen we nog even naar een internet café. Er waren een heleboel reacties van Jeepers op de crash in Malawi die we nog even moesten beantwoorden. We hebben zelfs de kosten van de restauratie als sponsoring terug gekregen van één van de leden van de club. Het was heel leuk om te merken dat er zo werd mee geleefd in Nederland.

Na weer een rustig avondje aan de Nijl gingen we de volgende morgen maar weer naar de Egyptische ambassade. We sloten netjes aan in de rij en verbaasden ons weer over hoe er door de rijker uitziende mensen geprobeerd wordt om langs de rij heen sneller aan de beurt te komen. Wij wilden gewoon netjes afwachten, maar na een half uurtje werden we uit de rij gehaald en bij het loket geroepen. Na betalen van 16000 dinar (€63) werden onze paspoorten ingenomen. We konden ze twee uur ’s middags weer ophalen. Een reçuutje of zo iets kregen we niet en onze dinars verdwenen direct in een la, maar we waren in ieder geval snel klaar. De wachttijd tot twee uur vulden we met geld wisselen, internetten en toegangskaartjes kopen voor de piramides van Meroe, die we onderweg in Soedan wilden gaan bezoeken. Na een flinke wandeling vonden we het Soedanes antiquiteiten kantoor, waar de kaartjes te koop zouden zijn. We werden keurig door de portier bij het kantoor gebracht, maar het bleek niet meer nodig te zijn. De regels waren veranderd en nu waren de kaartjes gewoon ter plekke te koop. We hadden ons dus die wandeling kunnen besparen. Het leuke van zo’n wandeling is natuurlijk wel dat je ook nog wat van de stad ziet. Het was bijvoorbeeld heel leuk om te zien hoe de werklui zich verhuren. De timmerman staat bij een koffertje waar een zaag en een hamer uit steekt, de loodgieter bij een koffer met een buigijzer en een soldeerbrander, de elektricien bij een koffer met een lamp en een paar draadjes enzovoort. Ik heb er jammer genoeg geen foto’s van kunnen nemen, want ik had geen verplichte foto permit gekocht. Verder heb ik er niet zoveel rekening mee gehouden, maar met de vele politie op straat heb ik in Khartoum het risico maar niet genomen. Om kwart over twee waren we weer bij de ambassade. De bode stond al met onze paspoorten op ons te wachten. De visa  stonden er keurig in, geldig voor een maand na de afgifte datum. Terug op de camping deden we nog even een snelle controle van de Jeeps, zodat we de volgende morgen snel konden vertrekken. De beheerder kwam nog een praatje maken en daarna hadden we nog een lekker (alcoholvrij) avondje.

De volgende morgen vertrokken we voor de tocht naar Egypte. We hadden een kleine week de tijd, dus we konden het redelijk rustig aan doen. We vertrokken op woensdag en op dinsdag wilden we in Wadi Halfa zijn omdat we gehoord hadden dat op woensdag daar de boot over Lake Nasser naar Egypte vertrekt. Door de grensconflicten tussen Egypte en Soedan is de veerboot bij Wadi Halfa de enige mogelijkheid om met de auto van Soedan naar Egypte te komen. Voordat we Khartoum verlieten tankten we de Jeeps weer eens helemaal vol. De prijs viel niet tegen, ongeveer 60 cent per liter, dus met de gewisselde Euro’s en dollars dachten we de Egyptische grens wel te kunnen halen. We wisten alleen nog niet goed wat we aan moesten met onze gastanken. Die waren inmiddels leeg, dus dat was in totaal 140 liter onbenutte ruimte, terwijl we een lange trip door de woestijn gingen maken. We konden ze wel vol doen met benzine, maar dan moest er eerst nog wel wat gesleuteld worden. We besloten het probleem nog maar een poosje voor ons uit te schuiven, totdat we bij het laatste pompstation op de asfaltweg zouden zijn. Zover hoefde het niet te komen, want toen we een paar kilometer gereden hadden zagen we een groot bord: ”LPG for cars”. Het personeel van het pompstation was mogelijk nog verbaasder dan wij toen we stopten bij de gaspomp. De pomp bleek een Franse aansluiting te hebben dus toen ik mijn verloopnippel opgezocht had, konden we probleemloos onze tanken vullen met LPG van 25 cent per liter.

Zo konden we vertrekken met voor ongeveer duizend kilometer brandstof in de tanks. We wilden die dag naar de piramides van Meroe rijden. Eén van de grootste attracties van Soedan. Tot Meroe was het een goede asfaltweg en we waren er al vroeg in de middag. Een pad naar de piramides was er niet, maar je kon ze al van verre zien dus dwars door de woestijn reed je er zo naartoe. Er was wel een toegangspoort waar we omgerekend tien Euro per persoon moesten betalen. We vonden het wel heel wat geld, maar achteraf was het zeker de moeite waard. De piramides lagen in een prachtig in de ongerepte woestijn. Sommige waren wel iets minder fraai gerestaureerd, maar het geheel in het mooie woestijnlandschap zag er prachtig uit. Het leukste was dat er helemaal geen andere bezoekers zodat je alles ongestoord op je gemak kon bekijken en er geen hekken waren zodat je overal op en in kon kijken. Na een paar uurtjes wandelen hadden we wel genoeg gezien. Bij de poort was inmiddels voor ons een hele souvenir kraam ingericht, jammer voor de moeite, maar wij kochten niets.

We hadden besloten om ergens in de buurt in de woestijn te kamperen. We vonden een mooi plekje onder een boom tussen de zandduinen en we keken onder het genot van een kopje koffie naar de zonsondergang. De plaatselijke bevolking probeerde ook hier weer allerlei souvenirs aan ons te slijten, maar toen we ze beleefd uitgelegd hadden dat we niets kochten omdat we al dat breekbare spul toch niet heel thuis konden krijgen wensten ze ons een goede nacht en gingen ze weer. Na inderdaad een goede nacht, wel met heel veel wind, genoten we tijdens het ontbijt weer van de zonsopgang en daarna vertrokken we weer. We wilden in het stadje Atbara de Nijl oversteken om daarna dwars door de woestijn te gaan rijden. Bij de politie in Atbara werden we zoals gewoonlijk weer aangehouden. We moesten weer ingeschreven worden en deze keer wilden ze ook kopieën van de paspoorten en visa hebben. Die hadden we niet bij ons, dus ging één van de agenten mee de stad in om een kopieermachine te zoeken. De verloren tijd was vervelend, maar het was wel makkelijk dat we nu in een stad waren om wat inkopen te doen en weer te tanken. De politie agent wist ook nog te vertellen dat we beter verderop in Barber de Nijl over konden gaan. We reden dus maar door tot Barber, de plaats waar de asfaltweg ophield. Tien kilometer voor Barber kwamen we weer bij een politiepost. Weer moesten we ingeschreven worden, maar deze keer moest dat op het politiebureau. Weer een agent in de auto om me de weg te wijzen. Het politiebureau was in de stad en na een half uurtje wachten waren ze klaar met de paspoorten. We mochten verder, maar we vroegen eerst waar de veerboot over de Nijl was. Er waren er twee, maar volgens hen was de beste in een dorpje ongeveer tien kilometer terug. Toevallig was het ook vlak bij de politiepost, de vriendelijke agent wilde met alle plezier even meerijden om de afslag te wijzen. Op die manier was hij natuurlijk ook weer op een makkelijke manier op zijn post. Toen we bij het pontje kwamen voer het bootje net weg. Er zat niet veel gang in, dus dat werd weer wachten. We kregen nog een kopje thee aangeboden en na een uurtje kwam het bootje weer terug. Er moesten ook twee vrachtwagentjes mee, maar het paste net.

De boot was wel flink aan de vracht, want aan één kant liep het water over het dek. Het ging gelukkig allemaal goed, dus even later waren we veilig aan de overkant. We waren alleen wel tien kilometer zuidelijker aangekomen dan de plek op de kaart waar de weg de woestijn in zou beginnen. Er liepen wel elektriciteitspalen de woestijn in, ongeveer de goede kant op, dus we begonnen maar de sporen uit te rijden die met de palen meeliepen. Na een poosje hielden de palen op. We waren wel een stuk opgeschoten de goede kant op, maar er was verder geen weg meer te ontdekken. Op de GPS zijn we toen maar doorgereden in de richting van de weg die wel op de kaart stond. Van een weg was geen sprake meer, maar op een gegeven moment kwamen we wel een heleboel sporen tegen die de goede kant op gingen. We probeerden te sporen te volgen, maar op één of andere manier raakten we ze steeds weer kwijt. Met de GPS wisten we wel welke kant we op moesten, we zijn dus maar rustig doorgereden tot een half uurtje voordat het donker werd. Op een vlak plekje zijn we gestopt en hebben we ons kamp gemaakt. We genoten van de schitterende sterrenhemel, op deze plek was echt geen enkel ander licht en als we dan ons lampje uitdeden was het aantal sterren dat je zag onvoorstelbaar.

De volgende morgen zijn we weer in westelijke richting vertrokken, het eerste stuk van de route ging over veel stenen en tussen bergen door. Het was eigenlijk niet te doen. Later werd het iets beter en konden we lekker onze eigen weg zoeken. Na zo’n dertig kilometer zagen we in de verte hoogspanningsmasten. Ze liepen ongeveer de goede kant op en zoals we al verwachtten bleek toen we bij de masten kwamen dat er ook een pad onder de masten mee liep. Het was wel wat minder spannend dan zelf navigeren door de woestijn, maar we moesten de tijd ook een beetje in de gaten houden, dus we besloten de palen maar te volgen. Het landschap en het leuke terreinrijden waren er niet minder om.

De palen bleken naar Merowe te lopen, de plaats waar de asfaltweg weer begon. Van Barber naar Merowe was uiteindelijk een prachtige oversteek van bijna driehonderd kilometer. Om bij Karima, de volgende stad op de route,  te komen moesten we de Nijl weer over. We vonden weer een pontje en konden met het eerste ritje mee. Toen we aan de overkant waren was het alweer tijd om een kampeerplekje te gaan zoeken. We tankten eerst de Jeeps nog weer even vol en toen reden we de woestijn weer in. Een stukje buiten de stad zijn we van het pad afgegaan en hebben we in het ongerepte zand gekampeerd. Van Karima wilden we oversteken naar Dongola. We bleven dan aan de goede kant van de Nijl en hoefden geen pontjes meer te nemen. De woestijn tussen Karima en Dongola bleek prima geschikt om dwars over te steken. Een glooiend zandlandschap met niet al te veel stenen. Er werd een nieuwe weg gebouwd en de meeste auto’s gebruikten die al. Wij vonden het leuker om een alternatieve route te zoeken. We reden stukken van de oude piste, die was af en toe met een paal aangegeven of we reden gewoon op de GPS de goede kant op. Een stukje ten noorden van Dongola kwamen we bij de Nijl. We wilden verder de Nijl volgen en reden door totdat we bij de rivier waren. Dat hadden we beter niet kunnen doen, toen we in de bebouwing rechtsaf geslagen waren kwamen we op een slechte weg tussen de huisjes door. De bebouwing was ononderbroken, er was geen enkele afslag meer te vinden. We reden kilometers over de slechte weg door de aaneengesloten dorpjes die langs de Nijl liggen. Het eerste uurtje is dat wel leuk, door alle dingen die je ziet, maar als het uren duurt en je wilt onderhand stoppen om te kamperen wordt het vervelend. Toen het bijna donker was zagen we eindelijk een paar akkertjes aan de Nijl waar wat ruimte was om te kamperen. Op aanwijzing van een voorbijganger kwamen we uit op een mooi veldje met uitzicht op de rivier.

Het was eigenlijk weer een beetje te laat geworden, dus de ”koude”cola en het eten moesten weer in het donker gebeuren. De zonsondergang en de sterrenhemel waren wel weer schitterend. De volgende morgen bij het ontbijt leek het wel of we op een wandelroute terecht gekomen waren. Alle mensen uit de buurt kwamen langs wandelen. De mensen in deze streek waren uitermate vriendelijk, dus met allerlei goede wensen mee konden we weer vertrekken. We waren bang dat het weer kilometers lang tussen de huisjes door zou gaan, maar we hadden geluk. Na een paar kilometer draaide de weg een beetje van de Nijl af en ging de woestijn in. Jammer genoeg was het niet van lange duur. Er zou volgens de kaart een weg moeten zijn die recht door de woestijn heen liep naar Wadi Halfa, maar die konden we niet vinden en al snel reden we weer door de smalle straatjes in de dorpjes langs de Nijl. Het was gelukkig niet zo dicht bevolkt meer dat de dorpjes aan elkaar vast zaten en tussen de dorpjes was het landschap wel heel mooi. Aan de linkerkant velden met dadelpalmen met de Nijl op de achtergrond en rechts een ruig woestijnlandschap. De weg was wel erg slecht, met heel veel wasbord en plekken met heel diep stof. Ook de volgende afslagen de woestijn in die er zouden moesten zijn konden we niet vinden. We deden diverse pogingen, maar die liepen allemaal op niets uit.

 

Het enige wat we ermee bereikten was dat één van de schroefveren van Herman’s Jeep tijdens het "offroad" rijden helemaal aan stukken ging. We moesten hem onderweg vervangen door een oude, eigenlijk te slappe veer die we nog bij ons hadden. Het voordeel van langs de Nijl rijden is wel dat er plenty mooie kampeerplekjes te vinden zijn. Een uurtje voordat het donker werd vonden we weer een prachtig plekje met uitzicht op de Nijl. Tijdens het aardappels schillen en het colaatje drinken genoten we weer van een prachtige zonsondergang (het wordt eentonig, maar het blijft mooi). De laatste etappe naar Wadi Halfa liep redelijk voorspoedig. De weg was wel weer heel erg slecht, misschien wel de slechtste die we tot dan toe gehad hadden. De snelheid op de stukken wasbord was in ieder geval de laagste die we tot dan gereden hadden.

Het laatste stuk liep de weg wel rechtstreeks in de richting van Wadi Halfa en door af en toe stukken naast de weg door het zand te rijden konden we toch nog aardig opschieten. Ook het landschap was weer schitteren en zo waren we na een lekkere dag door de woestijn rijden voor het donker bij Lake Nasser, het stuwmeer waar Wadi Halfa aan ligt en waarover we met een veerboot naar Egypte zouden gaan. We hadden nog geen zin om de stad in te gaan, dus we maakten ons kamp op een plekje aan het water. Ook hier werd het alweer vroeg in de avond fris, zodat we weer op tijd op bed lagen. Op dinsdag reden we de laatste kilometers naar Wadi Halfa. Het was een vrij rustig stadje, er hing eigenlijk een heel relaxte sfeer. Na wat rondrijden vonden we de haven. Er was niet veel activiteit, maar er stond wel een Belgische Toyota Landcruiser buiten de poort. We hadden al gehoopt dat er nog andere overlanders met dezelfde boot mee zouden gaan en het zag er naar uit dat het inderdaad zo zou zijn. We liepen het haventerrein op en er werd geroepen dat Mister Mazar de persoon was die we moesten hebben. Toen we verder liepen wilden ze ook onze paspoorten en die lagen nog in de auto’s dus we konden weer terug. Bij de auto’s ontmoetten we Karel, de Belgische chauffeur van de Landcruiser. We maakten snel een praatje. Zijn vrouw was op het haven terrein om de boot te bespreken. Hij wist ook de prijs al 90000 dinar (€400) per auto, dus we wisten direct waar we aan toe waren. Wij liepen ook het terrein op en vonden Joke en Mister Mazar in een kantoortje. We konden met de volgende boot mee en we konden direct betalen. We hadden nog precies genoeg geld bij ons en zo was het ook met onze Belgische vrienden. Eventueel wat geld lenen voor de kosten aan de Egyptische kant,waar we op gehoopt hadden, zou dus niet gaan lukken. Aan de overkant zouden we eerst ergens geld vandaan moeten halen voordat we daar iets konden doen. We hadden alleen dollars en nu moest er in Dinars betaald worden, maar dat was geen probleem. Mazar kon dat wel voor ons regelen en we kregen dezelfde koers als in Khartoum, dus dat vonden we prima. Nadat de auto’s nog even bekeken moesten worden waren de zaken op de haven klaar.

 In de stad konden we op aanwijzing van Mazar nog de personen tickets voor de boot kopen. We kregen daar te horen dat de boot op woensdag of op donderdag zou vertrekken. Voor die dag waren we dus klaar en we besloten samen met onze nieuwe Belgische vrienden een stukje de woestijn in te rijden om te kamperen. Het werd een gezellig avondje. We bleken aardig op dezelfde manier bezig te zijn. Ook zij sliepen in een daktent en ook zij hadden geen dure kampeer uitrusting, maar veel gekregen oude spullen. Een verschil was dat zij alles geprobeerd hadden om rijdend Egypte in te komen. Ze waren een eind gekomen, maar uiteindelijk toch vast gelopen op de bureaucratie in Soedan. Vooral als het gaat om de grens met Egypte, wat een twistpunt is tussen de twee landen. Uiteindelijk zaten we dus toch met z’n vieren op de ”gehate” boot te wachten. De volgende morgen meldden we ons weer bij Mazar op het kantoor. Er was nog steeds onzekerheid wanneer de boot aan zou komen, maar het werd al snel duidelijk dat er die dag niet veel meer zou gebeuren. De passagiersboot was inmiddels wel aangekomen, dus in de stad liepen diverse westerse reizigers die ook moesten wachten tot de auto’s met de vrachtboot aankwamen. Er was die morgen dus veel te praten in de stad. ’s Middags gingen we nog maar eens op de haven kijken, er was wel een vrachtboot aangekomen, want er kwamen steeds volle vrachtwagens van de haven af, maar er stonden nog geen buitenlandse auto’s  op. Het was dus waarschijnlijk onze boot nog niet. Toen we bij de haven kwamen wilde de motor van de auto van Karel en Joke niet meer stoppen. Bij nadere inspectie bleek de V-snaar van de dynamo gebroken te zijn. Kennelijk komt er van de dynamo ook een signaal dat de motor uitgezet kan worden. Nadat Karel de motor af had laten slaan, zijn wij gaan zoeken in onze voorraad. We vonden een eigenlijk een iets te korte en te dunne V-snaar, die we met enige moeite toch konden monteren en daarna werkte alles weer normaal. Inmiddels was Mazar weer langs geweest om te vertellen dat de boot ’s avonds zou komen en dat we de volgende morgen pas terug hoefden te komen. We konden dus weer een plekje in de woestijn gaan zoeken om te kamperen.

We vonden weer een leuk plekje en daar kookte Joke een grote pan spaghetti, waar we met z’n vieren lekker van konden eten. Na de koffie weer op tijd naar bed, want de avonden werden steeds kouder en de laatste fles sterke drank die we nog hadden was de vorige avond op gegaan. De volgende morgen waren we alweer om negen uur present bij het kantoor van Mazar. Helaas hoorden we dat de boot nog steeds niet was aangekomen. Het zou dus wel weer een dagje wachten worden. We doodden de tijd met in de zon zitten en meegebrachte tijdschriften lezen. Af en toe zochten we even contact met Mazar hoe de stand van zaken was. In de middag kwam het bericht dat we naar de haven moesten. Daar aangekomen konden we na een poosje wachten het terrein op. We reden naar de kade waar net een groep andere overlanders van de boot af gekomen was.

Mazar nam de carnets mee en na een poosje wachten kwam een man de chassisnummers controleren. Alles was in orde en na een poosje kregen we de carnets afgestempeld terug. Toen de andere voertuigen weg waren konden wij naar de boot. Net voordat de zon onder ging hadden we de auto’s op de boot geparkeerd. De hele avond was het op de boot nog druk met mannen die het ruim aan het leegsjouwen waren. We hoorden van de bemanning dat het nog lang niet zeker was dat we de volgende dag zouden vertrekken. Er waren problemen met de motor, waardoor de boot ook zo laat was en pas de volgende dag zou er een monteur langs komen. De volgende morgen werd al snel duidelijk dat de boot die dag ook nog niet zou vertrekken. Er was iets aan de hand met de motor en op vrijdag, de rustdag van de moslims zou dat niet gerepareerd gaan worden. Zo was tenminste de lezing van de bemanning. Wij hadden meer het idee dat ze nog hoopten dat het dagje extra wachten nog wat extra auto's op de boot op zou leveren. Het werd dus de hele dag wachten.

Ik bracht de tijd door met proberen of ik mijn computer wat beter kon krijgen en Herman sleutelde aan zijn Jeep. Hij had gezien dat van een motorsteun het rubber los gescheurd was en dat de steun van de versnellingsbak afgebroken was. De hele aandrijflijn lag dus zo'n beetje los. Op deze manier kwamen we de dag aardig door. Aan het einde van de middag bedachten we dat door deze extra dag wachten onze etensvoorraad wel wat krap zou worden. We konden niet meer met de auto van de haven af, dus we besloten om maar naar de stad te wandelen om wat inkopen te doen. Joke had ook wel zin om mee te lopen, dus met z'n drieën wandelden we het haven terrein af. Toen we ongeveer vijftig meter buiten het hek waren werden we terug geroepen door de politie die bij de poort stond. We hadden niet veel zin om terug te gaan en wenkten dat zij aar naar ons toe moesten komen. Ze kwamen niet en ze bleven maar schreeuwen en fluiten, dus uiteindelijk zijn we toch maar terug gegaan. Ze begonnen te vertellen dat we de haven niet af mochten. Wij vonden van wel, want ons visum was nog niet afgestempeld. We werden het er niet over eens en na een poosje ruziën hebben we onze paspoorten terug gepakt en zijn we onder veel geschreeuw en gefluit toch de poort maar uit gelopen. Het was een flinke wandeling naar het stadje en het was wel heel erg rustig overal, we begonnen al te vrezen dat op vrijdag alles wel eens dicht zou kunnen zijn. In de stad bleek inderdaad alles gesloten op een restaurantje en één winkeltje na. Het enige eetbare wat ze in het winkeltje hadden was macaroni en tomatensaus, het was niet echt veel, maar we hadden daarmee in ieder geval weer een extra maaltijd. Brood voor het ontbijt van de komende dagen op de boot was niet te vinden, maar we waren al blij dat we wat gevonden hadden, want we hadden dan tenminste bij de poort van de haven nog iets om te laten zien dat we niet voor niets naar de stad gegaan waren. Bij de poort van de haven was toen we terug kwamen niets meer aan de hand. Iedereen was weer even vriendelijk als normaal en wij konden triomfantelijk de pakken macaroni laten zien als resultaat van onze wandeling. Toen we terug kwamen op de boot gingen Herman en Joke direct aan de slag om eten te koken. Ze hadden net de spullen bij elkaar gezocht toen er iemand van de bemanning kwam dat ze moesten stoppen. Het was al laat en zou al snel donker zijn, dus we konden beter niet meer gaan koken. De bemanning had al voor ons gekookt, even later werd er een lekkere rijstmaaltijd geserveerd. Na het eten werd het alweer snel kouder, dus iedereen ging weer op tijd naar bed.  Op zaterdag was er weer meer leven op de haven, de monteur kwam en in een handomdraai liep de motor van de boot weer als een zonnetje. Alles leek gereed om te vertrekken, maar op het laatste moment vertelde één van de bemanningsleden dat er nog een auto zou komen. Een poosje later werd er een auto met twee chinezen erin de boot op geduwd. Het was een gewone personen auto en hij was flink gehavend uit de woestijn gekomen en de motor liep ook niet meer. Toen Karel en Joke de auto en de inzittenden zagen herkenden ze hen direct. Ze waren ze in Port Sudan al tegen gekomen. De Chinezen hadden ook geprobeerd over land naar Egypte te komen, maar waren daar dus ook niet in geslaagd. Nadat alle auto's een beetje vast gezet waren, konden we vertrekken.

Toen we net onderweg waren, moesten we van de bemanning de daktenten inklappen. Wij vonden het niet nodig, maar het ging niet om de tentjes maar omdat ze er kennelijk last van hadden bij het varen. Al na een paar uur varen waren we bij de grens, de boot legde aan en de douane kwam aan boord voor de paspoort controle. We waren dus al in Egypte, en er waren ook wegen naar die plek maar we moesten toch nog driehonderd kilometer varen voordat we aan land mochten. het blijft een hele vreemde situatie. Tijdens het varen was het op het dek door de wind ijskoud, alleen achter het de kajuit was een plekje uit de wind. We hebben onze tafels en stoelen en de lamp daar dus maar geïnstalleerd en de rest van de trip meestal daar gebivakkeerd. Toen het donker werd kwam de bemanning vragen of ze moesten stoppen, zodat we in de daktenten konden slapen of dat ze moesten doorvaren met als consequentie dat we dan ergens anders een slaapplaats moesten vinden. Wij kozen voor doorvaren, we hadden al genoeg tijd verloren, dus we moesten een plekje op het dek zoeken om te slapen. Het regende toch niet, dus dat was niet zo'n probleem. De eerste uren van de nacht was het meer nog vrij ruw en schommelde de boot behoorlijk, maar later werd het rustiger en iedereen heeft goed geslapen. De zondag ging rustig voorbij, achter de kajuit was het lekker warm, je kon daar lekker in de zon zitten en over het meer uit kijken. Ik kon ook nog een stuk aan het verslag werken, want Joke en Karel hadden een computer bij zich die het nog wel deed.  Aan het einde van de dag kwam Aswan in zicht, maar omdat de douane toch pas de volgende dag weer aanwezig was besloot de bemanning nog maar een nachtje buiten de haven te blijven. Ze legden de boot aan bij een eilandje en bleven daar tot de volgende morgen liggen. We konden nu wel de daktentjes weer opzetten om in te slapen. De volgende dag konden we dan met frisse moed beginnen aan de procedure om de auto's Egypte binnen te krijgen.